ECLI:NL:RBDHA:2013:15877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
22 november 2013
Zaaknummer
403330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in erfrechtconflict met betrekking tot de nalatenschap van wijlen [E] en de legaten aan haar kinderen

In deze zaak, die zich afspeelt in het erfrecht, hebben de drie broers [A], [B] en [C] (hierna gezamenlijk aangeduid als [eisers ABC]) een rechtszaak aangespannen tegen [D], de partner van hun overleden moeder [E]. De moeder is op 11 augustus 2010 overleden, en de broers zijn erfgenamen volgens het testament van [E], waarin [D] als executeur en enig erfgenaam is benoemd, met legaten aan de kinderen. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis de stand van zaken in de procedure uiteengezet, waarbij het treffen van een minnelijke regeling tot nu toe niet mogelijk is gebleken. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers ABC] besproken, waaronder de vaststelling van de omvang van de nalatenschap en de legaten, en de verplichting van [D] om een behoorlijke boedelbeschrijving te overleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er conflicten zijn ontstaan over de nalatenschap en dat [D] niet voldoende heeft voldaan aan zijn verplichtingen als executeur. De rechtbank heeft [D] de gelegenheid gegeven om een gedetailleerde boedelbeschrijving te overleggen, inclusief bewijsstukken van activa en passiva per de sterfdatum. Tevens is er een vordering van [C] voor een billijke vergoeding voor werkzaamheden in de pizzeria van zijn moeder, die door [D] wordt betwist. De rechtbank heeft de procedure verwezen naar een rolzitting voor het nemen van akten na tussenvonnis, waarbij beide partijen hun standpunten verder kunnen onderbouwen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

Vonnis van 27 maart 2013

in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/403330 / HA ZA 11-2425 van:
1.
[A],
2.
[B],
3.
[C],
eisers allen wonende te [woonplaats],
toevoegingen nummers [1], [2], [3],
advocaat: mr. R.A.A. Maat,
tegen
[D], gedagvaard als (enig) erfgenaam van wijlen [E],
gedaagde wonende te [woonplaats],
toevoeging nummer [4],
advocaat: mr. T. van der Heijden.
De rechtbank zal de procespartijen hierna ook wel [eisers ABC] en gedaagde [D] noemen. De afzonderlijke [eisers ABC] worden hierna zo nodig aangeduid als [A], [B] en [C].

De procedure

1.1 De rechtbank heeft bij het wijzen van dit vonnis rekening gehouden met de navolgende processtukken, uit welke opsomming ook het procesverloop blijkt:
  • de dagvaarding van 10 augustus 2011, met producties;
  • het herstelexploot van 9 september 2011, met betekening van een kopie dagvaarding en met aanzegging van de nieuwe eerste rolzitting van 28 september 2011;
  • de conclusie van antwoord van 9 november 2011, met producties;
  • het tussenvonnis van 23 november 2011 en het instructieformulier van 24 januari 2012;
  • het proces-verbaal van de eerste comparitie van partijen van 22 maart 2012, met de daarin genoemde akten met extra producties van eisers en gedaagde;
  • de beschikkingen van 27 juni 2012, 26 september 2012, en 2 en 4 oktober 2012;
  • het proces-verbaal van de tweede comparitie van partijen van 19 december 2012, met de daarin genoemde brieven met extra producties van eisers en gedaagde.
1.2 Het treffen van een minnelijke regeling in dit erfrechtconflict is tot dusver niet mogelijk gebleken. De vonnisdatum is nader bepaald op vandaag.

