3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van parketnummer 09/842168-13, feiten 3 en 4:
In deze zaak kan worden vastgesteld dat er op 12 april 2013 tussen 15.30 en 22.30 uur is ingebroken in de woning aan het [adres 3] te Maassluis, waarbij de garagedeur die toegang gaf tot de woning is opengebroken met een breekvoorwerp. Uit de woning zijn kentekenbewijzen, autosleutels en sieraden weggenomen. Ook is de Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken 2] die op de oprit geparkeerd stond weggenomen.De rechtbank oordeelt dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend is bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
De zaak draait in essentie om de vraag of de verdachte zich al dan niet tezamen en in vereniging met (een van) de medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan die inbraak en het wegnemen van de auto.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op 12 april 2013 heeft een observatieteam van de politie waargenomen dat [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 6] in een auto met kenteken [kenteken 3] onderweg zijn. Om 21.30 uur rijdt de auto het [adres 3] te Maassluis op. Kort hierna keert de auto en stopt ter hoogte van het [adres 3]. De auto blijft met ontstoken verlichting op de openbare weg staan. Na enige seconden vertrekt er vanaf de oprit van het [adres 3] een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, kleur blauw en voorzien van het kenteken [kenteken 2]. Ook de auto met kenteken [kenteken 3] vertrekt en beide auto’s rijden achter elkaar aan. Waargenomen wordt dat [medeverdachte 2] de bestuurder en enige inzittende is van de auto met kenteken [kenteken 3].
Om 22.05 uur rijden de auto’s de [adres 15] te Voorburg op. [verdachte] en [medeverdachte 6] staan vervolgens naast de auto met kenteken [kenteken 2] en stappen kort hierop in de auto met kenteken [kenteken 3].
Het observatieteam heeft voorts waargenomen dat op de [adres 15] te Voorburg een Volvo XC70 voorzien van kenteken [kenteken 1] staat geparkeerd.De rechtbank stelt vast dat dit de gestolen Volvo, zoals ten laste gelegd onder feit 2, is.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten ten tijde van de inbraak bij de woning aan het [adres 3] te Maassluis is geweest en zich tezamen met de medeverdachten ook schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde woninginbraak en het wegnemen van de auto. Een andere verklaring hoe de verdachten aan de weggenomen Golf met kenteken [kenteken 2] hebben kunnen komen is niet gegeven. Dat het observatieteam de rolverdeling tijdens de inbraak niet heeft kunnen waarnemen doet daar niets aan af.
Ten aanzien van parketnummer 09/842168-13, feiten 1 en 2:
Tussen 22 maart 2013 om 14.00 uur en 23 maart 2013 om 08.35 uur heeft een woninginbraak plaatsgevonden op de [adres 2] te Oosterbeek. De bewoner, de heer [slachtoffer 1], is op 22 maart 2013 omstreeks 14.00 uur op vakantie gegaan. Hij is door de taxi opgehaald en heeft zijn eigen auto, een Volvo XC70 voorzien van kenteken [kenteken 1], op de oprit laten staan. Op 23 maart 2013 omstreeks 08.35 uur heeft de buurvrouw de inbraak ontdekt. Nadat de heer [slachtoffer 1] thuiskwam ontdekte hij dat zijn slaapkamerraam opengebroken was. Uit de woning zijn autosleutels en meerdere sieraden ter waarde van ongeveer € 7.500 – € 10.000 weggenomen. Ook is de Volvo die op de oprit geparkeerd stond weggenomen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met de medeverdachten aan deze inbraak en diefstal heeft schuldig gemaakt en overweegt hiertoe als volgt.
In het kader van het onderzoek “Atlas” heeft de politie de opgenomen telefoongesprekken van [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] uitgeluisterd en in een proces-verbaal gerelateerd wat in die gesprekken gezegd werd:
- Op 22 maart 2013 te 14.08 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 6].
[verdachte] zegt dat hij met [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 6] gaat.
- op 22 maart 2013 te 14.32 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 6].
[verdachte] zegt dat zij er zijn.
- Op 22 maart 2013 te 16.33 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte].
