Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 november 2013 in de zaak tussen
[verzoekster 1],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
a. die jonger is dan 21 jaar op de startdatum van de peilperiode (29 oktober 2012);
b. die zelf, dan wel ten behoeve van wie, op de startdatum van de peilperiode tenminste vijf jaar voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft, dan wel is, ingediend bij de IND en na die aanvraag tenminste vijf jaar in Nederland heeft verbleven;
c. die zich gedurende de periode van verblijf in Nederland niet langer dan een aaneengesloten periode van drie maanden heeft onttrokken aan het toezicht van IND, DT&V, COA of de Vreemdelingenpolitie (in het kader van de meldplicht), of in het geval van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, van voogdijinstelling [naam]; én
d. die, voor zover van toepassing, vooraf schriftelijk heeft aangegeven dat hij zijn lopende procedures onvoorwaardelijk intrekt bij verblijfsverlening op grond van de regeling.
De IND verleent ingevolge voornoemd beleid ook een vergunning aan gezinsleden die deel uitmaken van het gezin van de vreemdeling aan wie een vergunning wordt verleend, tenzij de feitelijke gezinsband inmiddels is verbroken.
De IND werpt niet tegen dat door of namens de vreemdeling geen asielaanvraag is ingediend indien een ouder van een vreemdeling een asielaanvraag heeft inegdiend en de vreemdeling na de start van de asielprocedure is geboren. De overige voorwaarden gelden onverkort.
Het gaat dus om kinderen die al lang in Nederland verblijven door herhaalde asielprocedures in het verleden die lang duurden doordat hun ouders niet meewerkten of procedures op procedures gingen stapelen(12 maart 2013, TK 19637, nr. 1591, 60-26-101).
Volgens verzoekers is sprake van een ongerechtvaardigd onderscheid ten opzichte van kinderen die geen verblijfsvergunning regulier hebben gekregen. Voorts is sprake van een ongerechtvaardigd onderscheid ten opzichte van kinderen die 5 jaar oud zijn en ook geen asielaanvraag hebben ingediend, nu blijkens de Regeling niet wordt tegengeworpen dat door of namens de vreemdeling geen asielaanvraag is ingediend indien een ouder van de vreemdeling een asielaanvraag heeft ingediend en de vreemdeling na de start van de asielprocedure is geboren.
Bij de totstandkoming van de Regeling heeft de Tweede Kamer het oog gehad op de bescherming van in Nederland gewortelde kinderen. Verzoekers hebben aangetoond dat verzoekster 1 voorafgaand aan de onderhavige aanvraag 5 jaar onafgebroken verblijf heeft gehad in Nederland en dat zij naar school is gegaan. Het feit dat verzoekster geen asielaanvraag heeft ingediend, doet er niet aan af dat zij inmiddels geworteld is in de Nederlandse samenleving.
Evenmin bestaat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter grond voor het oordeel dat sprake is van een ongerechtvaardigd onderscheid ten opzichte van kinderen die zijn geboren na de asielaanvraag van hun ouders en ook geen asielaanvraag hebben ingediend, nu de rechtvaardiging daarin is gelegen dat zij geen asielaanvraag hebben kunnen indienen, enkel omdat zij na de asielaanvraag ingediend door hun ouders, zijn geboren. Voor het overige hebben zij dezelfde gevolgen ondervonden van de lengte van de procedures in het verleden, waaraan verweerder met de Regeling heeft willen tegemoetkomen. Vreemdelingen, als verzoekster, die niet eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning hebben ingediend hebben deze gevolgen niet ondervonden.