De feiten

2.1 [eisers ABC] zijn broers. Zij zijn de drie kinderen van hun moeder [E], die op 11 augustus 2010 te Delft op 53-jarige leeftijd door suïcide is overleden.
2.2 Gedaagde [D] is de partner van wijlen [E], met wie zij sinds in ieder geval november 2001 samenwoonde, sinds 11 september 2006 een geregistreerd partnerschap zonder partnervoorwaarden had, en met wie zij sinds 1 november 2007 te Delft samen de vennootschap onder firma “Pizzeria Antonio” dreef. Voordien werd de pizzeria te Delft door [E] als eenmanszaak gedreven en werkten haar partner [D] en haar zonen [A] en [B] in loondienst in haar pizzeria. Ook de jongste zoon [C] verrichte werk in de pizzeria, maar niet in loondienst.
2.3 Bij notarieel testament van 12 november 2001 heeft [E] haar partner [D] in geval van haar vooroverlijden benoemd tot executeur van haar nalatenschap en voorts tot haar enig erfgenaam onder de last van legaten aan ieder van haar kinderen of hun afstammelingen, die legaten ieder “ter hoogte van het bedrag van het versterferfdeel in haar nalatenschap berekend als ware zij gehuwd”. Die testamentaire legaten voor haar drie kinderen [eisers ABC] met de daarover verschuldigde testamentaire rente zijn volgens het testament pas opeisbaar in geval van overlijden van haar partner [D], of eerder in geval van (verkort weergegeven) faillissement, surseance, schuldsanering, een huwelijk of een nieuw geregistreerd partnerschap, of een bijstandsuitkering van/voor gedaagde [D]. Hij heeft overigens op 12 november 2001 bij dezelfde notaris te Delft ook een soortgelijk verzorgingstestament doen opmaken ten gunste van zijn partner [E] en ten nadele van zijn kind of kinderen.
2.4 Na het overlijden van [E] op 11 augustus 2010 zijn conflicten ontstaan tussen haar drie zonen [eisers ABC] enerzijds en hun (niet-officiële) stiefvader [D] anderzijds. De advocaat van [eisers ABC] heeft gedaagde [D] buiten rechte twee maal tevergeefs gesommeerd tot (verkort weergegeven) het verstrekken van een behoorlijke boedelbeschrijving van de nalatenschap ter bepaling van de omvang van de drie legaten via een notaris en tot betaling van een bedrag ineens aan eiser 3 [C] als redelijke vergoeding voor het door [C] “jarenlang feitelijk onbezoldigd meewerken” in de pizzeria van wijlen [E]. Tegen betaling van in totaal € 1.495,15 hebben [eisers ABC] eenzijdig een groot deel van de roerende en onroerende zaken uit de nalatenschap van hun moeder laten taxeren door twee taxateurs. [eisers ABC] hebben tot dusver geen beroep gedaan op hun legitieme porties.

De vorderingen

3.1 [eisers ABC] vorderen bij dagvaarding van 9 september 2011 dat de rechtbank bij vonnis (samengevat en met correctie van enkele verschrijvingen):
- zal verklaren voor recht dat de in hun producties 3 en 4 getaxeerde onroerende en roerende zaken onderdeel uitmaken van de nalatenschap van hun moeder [E] en dat aan deze zaken een waarde wordt toegekend van in totaal € 553.420,-;
  • gedaagde [D] zal veroordelen opgaaf te doen van eventuele meerdere activa en passiva van die nalatenschap;
  • daarna zal vaststellen de hoogte van het legaat dat aan ieder der [eisers ABC] toekomt;
  • gedaagde [D] zal veroordelen tot afgifte aan [eisers ABC] van de aangifte en de aanslag successiebelasting, op straffe van een dwangsom;
  • gedaagde [D] zal veroordelen tot betaling aan eiser 3 [C] van een bedrag van € 98.000,- met wettelijke rente;
  • met veroordeling in de taxatiekosten van € 1.495,15 en in de proceskosten.
3.2 Gedaagde [D] voert verweer tegen deze vorderingen. De rechtbank zal hierna bij de beoordeling ingaan op de relevante stellingen van beide zijden.