[verdachte] zegt dat hij over een kwartiertje bij [medeverdachte 2] is.
Gelet op deze bevindingen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] op 22 maart 2013 omstreeks 16.50 uur samen waren.
Op 22 maart 2013 te 20.03 uur belt [medeverdachte 6] naar een onbekend nummer. Op dat moment straalt de telefoon van [medeverdachte 6] een zendmast aan in de directe omgeving van de [adres 2] te Oosterbeek.
Gelet op het feit dat [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] die middag omstreeks 16.30 uur met elkaar hadden afgesproken om samen te komen in Den Haag en de telefoon van één van hen ongeveer 3,5 uur later in Oosterbeek was, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] zich op 22 maart 2013 omstreeks 20.03 uur samen bevonden in de directe omgeving van de [adres 2] te Oosterbeek gedurende bovenstaande inbraak.
Op 22 maart 2013 te 20.50 uur heeft [medeverdachte 2] gebeld naar [verdachte]. In het gesprek is onder andere het volgende gezegd:
[medeverdachte 2]: plankt die of niet?
[verdachte]: hij gaat niet zo hard man.
[medeverdachte 2]: hoe hard dan?
[verdachte]: misschien barkie 50.
[medeverdachte 2]: zeg ik zweer.
[verdachte]: ja man is poep auto man, poep dingetje joh.
[medeverdachte 2]: automaat of niet?
[verdachte] ja of sga.
De rechtbank is van oordeel dat uit dit gesprek opgemaakt kan worden dat [verdachte], omstreeks voornoemde woninginbraak, in een voor hem onbekende auto rijdt.
Op 5 en 9 april 2013 werden de taplijnen van [verdachte] en [medeverdachte 2] uitgeluisterd. In een proces-verbaal is gerelateerd wat in die gesprekken gezegd werd:
- Op 5 april 2013 te 18.56 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 9].
[medeverdachte 9] zegt dat hij iemand had voor die waggie.
- Op 5 april 2013 te 19.03 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 9]. [medeverdachte 9] vraagt of die waggie uit de buurt kwam. [verdachte] zegt dat hij niet uit de buurt kwam, dat het een automaat is, een diesel is en leren bekleding heeft.
- Op 9 april 2013 te 13.25 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 6]. [medeverdachte 6] zegt dat ‘[bijnaam 4]’ die waggie, die Volvo, mogelijk heeft geregeld. Hij zou er een klantje voor hebben.
Het is de relaterende verbalisant bekend dat ‘[bijnaam 4]’ de mogelijke bijnaam van [verdachte] is.
Tijdens de woninginbraak op de [adres 2] is onder andere een grijze Volvo XC70, met automaat en die op diesel rijdt, weggenomen. Dit komt overeen met hetgeen [verdachte] op 5 april 2013 met [medeverdachte 9] over de telefoon heeft besproken.
Uit de analyse van de data van de mobiele telefoon van [verdachte] is naar voren gekomen dat hij veelvuldig gebruik maakt van de ping-applicatie op zijn BlackBerry. [verdachte] heeft onder andere contact gehad met de gebruiker: “Go Fucking Hard Or Stay Home.” Uit analyse van de berichten is af te leiden dat [verdachte] deze gebruiker op 11 april 2013 vraagt om een Volvo ‘te koop’ te zetten.
Er volgt daarna een “reclame”bericht waarin een Volvo XC70 te koop aangeboden wordt.
De rechtbank is van oordeel dat aan de telefoongesprekken en ping-berichten tussen de verdachten in redelijkheid geen andere uitleg kan worden gegeven dan dat deze gesprekken te maken hebben met onder andere de snelheid (“misschien barkie 50”) en de verkoop van de Volvo XC70, die gestolen is vanaf de oprit aan de [adres 2] te Oosterbeek.
De rechtbank overweegt in dit verband voorts dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de bij de feiten 1, 2, 3 en 4 genoemde redengevende feiten en omstandigheden.
