ECLI:NL:RBDHA:2013:15566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
18 november 2013
Zaaknummer
C-09-542873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van voogdij aan grootmoeder moederszijde wegens onbevoegdheid van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan over de voogdij van een minderjarige, geboren uit een minderjarige moeder en een vijftienjarige vader. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om Bureau Jeugdzorg te belasten met de voorlopige voogdij afgewezen. De moeder, die veertien jaar oud is, en de vader, vijftien jaar oud, zijn onbevoegd tot het uitoefenen van gezag over hun kind, zoals bepaald in artikel 1:246 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de grootmoeder aan moederszijde (mz) bereid is om met het gezag over de minderjarige te worden belast en dat alle betrokkenen, waaronder de grootmoeder mz, de grootmoeder vaderszijde (vz), de moeder en de vader, unaniem van mening zijn dat het verzoek van de Raad moet worden afgewezen.

Tijdens de zitting is gebleken dat de grootmoeder mz in staat is om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen en dat er al een goede oplossing is gevonden voor de verblijfplaats van de minderjarige, die momenteel bij een nicht van de vader verblijft. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de bemoeienis van de Raad en Bureau Jeugdzorg onnodig is en dat de betrokkenen in onderling overleg tot een goede oplossing kunnen komen. De kinderrechter heeft daarom besloten om de grootmoeder mz met onmiddellijke ingang te benoemen tot voogdes over de minderjarige, met alle bijbehorende bevoegdheden.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die tegen de beschikking kunnen worden aangewend. Deze uitspraak benadrukt het belang van de minderjarige en de rol van de grootmoeder mz in het waarborgen van een stabiele en veilige omgeving voor het kind.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 13-8224
Zaaknummer: C/09/452873
Datum beschikking: 25 oktober 2013

Voorziening in de voogdij wegens minderjarigheid van de moeder

(artikel 1:246 jo 1:253q BW)

Beschikkingnaar aanleiding van het op 17 oktober 2013 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (verder: de Raad),
met betrekking tot de minderjarige:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
kind van:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
en
[de vader],
de (biologische) vader,
wonende te [woonplaats].

Procedure

Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 17 oktober 2013 is de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland (verder: Bureau Jeugdzorg) belast met de voorlopige voogdij over de minderjarige van 17 oktober 2013 tot 31 oktober 2013 en is de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder voormelde beschikking, waarvan de inhoud als hier overgenomen dient te worden beschouwd.
Op 25 oktober 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank opnieuw met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • mevrouw E.R.M. Bakker, namens de Raad;
  • mevrouw S.J. Moerman, namens Bureau Jeugdzorg;
  • de moeder;
  • de (biologische) vader (verder: de vader);
  • de grootmoeder moederszijde (mz);
  • de grootmoeder vaderszijde (vz).

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt ertoe Bureau Jeugdzorg te belasten met de voorlopige voogdij over voornoemde minderjarige met vaststelling van alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen.
De Raad heeft verzocht de termijn te bepalen op 12 weken.
De grond voor het verzoek is gelegen in de omstandigheid dat de moeder minderjarig is en dat zij bovendien heeft aangegeven niet voor de minderjarige te willen zorgen.