De beoordeling

De twee formele verweren
4.1 De advocaat van gedaagde [D] voert bij antwoord primair een formeel verweer dat strekt tot niet-ontvankelijk verklaring in de vorderingen, omdat [eisers ABC] gedaagde [D] hebben gedagvaard in zijn hoedanigheid van (enig) erfgenaam van wijlen [E] en niet in zijn hoedanigheid van executeur in haar nalatenschap, met verwijzing naar art. 4:145 BW en naar de vonnissen van drie rechtbanken, gepubliceerd onder de LJN-nummers BR4089, BM9294 en AV7605. De advocaat van [eisers ABC] heeft daarop ter eerste comparitie van partijen mondeling afwijzend gereageerd.
4.2 De rechtbank verwerpt dit eerste formele verweer. Naar het oordeel van de rechtbank betoogt de advocaat van [eisers ABC] immers hoe dan ook terecht dat gedaagde [D] in dit specifieke geval zowel enig erfgenaam van wijlen [E] als enig executeur in haar nalatenschap is. Het gaat derhalve feitelijk slechts om één en dezelfde door [eisers ABC] aan te spreken persoon. Reeds daardoor faalt het beroep op art. 4:145 BW en op de genoemde jurisprudentie. Om praktische redenen kan gedaagde [D] in deze procedure worden aangemerkt als te zijn gedagvaard in zijn beide voornoemde hoedanigheden en in privé. Het beroep op niet-ontvankelijkheid moet in dit geval falen.
4.3 De advocaat van gedaagde [D] voert bij antwoord voorts meerdere malen het formele verweer dat de dagvaarding niet voldoet aan de vereisten van (naar de rechtbank begrijpt) art. 111 leden 2d en 3 Rv, doordat de eisen (petita) in die dagvaarding niet of onvoldoende worden onderbouwd door de vereiste gronden (fundamenta petendi). Zie daartoe de alineanummers 10, 14 en 23 van de conclusie van antwoord. De advocaat van [eisers ABC] gaf desgevraagd ter eerste comparitie van partijen ruiterlijk toe dat de dagvaarding “haastwerk was omdat er een fatale termijn dreigde te verstrijken; de dagvaarding is immers op de laatst mogelijke dag uitgebracht”, daarbij blijkbaar doelend op de fatale termijnen van art. 4:37 BW.
4.4 De rechtbank verwerpt ook dit tweede formele verweer. Indien en voor zover al geoordeeld kan worden dat de inderdaad relatief summiere dagvaarding lijdt aan één van de in art. 111 Rv bedoelde wezenlijke gebreken, heeft de advocaat van [eisers ABC] die eventuele gebreken in het vervolg van de procedure ter beide comparities voldoende hersteld en heeft gedaagde [D] zich aldus ter beide comparities ook daadwerkelijk voldoende tegen de ingestelde vorderingen en hun grondslagen kunnen doen verdedigen.
De vordering van [C] van in hoofdsom € 98.000,-
4.5 De rechtsgrond voor deze vordering kan slechts worden gevonden in art. 4:36 BW, de door de wetgever bedoelde som ineens als billijke vergoeding voor verrichte arbeid door een kind in het bedrijf van zijn overleden ouder gedurende zijn meerderjarigheid zonder daarvoor een passende beloning te hebben ontvangen. Een dergelijke som ineens is ingevolge art. 4:7 BW een schuld van de nalatenschap die door executeur [D] uit de nalatenschap moet of had moeten worden voldaan.
4.6 [C] en [D] waren het er ter eerste comparitie uiteindelijk over eens dat [C] in de pizzeria inderdaad werkzaamheden buiten loondienst heeft verricht. Zij verschilden echter volstrekt van mening over de aard en omvang van die werkzaamheden en over de vraag of [C] daarvoor wel of niet uit de kas van de pizzeria telkens een passende contante beloning heeft gekregen of genomen. Ter tweede comparitie heeft eiser [C] door zijn afwezigheid zonder goede reden niet gereageerd op de nadere stellingen van gedaagde [D] in dat verband. Verifieerbare schriftelijke bewijsstukken in dit verband zijn naar de rechtbank begrijpt niet beschikbaar. Gelet op de gemotiveerde betwisting van een en ander rust de bewijslast op eiser [C].