De verdachte heeft echter alle betrokkenheid bij de feiten ontkend en zich voor het overige ter terechtzitting evenals bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. De verdachte heeft de rechtbank aldus geen antwoord gegeven op de prangende vraag, hoe het kan dat de feiten en omstandigheden alle in de richting wijzen van de hiervoor geschetste scenario’s, waarvan alle elementen passend en sluitend zijn. Deze geschetste feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl een plausibele ontzenuwende verklaring ontbreekt.
De rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat [verdachte], [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] op 22 maart 2013 gezamenlijk naar Oosterbeek zijn gereden en daar een woninginbraak hebben gepleegd op de [adres 2]. Bij die woninginbraak zijn goederen weggenomen, waaronder ook de autosleutels van een Volvo XC70 voorzien van kenteken [kenteken 1], die op de oprit van de woning geparkeerd stond. Vervolgens is ook die auto door de verdachten weggenomen en heeft [verdachte] geprobeerd de Volvo te verkopen. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat deze werkwijze overeenkomt met de manier waarop verdachten en zijn medeverdachten te werk zijn gegaan bij de hiervoor besproken inbraak en diefstal van een auto te Maassluis én dat de bij deze inbraken gestolen auto’s op dezelfde parkeerplaats -[adres 15] te Voorburg- zijn teruggevonden.
Ten aanzien van parketnummer, 09/842168-13 feit 5:
Op 17 april 2013 tussen 19.30 uur en 23.44 uur heeft een woninginbraak plaatsgevonden op de [adres 4] te Hellevoetsluis. Omstreeks 23.44 uur kwam mevrouw [slachtoffer 4] terug bij haar woning en hoorde vrouwenstemmen uit de richting van haar achtertuin komen. Mevrouw [slachtoffer 4] is toen naar een vriend gereden en heeft de politie gebeld, omdat ze bang was geworden. Op het moment dat mevrouw [slachtoffer 4] samen met de politie weer bij haar huis kwam zag zij dat de ruit in de deur aan de zijkant van de woning geheel vernield was. Uit de woning is weggenomen een kluis met daarin paspoorten, sieraden, autosleutels, waardepapieren, en geldbedrag van € 800,-, buitenlands geld en een gouden pen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met de medeverdachten aan deze inbraak heeft schuldig gemaakt en overweegt hiertoe als volgt.
In het kader van het onderzoek “Atlas” heeft de politie de opgenomen telefoongesprekken van [verdachte] en [medeverdachte 2] uitgeluisterd en in een proces-verbaal gerelateerd wat in die gesprekken gezegd werd:
- op 17 april 2013 te 18.19 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte].
[medeverdachte 2] zegt dat hij er over tien minuten is.
- op 17 april 2013 te 18.54 uur belt [medeverdachte 2] met [medeverdachte 6].
[medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 6] moet komen.
Gelet op deze bevindingen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 6] op 17 april 2013 omstreeks 18.55 uur samen waren.
Op 17 april 2013 te 21.28 uur is [verdachte] gebeld op zijn mobiele telefoon en is vastgesteld dat zijn telefoon op dat moment een zendmast aanstraalde in de directe omgeving van de [adres 4] te Hellevoetsluis.
Gelet op het feit dat [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 6] die avond omstreeks 18.55 uur met elkaar hadden afgesproken en de telefoon van één van hen ongeveer 2,5 uur later in Hellevoetsluis was, concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 6] zich op 17 april 2013 omstreeks 21.28 uur samen bevonden in de directe omgeving van de [adres 4] te Hellevoetsluis gedurende bovenstaande inbraak.
Bij afzonderlijke vonnissen van heden heeft de rechtbank wettig en overtuigend bewezen geacht dat de medeverdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] zich schuldig hebben gemaakt aan opzetheling van de bij de inbraak in Hellevoetsluis gestolen kluis. In dit verband is voor de aan verdachte tenlastegelegde woninginbraak het volgende van belang.
Op 17 april 2013 om 22.16 uur is met het telefoonnummer van [medeverdachte 6] een gesprek gevoerd met het telefoonnummer vanVerbaas. De verbalisant die het gesprek uitluisterde herkende de stem van [medeverdachte 2] als de gebruiker van de telefoon van [medeverdachte 6]. De rechtbank concludeert derhalve dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] zich op dat moment nog bij elkaar bevonden. [medeverdachte 2] vroeg in het gesprek aan [medeverdachte 7] of hij thuis was en of hij langs kon komen, omdat hij een cadeautje voor hem had.
