7.Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd.
In artikel 17, eerste lid, van de Vw 2000 en in artikel 3.71, tweede lid, van het
Vb 2000 worden categorieën vreemdelingen opgesomd die vrijgesteld zijn van de verplichting over een (geldige) mvv te beschikken.
Ingevolge artikel 3.71, eerste lid, van het Vb 2000 wordt de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder l, wordt een vreemdeling van wie uitzetting in strijd met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) zou zijn, vrijgesteld van het mvv-vereiste.
Ingevolge het derde lid kan onze Minister het eerste lid buiten toepassing laten, voor zover toepassing daarvan naar zijn oordeel zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Volgens paragraaf B1/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000) wijst de IND op grond van artikel 3.71, derde lid, van het Vb 2000 de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet af wegens het ontbreken van een geldige mvv als dit leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard (de hardheidsclausule).
Volgens paragraaf B22/3.3 van de Vc 2000 wordt in aanvulling op het bepaalde in paragraaf B1/4.1 de groep vreemdelingen die voldoet aan de voorwaarden van de regeling aangemerkt als bijzondere groep aan wie vrijstelling van het mvv-vereiste wordt verleend in het kader van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 3.71, derde lid van het Vb 2000. Voorts bepaalt die paragraaf dat indien de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden van de regeling en ook overigens niet is gebleken van omstandigheden als neergelegd in paragraaf B1/4.1, de IND de aanvraag afwijst wegens het ontbreken van een mvv.
Volgens paragraaf B22/3.1 verleent verweerder een vergunning aan de vreemdeling die in het kader van de regeling als hoofdpersoon kan worden beschouwd:
a. (…);
b. (…);
c. die zich gedurende de periode van verblijf in Nederland niet langer dan een aangesloten periode van drie maanden heeft onttrokken aan het toezicht van IND, DT&V, COa of de Vreemdelingenpolitie (in het kader van de meldplicht).
De IND neemt aan dat sprake is van niet langdurig onttrokken aan het toezicht indien de vreemdeling, en zijn eventuele gezinsleden sinds 27 juli 2010, bekend is bij de IND, DT&V, COa, Vreemdelingenpolitie (in het kader van de opgelegde meldplicht), of in het geval van alleenstaande minderjarige vreemdelingen voogdijinstelling Nidos, en niet langer dan een aaneengesloten periode van maximaal drie maanden uit beeld is geweest. Indien sprake is van meerdere perioden, alle korter dan drie maanden, waarbij de vreemdeling uit beeld is geweest, werpt de IND dit niet tegen ook al is het totaal aantal drie of meer maanden, aldus de Vc 2000.
De IND verleent behalve aan de hoofdpersoon ook een vergunning aan gezinsleden die op het moment van de beoordeling deel uitmaken van het gezin van de vreemdeling aan wie een vergunning wordt verleend.
Onder gezinsleden verstaat de IND:
- ouders;
- minderjarige broer(s)of zus(sen); of
- meerderjarige broer(s)of zus(sen) die nog onderdeel vormen van het gezin.