ECLI:NL:RBDHA:2013:16092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
AWB 13-20925
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van vreemdeling van Somalische nationaliteit en zicht op uitzetting naar Somalië

In deze zaak gaat het om een vreemdeling van gestelde Somalische nationaliteit die in vreemdelingenbewaring is gesteld met het oog op uitzetting. De vreemdeling betwist de rechtmatigheid van de bewaring en stelt dat er geen zicht is op uitzetting naar Somalië. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat er momenteel 664 Somaliërs zijn die uitgezet moeten worden, maar dat er per maand slechts vier worden geselecteerd voor uitzetting, waarvan vaak maar twee daadwerkelijk kunnen worden uitgezet. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft echter een overeenkomst met de Transfederal Government in Somalië, die het mogelijk maakt om per maand twee Somalische vreemdelingen uit te zetten. De rechtbank oordeelt dat er voor de eiser nog steeds zicht is op uitzetting, omdat er een taalanalyse moet worden uitgevoerd om te bevestigen of hij daadwerkelijk uit Somalië komt. De rechtbank concludeert dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist en dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/20925
V-nr:[V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser]
geboren op[geboortedag]1993, van (gestelde) Somalische nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. E. van der Weijden, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Procesverloop

Op 6 augustus 2013 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 12 augustus 2013 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Op 16 augustus 2013 is de maatregel omgezet naar een bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 20 augustus 2013. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig
A. Mohamud als tolk in de Somalische taal.

Overwegingen

1.
De rechtbank merkt allereerst op dat eiser de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden op zichzelf voldoende zijn om onttrekkingsgevaar aan te nemen.
2.
Eiser heeft onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 10 juli 2013 (ECLI:NL:RBROT:2013:5160) aangevoerd dat gelet op het beperkte aantal Somalische vreemdelingen dat uiteindelijk wordt uitgezet en de grote hoeveelheid Somalische vreemdelingen die in bewaring verblijft, het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Somalië ontbreekt. Er staan 664 vreemdelingen in de werkvoorraad en daarvan zijn er 371 uitzetbaar. Het proces is dynamisch. Er worden per maand vier personen uitgezocht om uitgezet te worden. Er kunnen in beginsel twee personen per maand uitgezet worden. Dan gaat het dus erg langzaam. Er zit ook een kanselement in. Als iemand op die lijst staat, weet hij niet zeker of hij wordt uitgezet. Voor sommigen wordt een interim measure getroffen en die kunnen niet uitgezet worden. Verder zijn er tot nu toe 13 interim measures toegewezen en zijn er vragen gesteld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in verband met de veiligheidsrisico’s in Somalië. Er zijn in juni wel twee personen uitgezet naar Somalië, maar die zijn direct weer terug naar Nederland gestuurd.
3.
Verweerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat met de Transfederal Government in Somalië de afspraak is gemaakt dat er per maand twee Somalische vreemdelingen met gebruikmaking van een EU-staat kunnen worden uitgezet naar Somalië. Via de afdeling Bijzonder Vertrek wordt de vreemdeling op een lijst aangemeld. In beginsel worden de vreemdelingen op volgorde van aanmelding op de lijst bij de autoriteiten aangemeld. Er bestaat nog zicht op uitzetting. De Memory of Understanding (MoU) is op 29 januari 2013 herbevestigd.
Verder is er voor eiser een taalanalyse aangevraagd om duidelijkheid te scheppen waar eiser vandaan komt. Mocht blijken dat eiser uit Somalië komt dan zal eiser op de lijst worden geplaatst. Er zijn geen aanknopingspunten die maken dat voor eiser geen zicht op uitzetting bestaat, aldus verweerder.
4.
De rechtbank overweegt het volgende. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat eerst dient te worden onderzocht, door middel van een taalanalyse, waar eiser daadwerkelijk vandaan komt. Deze taalanalyse zal binnenkort plaatsvinden. Als zeker is dat eiser uit Somalië komt, zal hij op de lijst gezet worden om daadwerkelijk naar Somalië te worden uitgezet. Dan zal opnieuw beoordeeld moet worden in hoeverre concreet zicht op uitzetting naar Somalië bestaat. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel, dat in het geval van eiser vooralsnog niet gezegd kan worden dat het zicht op uitzetting ontbreekt.
5.
Voorts heeft eiser aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. In het voornemen van de afwijzende beschikking van 12 augustus 2013 wordt al gesproken over het instellen van een taalanalyse.
6.
De rechtbank stelt het volgende vast. Op 6 augustus 2013 is eiser in bewaring gesteld en heeft asiel aangevraagd. Op 14 augustus 2013 is de asielaanvraag afgewezen en op 16 augustus 2013 is de bewaring omgezet en heeft er een vertrekgesprek plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek heeft verweerder aan eiser een taalanalyse aangeboden. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat er tijdens de asielaanvraag volgens beleid de uitzettingshandelingen zijn stopgezet. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder gelet op het vorenstaande voldoende voortvarend heeft gehandeld.
7. Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat de toepassing noch de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
5.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Kleiss, rechter, in aanwezigheid van H.C. Hagen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: HH
Coll:
D: C
VK
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.