De telefoon van [medeverdachte 6] straalde op dat moment een zendmast aan bij de A13 nabij Delft.
Gelet op vorenstaande bevindingen concludeert de rechtbank dat [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 6] komende vanaf Hellevoetsluis onderweg naar Den Haag aan [medeverdachte 7] mededelen dat zij een cadeautje voor hem hadden. De rechtbank gaat er vanuit dat hiermee kennelijk de gestolen kluis uit de woning aan de [adres 4] te Hellevoetsluis wordt bedoeld en overweegt daartoe als volgt.
Op 18 april 2013 om 17.28 uur heeft [medeverdachte 2] gebeld naar [medeverdachte 6]. [medeverdachte 2] zei dat hij een meier aan “[bijnaam 1]” had gegeven en dat ze nog een meier aan ‘die Hollander’ moesten geven.
De politie heeft in een proces-verbaal gerelateerd dat met ‘die Hollander’ waarschijnlijk [medeverdachte 7] wordt bedoeld en met ‘[bijnaam 1]’ waarschijnlijk [medeverdachte 8].
Op 18 april 2013 om 21.52 uur heeft [medeverdachte 2] gebeld met [medeverdachte 7]. [medeverdachte 2] zei dat hij [medeverdachte 7] een meier wilde geven. [medeverdachte 7] zei dat een hoop spullen kapot waren gegaan en dat ze toch met zijn drieën waren. [medeverdachte 2] zei hierop ‘ja’. Verdachte [medeverdachte 2] bevestigt aldus dat de inbraak door drie personen is gepleegd. Dat de inbraak door drie personen is gepleegd valt ook op te maken uit een telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], waarin wordt gesproken over de vergoeding die [bijnaam 3] ([medeverdachte 7]) zou moeten krijgen en [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] zegt dat zij toch met zijn drieën waren.
Op 1 mei 2013 is de woning van [medeverdachte 7] doorzocht. Er werd tijdens de doorzoeking een mapje aangetroffen met daarin een verzameling van Nederlandse munten. Voorts werden in de kelderbox van [medeverdachte 7] een slijptol en een tweetal breekijzers aangetroffen.Aangeefster, mevrouw [slachtoffer 4], heeft bij de politie verklaard dat de map met munten, aangetroffen in de woning van [medeverdachte 7], in de kluis zat die uit haar woning is gestolen.
Op 20 april 2013 werden de taplijnen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] uitgeluisterd. In een proces-verbaal is gerelateerd wat in die gesprekken gezegd werd:
- Op 20 april 2013 te 22.53 uur werd [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 7].
[medeverdachte 7] zei dat [medeverdachte 2] dat ding vanavond moest weghalen.
- Op 20 april 2013 te 23.40 uur heeft [medeverdachte 2] gebeld naar [medeverdachte 7].
[medeverdachte 2] zei dat hij alleen ‘dat’ weg ging halen.
- Op 21 april 2013 te 00.18 uur heeft [medeverdachte 2] gebeld naar [medeverdachte 7].
[medeverdachte 2] zei dat hij er was. [medeverdachte 7] vroeg [medeverdachte 2] of hij handschoenen had. [medeverdachte 2] zei dat hij deze had. [medeverdachte 7] zei dat hij [medeverdachte 2] over twee tellen zou zien.
- Op 21 april 2013 te 00.34 uur heef [medeverdachte 2] gebeld met [medeverdachte 7].
[medeverdachte 2] zei dat [medeverdachte 7] naar beneden moest komen om dat ding te geven.
Op zondag 21 april 2013, omstreeks 00.40 uur dus circa vijf minuten na het laatste telefoongesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7], is door mevrouw [getuige 1] gezien dat op de [adres 8] te Den Haag een personenauto parkeerde voorzien van kenteken [kenteken 4]. Het is bekend dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 6] en [verdachte] gebruik maken van een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 4].