4.7 Alles afwegende zal de rechtbank aan eiser [C] een laatste gelegenheid geven om bij akte na tussenvonnis zijn vordering van € 98.000,- in hoofdsom alsnog zo concreet mogelijk feitelijk te onderbouwen door in ieder geval zo concreet mogelijk en zo goed mogelijk onderbouwd te stellen om exact welke onbetaalde werkzaamheden op exact welke uren en dagen in de pizzeria het volgens hem gaat in de relevante periode vanaf de dag van zijn meerderjarigheid tot de dag van het overlijden van zijn moeder, en hoeveel een billijk uurloon volgens hem bedraagt. Daarop zal gedaagde [D] nog bij antwoord-akte inhoudelijk mogen reageren, voordat de rechtbank zal beslissen of [C] al dan niet zal worden toegelaten tot het namens hem aangeboden bewijs door getuigen van zijn nu nog zeer algemene, en door de wederpartij betwiste stellingen in verband met art. 4:36 BW.
De vordering van € 1.495,15 taxatiekosten
4.8 Deze vordering is summier onderbouwd en even summier betwist. Vooralsnog ziet de rechtbank geen rechtsgrond voor de bestreden vordering tot betaling van “taxatiekosten die gepaard gingen met de boedelbeschrijving”. Op art. 6:96 BW kan deze vordering naar het voorlopig oordeel van de rechtbank niet worden gebaseerd. [eisers ABC] krijgen een laatste gelegenheid om deze vordering desgewenst nader te onderbouwen of in te trekken bij akte na tussenvonnis. Gedaagde [D] zal daarop bij antwoord-akte desgewenst nog mogen reageren, voordat de rechtbank definitief beslist over deze vordering.
De vordering tot afgifte van de aangifte en de aanslag “successiebelasting”
4.9 Bij akten ter comparities heeft gedaagde [D] de door zijn boekhouder [X] verzorgde aangifte erfbelasting en de nadere onderbouwing daarvan na vragen van de fiscus geproduceerd. De rechtbank neemt aan dat de belastingdienst de aanslag erfbelasting inmiddels heeft vastgesteld of op korte termijn zal vaststellen. De rechtbank zal gedaagde [D] daarom in de gelegenheid stellen om die aanslag erfbelasting bij akte na tussenvonnis zo mogelijk alsnog te produceren ten behoeve van [eisers ABC], of in het andere geval nader toe te lichten waarom die aanslag nog steeds niet is vastgesteld.
De vorderingen tot boedelbeschrijving nalatenschap en vaststelling omvang legaten
4.10 [eisers ABC] hebben recht op en voldoende belang bij de feitelijk (zie ook alineanummer 12 van de dagvaarding) gevorderde behoorlijke boedelbeschrijving van de activa en de passiva van de nalatenschap van hun moeder door of namens executeur [D], zulks ter vaststelling door de rechtbank van de omvang van hun (nog niet opeisbare) legaten. Dat volgt reeds uit de wetsartikelen 4:146 lid 2 en 4:7 BW, in combinatie met de uiteindelijke aanvaarding van die legaten ter eerste comparitie door de drie [eisers ABC].
4.11 De tot dusver aan beide zijden ter beide comparities geproduceerde – en over en weer betwiste - gehele of gedeeltelijke boedelbeschrijvingen en de (grotendeels te) summiere onderbouwing daarvan, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de omvang van de legaten van de [eisers ABC] in rechte vast te stellen, zoals gevorderd.
4.12 Het door [eisers ABC] geproduceerde taxatierapport van de onroerende zaken van de nalatenschap door de VBO makelaar Heus gaat niet alleen uit van een onjuiste peildatum (14 februari 2011 in plaats van 10 augustus 2010), maar omvat ook slechts twee van de drie te taxeren appartementsrechten aan de [straat] nummers [1, 2 en 3] te [woonplaats], die immers door het geregistreerde partnerschap van [E] en [D] alle drie voor per saldo 50% tot de nalatenschap behoren. De door [eisers ABC] geproduceerde eenzijdige taxatie van (een deel van) de roerende zaken door de taxateur Joldersma van “Value & Views” is niet voorzien van het daarin op meerdere plaatsen genoemde beeldmateriaal ter verificatie, en is ook overigens inhoudelijk en formeel wegens haar eenzijdigheid gemotiveerd betwist namens gedaagde [D].
