ECLI:NL:RBDHA:2013:15521
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering visum kort verblijf op basis van redelijke twijfel over terugkeer naar Algerije
In deze zaak heeft eiseres, van Algerijnse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf in Nederland. De aanvraag werd afgewezen door de Visadienst, omdat er twijfels bestonden over haar voornemen om het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten. Eiseres was van plan zich permanent in Nederland te vestigen, wat door verweerder werd gezien als een indicatie dat zij mogelijk illegaal verblijf zou verkiezen boven terugkeer naar Algerije. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de Visumcode en de relevante wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank oordeelde dat de Visadienst terecht had geconcludeerd dat er redelijke twijfel bestond over het voornemen van eiseres om terug te keren naar Algerije. Eiseres had weliswaar een inburgeringsexamen afgelegd en was gehuwd met een referent in Nederland, maar er was onvoldoende bewijs dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikte voor de duur van haar verblijf. Bovendien was er geen sprake van zwaarwegende maatschappelijke banden met Algerije die haar zouden verplichten om terug te keren. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond was, waardoor de hoorplicht niet van toepassing was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Deze uitspraak werd gedaan door rechter G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier M. Paul, op 5 november 2013.