[getuige 1]zag dat uit de auto twee mannen stapten en zij uit de kofferbak van de auto een zwaar wit voorwerp tilden. [getuige 1]zag dat de twee mannen met het voorwerp richting het water liepen. Enkele ogenblikken later, hoorde zij een harde plons. [getuige 1]heeft gelet op vorenstaande een melding bij de politie gemaakt en zij zijn bij het water gaan kijken. De politie heeft vervolgens, met behulp van de brandweer, een kluis van het merk Lips uit het water gehaald. Van de aangetroffen kluis zijn foto’s gemaakt. De foto’s zijn getoond aan aangeefster en zij gaf aan dat de kluis op de foto haar kluis betreft.
De rechtbank overweegt ook hier dat de verdachte bij de politie en ter terechtzitting een beroep op zijn zwijgrecht heeft gedaan en geen redengevende verklaring heeft willen of kunnen geven voor de belastende bewijsmiddelen jegens hem.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2], [verdachte] en Eesiadi op 17 april 2013 samen naar Hellevoetsluis zijn gereden en daar hebben ingebroken in de woning aan de [adres 4]. Uit de woning hebben zij een kluis met inhoud weggenomen en hebben deze vervolgens naar [medeverdachte 7] gebracht. [medeverdachte 7] heeft samen met een ander de kluis opengebroken en zij hebben hiervoor een beloning ontvangen. Vervolgens hebben [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] de kluis op 21 april 2013 in het water gegooid.
Ten aanzien van parketnummer 09/842168-13 feit 6:
Op 8 maart 2013 tussen 19.30 uur 20.29 uur heeft een woninginbraak plaatsgevonden op de [adres 5] te Hellevoetsluis.
Op 8 maart 2013, omstreeks 19.30 uur is de woning in goede orde en afgesloten achtergelaten. Omstreeks 20.30 uur werd de bewoner [slachtoffer 5] door zijn buurman gebeld, omdat er in zijn woning was ingebroken. Toen Molenaar thuis kwam zag hij dat het keukenraam aan de voorzijde van de woning was opengebroken. Uit de woning is weggenomen een kluis met daarin kentekenbewijzen, waardepapieren, buitenlandse valuta, muntgeld en computerbenodigdheden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan deze inbraak heeft schuldig gemaakt en overweegt hiertoe als volgt.
Op 8 maart 2013 liepen twee getuigen ter hoogte van de [adres 5]. Zij zagen dat het voorraam op de eerste etage wijd openstond. Uit het raam kwamen twee mannen die een kluis aan het tillen waren. Op het moment dat de getuigen dat zagen kwam er een man op hen afrennen die zei: “loop door, dit is niet jullie huis, we gaan met jullie vechten.” De getuigen omschreven deze man als volgt: tussen de 16 en 20 jaar oud, tussen de 175 en 180 centimeter lang, bol gezicht, zwart opgeschoren haar en een blauw trainingsjack met het logo van de voetbalclub Madrid.
Voorts zagen de getuigen dat een zwarte Kia Rio vanaf het parkeerterrein schuin tegenover de [adres 5] aan kwam rijden. De middelste combinatie van het kenteken van de auto begon volgens de getuigen met een T.
Vervolgens zagen de getuigen dat de kluis door de twee mannen in de auto werd gezet, waarna ze weg zijn gereden.
De politie heeft in het door de getuigen gegeven signalement ambtshalve [verdachte] herkend. Volgens de verbalisanten is het genoemde trainingsjack een kenmerk van [verdachte], omdat hij bijzonder vaak in dit kledingstuk door de wijk loopt. Tevens is het de politie bekend dat [verdachte] gebruik maakt van een zwarte Kia Rio voorzien van het kenteken [kenteken 5]. [verdachte] is meerdere malen in en bij genoemde auto gecontroleerd.
Uit historische telefoongegevens is gebleken dat onder meer op 8 maart 2013 omstreeks 19.43 uur en om 20.14 uur het telefoonnummer [telefoonnummer 1], in gebruik bij [verdachte], een telefoonpaal aanstraalde op de [adres 9] te Hellevoetsluis. De afstand tussen de [adres 9] te Hellevoetsluis en de [adres 5] te Hellevoetsluis is ongeveer één kilometer.