4.13 De door gedaagde [D] ter eerste comparitie geproduceerde aangifte erfbelasting van zijn boekhouder [X] met de nadere onderbouwing daarvan door zijn advocaat ter tweede comparitie vormt in civielrechtelijke zin eveneens een onvoldoende boedelbeschrijving van alle activa en passiva van de nalatenschap per de sterfdatum. Slechts het gezamenlijk banksaldo van de geregistreerde partners [E] en [D] van € 798,- is behoorlijk onderbouwd met verifieerbare bewijsstukken: 50% daarvan en dus € 399,- behoort tot de activa van de nalatenschap. Datzelfde geldt voor het saldo van € 3.406,- van de begrafeniskosten minus de uitkering begrafenisverzekering: € 3.406,- behoort voor 100% tot de passiva van de nalatenschap. Voor het overige zijn de door gedaagde [D] met hulp van zijn boekhouder en advocaat via de aanslag erfbelasting gestelde, maar door [eisers ABC] gemotiveerd betwiste activa en passiva van de nalatenschap onvoldoende voorzien van verifieerbare bewijsstukken per de relevante peildatum. De geproduceerde WOZ-beschikkingen van de drie relevante appartementsrechten gaan uit van de onjuiste peildata van1 januari 2009 in plaats van 10 augustus 2010. De opgegeven fiscaal-economische waarde van het “ondernemingsvermogen” is onvoldoende onderbouwd en onvoldoende verifieerbaar, mist voorts de namens [eisers ABC] getaxeerde inventaris en voorraden van de pizzeria en mist ook overigens verifieerbare activa en passiva per 10 augustus 2010 van de per die datum door het overlijden ontbonden vof pizzeria Antonio, en wijkt daarenboven te sterk af van de in de notariële en civielrechtelijke erfrechtpraktijk gebruikelijke wijze van boedelbeschrijving met alle activa en passiva per de sterfdatum. Voorts behoren ook de vier in de aangifte genoemde uitkeringen levensverzekering in beginsel voor 50% tot de activa van de nalatenschap en de kennelijke meerdere hypothecaire schulden voor 50% tot de passiva daarvan, maar ontbreken verifieerbare bewijsstukken in dat verband.
4.14 Het door de rechtbank benoemen van taxateurs op de voet van het in het testament onder B1 genoemde artikel 679 (lid 2) Rv, komt de rechtbank vooralsnog weinig zinvol en onpraktisch voor, mede gelet op de kosten daarvan en vooral op de verstreken tijd sinds de peildatum van 10 augustus 2010, in combinatie met de mededeling van gedaagde [D] ter tweede comparitie van 19 december 2012 dat hij de pizzeria inclusief het onroerend goed aan de [straat] [3] te [woonplaats] ongeveer drie maanden geleden had verkocht wegens oplopende schulden.
4.15 De verplichting tot het doen opmaken van een behoorlijke boedelbeschrijving met alle activa en passiva van de nalatenschap van wijlen [E] per de juiste peildatum (sterfdatum) 10 augustus 2010 rust op de gedaagde [D] als executeur (art. 4:146 lid 2 BW), temeer omdat hij de nalatenschap als enig erfgenaam zuiver heeft aanvaard en feitelijk tot zich heeft genomen. Hij kan zich daarbij niet verschuilen achter de in dit verband tot dusver ontoereikende werkzaamheden van zijn boekhouder of verwijzen naar zijn eigen gebrek aan boekhoudkundige interesse en/of kennis, zoals door hem ter beide comparities gesteld. Alles afwegende zal de rechtbank aan gedaagde [D] nog een allerlaatste gelegenheid geven om bij akte na tussenvonnis alsnog een behoorlijke en met verifieerbare bewijsstukken onderbouwde boedelbeschrijving van alle activa en passiva van de door hem zuiver aanvaarde en feitelijk tot zich genomen nalatenschap van wijlen [E] te produceren, die boedelbeschrijving gelet op de voorgaande rechtsoverwegingen in dit tussenvonnis en op de inhoud van het proces-verbaal van de eerste comparitie van partijen ditmaal bij voorkeur op te maken door (boedel)notaris [notaris] te [woonplaats], welke notaris volgens productie 2 bij dagvaarding immers al werkzaamheden in deze nalatenschap in opdracht van [D] heeft verricht. [eisers ABC] zullen daar vervolgens bij antwoord-akte nog inhoudelijk op mogen reageren.
