Uitspraak
[verzoeker], te [plaats], verzoeker
- 20 september 2013 van
- 3 oktober 2013 van
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 november 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een militair die was geschorst en gerepatrieerd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar het gebruik van verdovende middelen. De verzoeker, werkzaam voor het Korps Mariniers, was sinds januari 2013 op Aruba geplaatst. Na de aanhouding van een collega op verdenking van drugshandel, werd verzoeker verdacht van het gebruik van verdovende middelen. De Commandant MSKSAV schorste verzoeker met onmiddellijke ingang, en de Commandant Zeestrijdkrachten wees hem een functie in Nederland toe.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de mededeling van een officiële opsporingsautoriteit over de verdenking van verzoeker voldoende grond vormde voor de schorsing. De rechter benadrukte dat de schorsing en repatriëring noodzakelijk waren om de integriteit van het militaire ambt te waarborgen, vooral gezien de rol van Nederlands militair personeel in de drugsbestrijding in het Caraïbisch gebied. De voorzieningenrechter concludeerde dat de besluiten van verweerder I en II op goede gronden waren genomen, en dat het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.
De rechter merkte op dat verzoeker, indien achteraf blijkt dat de schorsing onterecht was, recht heeft op schadevergoeding en eerherstel. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.