Op 10 maart 2013 is de kluis uit voornoemde woninginbraak gevonden in een water achter het [adres 10] te Den Haag.De rechtbank stelt vast dat verdachte feitelijk verblijft bij zijn moeder die woonachtig is aan het [adres 10] te Den Haag.
De rechtbank overweegt ook hier dat de verdachte bij de politie en ter terechtzitting geen redengevende verklaring over voornoemde bevindingen heeft willen of kunnen geven. Het enkele feit dat verdachte ter zitting stelt dat hij zijn telefoon wel eens uitleent en dat hij geen Real Madrid trainingspak heeft acht de rechtbank onvoldoende en zelfs onaannemelijk. De rechtbank neemt hierbij verder nog in overweging dat deze inbraak overeenkomsten vertoond met de hiervoor besproken inbraken, met name de inbraak te Hellevoetsluis waar eveneens een kluis is weggenomen die in een water in de wijk Mariahoeve is teruggevonden.
Gelet op al het bovenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 5] te Hellevoetsluis.
Ten aanzien van parketnummer 09/842168-13, feit 7:
Op 9 maart 2013 tussen 17.40 uur en 20.50 uur heeft een woninginbraak plaatsgevonden op de [adres 6] te Oostvoorne.
Op 9 maar 2013, omstreeks 20.50 uur ontdekte de eigenaar van de woning, de heer [slachtoffer 6], dat er was ingebroken. De daders zijn de woning binnengekomen door een raam in te gooien/te slaan. De heer [slachtoffer 6]heeft de daders gezien terwijl zij bezig waren met de diefstal. Hij zag dat de daders vanaf de achterzijde van de woning kwamen en door de tuin renden. Zij zijn vervolgens in een auto gestapt, die geparkeerd stond aan de [adres 6], en zijn weggereden. Uit de woning zijn weggenomen sieraden, een tas, een portemonnee, een rijbewijs, bankpassen, een geldbedrag van € 720,- en horloges.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan deze inbraak heeft schuldig gemaakt en overweegt daartoe als volgt.
Op 9 maart 2013 heeft mevrouw [getuige 2] gezien dat de inbrekers in een zwarte auto, voorzien van kenteken [kenteken 6] zijn gestapt. Het model auto is lijkende op een Kia Rio, Honda Civic of een Peugeot 306.
Het is de politie ambtshalve bekend dat [verdachte] gebruik maakt van een personenauto van het merk Kia, type Rio, kleur zwart en voorzien van het kenteken [kenteken 7], derhalve één cijfer afwijkend van de waarneming van de aangeefster.
Uit historische telefoongegevens is gebleken dat onder meer op 9 maart 2013 omstreeks 19.33 uur, 19.58 uur en 20.00 uur het telefoonnummer [telefoonnummer 1], in gebruik bij [verdachte], een telefoonpaal aanstraalde op respectievelijk [adres 11]/[adres 12] te Brielle en de [adres 13] te Oostvoorne. De afstand tussen de [adres 13] te Oostvoorne en de [adres 6] te Oostvoorne is ongeveer één kilometer.
De verdachte heeft hiervoor bij de politie en ter terechtzitting geen redengevende verklaring kunnen geven anders dan dat hij zijn telefoon wel eens uitleent.
Uit de waarneming van de aangeefster in combinatie met het aanstralen van verdachtes telefoon concludeert de rechtbank dat hij zich aan de inbraak aan de [adres 6] te Oostvoorne heeft schuldig gemaakt. Hierbij overweegt de rechtbank dat verdachte zich veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan het plegen van inbraken op een wijze die overeenkomsten vertoont met de manier waarop deze inbraak is gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 09/842168-13, feit 8:In het Atlas-onderzoek zijn telefoongesprekken van het getapte mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 1] uitgeluisterd en woordelijk uitgewerkt. Voornoemd telefoonnummer is gedurende het hele onderzoek in gebruik geweest bij verdachte.