4.16 Tot de bij die door gedaagde [D] alsnog bij akte na tussenvonnis te produceren behoorlijke boedelbeschrijving te voegen verifieerbare bewijsstukken moeten in ieder geval op grond van art. 22 Rv behoren een kopie van de WOZ-beschikkingen van de drie appartementsrechten met de huisnummers [1, 2 en 3] per de peildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011: dat zijn dus de drie WOZ-beschikkingen belastingjaren 2011 en 2012, in plaats van zoals nu geproduceerd het belastingjaar 2010 met als peildatum 1 januari 2009. Datzelfde geldt voor verifieerbare bewijsstukken van alle hypothecaire schulden en alle overige activa en passiva van de geregistreerde partners [E] en [D] inclusief hun gezamenlijke toenmalige vof pizzeria Antonio per 10 augustus 2010 en alle vier de tot uitkering gekomen levensverzekeringen van naar de rechtbank uit de aangifte erfrechtbelasting vooralsnog begrijpt € 12.908,-, € 38.571,-, € 68.067,- en € 59.773,-. Ook moet gedaagde [D] dan op grond van art. 22 Rv alsnog produceren een kopie van de in de processtukken bediscussieerde pandovereenkomst van de sieraden van de erflaatster of enig ander bewijsstuk terzake van de aard, omvang en waarde van die verpande sieraden, met een toelichting waarom [D] die kennelijk in vuistpand gegeven sieraden na het overlijden van zijn partner niet tegen betaling heeft opgehaald bij de “pandjesbaas”.
4.17 Bij hun akte na tussenvonnis moeten de [eisers ABC] voorts op grond van art. 22 Rv ter verificatie van hun bestreden stellingen alsnog produceren een ondertekend en goed leesbaar exemplaar van het door hen geproduceerde (maar niet ondertekende, door de fax gedeeltelijk slecht leesbare, en niet van het daarin telkens genoemde beeldmateriaal voorziene) rapport van de taxateur Joldersma van “Value & Views” inclusief al het daarin genoemde beeldmateriaal, bij voorkeur het “rechtgeldig ondertekende originele rapport plus begeleidende CD-Rom” met beeldmateriaal zoals genoemd in de geproduceerde factuur van de hand van [Y] van “Value & Views”. Gedaagde [D] zal daar bij antwoord-akte vervolgens nader inhoudelijk op kunnen reageren.
De voortgang van de procedure
4.18 Gelet op de door beide zijden in deze procedure ten behoeve van de twee gelijktijdig te nemen akten na tussenvonnis nog te verrichten forse hoeveelheid werkzaamheden, zal de rechtbank de procedure nu alles afwegende verwijzen naar de rolzitting van woensdag 26 juni 2013 voor een akte na tussenvonnis aan beide zijden tegelijkertijd, zoals hiervoor per zijde bedoeld in de rechtsoverwegingen met de alineanummers 4.7, 4.8, 4.9, 4.15, 4.16 en 4.17. Een uitstel zal op 26 juni 2013 als hoofdregel niet meer worden verleend.
4.19 Vervolgens zal de rechtbank de procedure verwijzen voor antwoord-akten aan beide zijden tegelijkertijd op een termijn van in beginsel vier weken, dat is dus in beginsel woensdag 24 juli 2013, en daarna op een termijn van twee weken voor uitlaten door beide advocaten zoals bedoeld in art. 2.11 van het landelijk procesreglement.
4.20 In de onverhoopte gevallen van het niet nemen van de hiervoor bepaalde akte(n) na tussenvonnis of van het nemen van onvoldoende onderbouwde akten na tussenvonnis, zal de rechtbank daaraan ten nadele van de desbetreffende in gebreke blijvende procespartij(en) bij eindvonnis die nadelige gevolgen verbinden die zij geraden en gepast acht. Indien beide zijden na dit tussenvonnis alsnog een minnelijke regeling zouden kunnen treffen zodat de procedure zou kunnen worden doorgehaald, moeten beide advocaten dat vanzelfsprekend ook ter eerstvolgende rolzitting van 26 juni 2013 of zoveel eerder als mogelijk berichten.

De beslissingen

De rechtbank:
- verwijst de procedure naar de rolzitting van woensdag 26 juni 2013 voor het nemen van akten na tussenvonnis door [eisers ABC] en gedaagde [D] tegelijkertijd, zoals hiervoor bedoeld en bepaald in alineanummer 4.18, laatste uitstel;
- bepaalt het verdere procesverloop daarna zoals hiervoor vermeld in alineanummer 4.19;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2013.