Beoordeling

Mevrouw Bakker heeft het verzoek ter terechtzitting gehandhaafd. Zij heeft aangegeven dat een periode van twaalf weken nodig is om een neutrale persoon te laten onderzoeken hoe de voogdij van de minderjarige moet worden geregeld en welke voorziening in het gezag het beste is voor de toekomst.
Mevrouw Moerman heeft medegedeeld dat zij voornemens is alle betrokkenen bij elkaar te brengen om te onderzoeken wie het gezag van Bureau Jeugdzorg over zal nemen, waarbij zij een coördinerende rol zal spelen.
De grootmoeder mz heeft zich verzet tegen toewijzing van het verzoek. Zij heeft betoogd dat zij wenst te worden belast met de voogdij over de minderjarige, nu zij hiertoe bereid en in staat is en zij bovendien is belast met het gezag over de moeder. Zij heeft benadrukt dat het onnodig is om Bureau Jeugdzorg te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige nu alle betrokkenen rondom de minderjarige goed samenwerken in het belang van de minderjarige. Door de bemoeienis van de Raad en Bureau Jeugdzorg is er veel onrust ontstaan bij de moeder, de vader en hun ouders, terwijl dit niet nodig is en niemand ten goede komt. De grootmoeder mz heeft benadrukt dat de betrokkenen goed in staat zijn om daar waar nodig hulp in te schakelen, dat men in samenspraak tot de beslissing is gekomen om de minderjarige onder te brengen bij een nicht van de vader, dat alles onderling op open en eerlijke wijze wordt besproken en dat het thans goed gaat met de minderjarige.
De grootmoeder vz heeft zich geheel achter het betoog van de grootmoeder mz geschaard en heeft benadrukt dat het in het belang is van de minderjarige dat de grootmoeder mz wordt belast met het gezag over de minderjarige en dat de keuze om de minderjarige bij de nicht van de vader onder te brengen de juiste is. Zij heeft aangegeven dat alle betrokkenen het beste met de minderjarige voor hebben en achter de genomen beslissingen staan.
De moeder heeft zich verzet tegen toewijzing van het verzoek. Zij heeft aangegeven dat zij het overbodig vindt om nader onderzoek te verrichten naar de situatie aangezien alles thans goed geregeld is. Zij heeft aangegeven het wenselijk te vinden dat haar moeder, de grootmoeder mz, wordt belast met de voogdij over de minderjarige.
De vader heeft zich eveneens verzet tegen toewijzing van het verzoek. Hij heeft benadrukt dat hij en de moeder volledig vertrouwen op hun ouders en dat zij onderling, zonder bemoeienis van hulpverlenende instanties, in alle openheid en eerlijkheid tot een goede oplossing zullen komen. Hij heeft aangegeven het wenselijk te vinden dat de grootmoeder mz wordt belast met de voogdij over de minderjarige.
In reactie op hetgeen naar voren is gebracht door de grootmoeder mz, de grootmoeder vz, de moeder en de vader, heeft mevrouw Bakker aangegeven dat zij er het volste vertrouwen in heeft dat in samenspraak tot een goede oplossing zal worden gekomen, maar dat in de tussentijd wel in het gezag moet worden voorzien en dat rustig de tijd moet worden genomen om te onderzoeken wat het beste is voor de minderjarige.
Mevrouw Moerman heeft medegedeeld dat de situatie lastig is. Voorkomen moet worden dat bemoeienis van de Raad en Bureau Jeugdzorg leidt tot een onrustige situatie, omdat niemand daarbij gebaat is.
De kinderrechter overweegt als volgt.
De moeder is thans veertien jaar oud en de vader is thans vijftien jaar oud. Zij zijn mitsdien ingevolge artikel 1:246 van het Burgerlijk Wetboek onbevoegd tot het gezag over de minderjarige.
De kinderrechter stelt vast dat de moeder, de vader, de grootmoeder mz en de grootmoeder vz allen van mening zijn dat het verzoek van de Raad dient te worden afgewezen, nu:
  • bemoeienis van de hulpverlenende instanties onnodig en niet in het belang van de minderjarige wordt geacht;
  • de overtuiging bestaat dat men in onderling overleg tot een goede oplossing zal komen ten aanzien van de verblijfplaats en de verzorging en opvoeding van de minderjarige;
  • de grootmoeder mz de meest geschikte persoon is om met onmiddellijke ingang te worden belast met de voogdij over de minderjarige.
De stelt voorts vast dat de grootmoeder mz zich bereid heeft verklaard met het gezag over de minderjarige te worden belast.
Ondanks het feit dat de Raad op valide gronden tot haar verzoek heeft kunnen komen, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen. De kinderrechter overweegt daartoe dat het, gelet op de overtuigende en eensgezinde wijze waarop de moeder, de biologische vader, de grootmoeder mz en de grootmoeder vz hun standpunten naar voren hebben gebracht, niet aangewezen is om Bureau Jeugdzorg te belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige. De kinderrechter oordeelt dat zij ter zitting de overtuiging heeft bekomen dat voornoemde personen zullen handelen in het belang van de minderjarige en dat zij in samenspraak tot de meest optimale oplossing voor de minderjarige zullen komen. Gebleken is reeds dat actief naar een goede verblijfplaats voor de minderjarige is gezocht en dat deze gevonden is bij de nicht van de vader. Gelet op alle omstandigheden zoals uit het dossier en ter zitting gebleken, is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang is van de minderjarige om het verzoek van de Raad af te wijzen en om de grootmoeder mz met onmiddellijke ingang te belasten met de voogdij over de minderjarige.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het door de Raad verzochte;
benoemt met ingang van 25 oktober 2013 tot voogdes over voornoemde minderjarige:
[de grootmoeder mz], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
stelt vast dat alle bevoegdheden ten aanzien van de persoon en het vermogen van voornoemde minderjarige aan
[de grootmoeder mz]worden toegekend;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2013, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Jansen als griffier.