Op 29 maart 2013 tussen 00.59 uur en 01.16 uur werden er gesprekken gevoerd tussen verdachte en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. In deze gesprekken werd tegen de gebelde onder andere gezegd dat hij een kogel in zijn hoofd zou krijgen.
De relaterende verbalisant heeft in de uitgeluisterde gesprekken de stem van verdachte herkend. Volgens de verbalisant en zoals ter terechtzitting in het afgespeelde fragment van het telefoongesprek te horen is geweest, sprak degene die de bedreigingen uitte met een ‘hoge stem’.
De politie heeft vervolgens gebeld met het nummer [telefoonnummer 2]. De telefoon werd opgenomen door een persoon die verklaarde te zijn: [slachtoffer 7]. Hij bevestigde dat hij eind maart 2013 via de telefoon bedreigd werd door een persoon die zijn stem had verdraaid.
De verdachte heeft ter terechtzitting de ten laste gelegde bedreiging ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte degene is die de bedreigende woorden via de telefoon heeft geuit. De rechtbank acht de herkenning van de vervormde stem door één verbalisant onvoldoende om vast te kunnen stellen dat het de verdachte was die op dat moment gebruik maakte van zijn telefoon. Dat met het telefoonnummer van verdachte is gebeld maakt dit niet anders. Op het ter terechtzitting afgespeelde fragment van het telefoongesprek zijn immers andere personen op de achtergrond te horen, zodat niet uitgesloten kan worden dat een ander dan de verdachte op dat moment gebruik maakte van zijn telefoon.
De rechtbank zal de verdachte derhalve vrijspreken van de ten laste gelegde bedreiging.
Ten aanzien van parketnummer 09/655573-12:
Op 11 oktober 2012 om 11.09 heeft een poging tot woningbraak plaatsgevonden op het [adres 7] te Den Haag. Omstreeks 11.10 uur ontdekte een politieagent, die aanwezig was in de straat, de inbraak omdat het alarm van de woning afging. Ook werd de buurman gealarmeerd en hij heeft 112 gebeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan deze poging tot inbraak heeft schuldig gemaakt en overweegt hiertoe als volgt.
Op 11 oktober 2012 omstreeks 11.06 uur hoorde[getuige 3] het alarm van de buren afgaan. Hij keek in de achtertuin van nummer [adres 7] gelegen aan de [adres 7] en zag dat er buiten de tuin en in de tuin twee personen stonden. Voorts kwam er een derde persoon vanaf de achterdeur van de woning met nummer [adres 7] aangelopen. Vervolgens zijn de drie personen weggerend. [getuige 3] heeft aan de politie een omschrijving gegeven van de drie personen.
Op 11 oktober 2012 hoorde ook een surveillerende politieagent en een gemeentelijk opsporingsambtenaar een alarm afgaan komende vanuit de percelen gelegen aan de [adres 7]. Zij zagen twee jongens in de tuin van nummer [adres 7] die over de schutting klommen en een derde jongen die buiten de tuin stond. Het signalement van de drie jongens is via de portofoon doorgegeven aan de centrale meldkamer van de politie Haaglanden.
Kort hierop heeft de politie een stopteken gegeven aan een voorbijrijdende auto met daarin vier inzittenden. Drie van hen voldeden aan het gegeven signalement van eerder genoemde jongens. De vier personen in de auto ([verdachte], [medeverdachte 9], [medeverdachte 10], [medeverdachte 11]) zijn vervolgens aangehouden op verdenking van woninginbraak.
Medeverdachte [medeverdachte 10] heeft bij de politie verklaard dat zijn moeder als hulp in de huishouding werkzaam is geweest in een erg mooi huis, met huisnummer [adres 7].
De moeder van [medeverdachte 10] is gestopt met haar werk in die woning en vroeg daarom of hij de sleutel kon terugbrengen. [medeverdachte 10] heeft verklaard dat hij de sleutel, voordat hij die afgaf aan de eigenaren, heeft gedupliceerd bij de schoenenboer in winkelcentrum Leidschenveen.
Voorts heeft [medeverdachte 10] verklaard dat hij samen met [medeverdachte 9] en [verdachte] had afgesproken om naar de woning te gaan waar hij de huissleutel van had gedupliceerd. Bij de woning aangekomen zagen zij dat er een alarm op het huis zat. Ze hebben toen besloten om iemand te bellen met een auto, zodat ze snel even de woning in konden gaan om daarna met een auto weg te rijden. [verdachte] heeft toen een vriend, Ryan, gebeld die over een auto beschikt. [verdachte] heeft deze jongen verteld wat zij van plan waren en waarvoor de auto nodig was. Vervolgens zijn [verdachte] en [medeverdachte 9] naar de achterzijde van de woning gelopen en zijn over de schutting van de woning geklommen. Ryan zat in de auto en [medeverdachte 10] stond aan de achterzijde van de woning op de uitkijk. [medeverdachte 10] weet niet meer of hij de sleutel aan [verdachte] of [medeverdachte 9] had gegeven. Eén van hen heeft de deur van de woning geopend. Meteen ging een luid alarm af. [verdachte] en [medeverdachte 9] zijn meteen weggevlucht. Ze zijn niet in de woning geweest. Met zijn drieën zijn ze naar de auto gerend, zijn ingestapt en weggereden richting Stompwijk.
Gelet op al het bovenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 7] te Den Haag, met een valse sleutel.
Ten aanzien van parketnummer 09/655554-12, feiten 1 en 2:
Feit 1:
Op 1 september 2012 heeft [slachtoffer 8] aangifte gedaan van een poging tot zware mishandeling. [slachtoffer 8] heeft bij de politie verklaard dat hij op 1 september 2013 omstreeks 17.30 en 18.00 uur aan het werk was in zijn zaak, restaurant [restaurant 1] De verdachte was in de buurt van de zaak. Plotseling hoorde [slachtoffer 8] de verdachte gillen en zag hij dat de verdachte een mes in zijn handen had. [slachtoffer 8] is toen het restaurant [restaurant 2] binnen gerend en heeft daar een stoel gepakt om zich te beschermen. Personeel is tussen de verdachte en [slachtoffer 8] in gaan staan. De verdachte is hierop uit het restaurant weggegaan en naar de overkant van het terras gelopen. Toen [slachtoffer 8] uit het restaurant kwam zag hij dat de verdachte op hem kwam afrennen. [slachtoffer 8] is vervolgens over het terras gaan rennen zodat de verdachte niet in zijn buurt kon komen. Op een gegeven moment kwam de verdachte zo dichtbij dat het hem gelukt is om [slachtoffer 8] te steken met het mes dat hij in zijn handen had. [slachtoffer 8] voelde de wond direct branden en zag dat het T-shirt dat hij droeg gescheurd was.
Op 1 september 2012 tussen 18.00 en 19.00 uur zag [slachtoffer 9] dat een jongen genaamd [bijnaam 2], in de richting van haar vader, [slachtoffer 8], rende. Zij zag dat [bijnaam 2] in één van zijn handen een mes vasthield en haar vader het Griekse restaurant binnen rende. Voorts zag [slachtoffer 9] dat haar vader uit het Griekse restaurant kwam en een stoel in zijn hand had om zich te beschermen tegen [bijnaam 2]. [slachtoffer 8] rende vervolgens zijn eigen restaurant en [slachtoffer 9] zag dat [bijnaam 2] weer achter haar vader aanrende en nog steeds een mes in zijn handen had.
Op 1 september 2012 tussen 18.00 en 19.00 uur was [getuige 4] in restaurant [restaurant 1] Hij hoorde geschreeuw en zag dat een man met een mes in zijn handen in de richting van [slachtoffer 8] liep. Voorts heeft [getuige 4] gezien dat de man een stekende beweging maakte naar [slachtoffer 8].
De rechtbank acht bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 8], zoals onder 1 primair ten laste gelegd. Vaststaat dat verdachte met een mes in de richting van [slachtoffer 8] heeft gestoken en hem daarbij in de buikstreek heeft geraakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 8] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Derhalve acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is waaruit volgt dat verdachte zich aan dit feit heeft schuldig gemaakt, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.