In deze zaak verzoekt de moeder de teruggeleiding van haar 14-jarige minderjarige kind naar België. De moeder heeft het alleen ouderlijk gezag over de minderjarige en sinds 10 juni 2013 verblijft de minderjarige bij de vader in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van ongeoorloofde vasthouding. Op basis van artikel 13 lid 2 van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering, heeft de rechtbank besloten de terugkeer van de minderjarige te weigeren. Dit besluit is genomen omdat de minderjarige zich verzet tegen zijn terugkeer en een leeftijd en mate van rijpheid heeft bereikt die rechtvaardigt dat met zijn mening rekening wordt gehouden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift. Tijdens de zitting op 12 september 2013 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming was vertegenwoordigd door de heer J. Ekkels. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken.
De moeder heeft verzocht om de onmiddellijke terugkeer van de minderjarige, terwijl de vader verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een ernstig verstoorde verstandhouding tussen de ouders is, wat kan leiden tot een loyaliteitsconflict voor de minderjarige. Daarom heeft de rechtbank besloten dat er een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming moet plaatsvinden om te bepalen of de minderjarige zich verzet tegen de terugkeer naar België en of zijn mening in deze zaak moet worden meegewogen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming.