In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 november 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden. De minderjarige, geboren in 2005, verblijft feitelijk bij de moeder, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent. De vader heeft zich niet verzet tegen de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de Raad, de moeder, de vader en een gezinscoach aanwezig waren.
De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling ingediend omdat de ontwikkeling van de minderjarige bedreigd wordt door onvoldoende structuur binnen het gezin. Er zijn zorgen over de thuissituatie, financiën en de schoolgang van de minderjarige. De Raad is van mening dat de huidige hulpverlening niet afdoende is en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de hulpverlening te coördineren en de moeder te ondersteunen in de opvoeding.
De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven dat er al positieve ontwikkelingen zijn door de aanwezige hulpverlening. De gezinscoach heeft aangegeven dat zij zich zal richten op de zorg binnen het gezin. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, gezien de problematiek binnen het gezin en het gebrek aan grip van de moeder op de situatie. De kinderrechter heeft besloten de minderjarige onder toezicht te stellen van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden voor de periode van één jaar, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.