ECLI:NL:RBDHA:2013:15344

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
14 november 2013
Zaaknummer
AWB-13_6689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om openbaarmaking van stukken inzake onroerende zaakbelasting en waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de heffing van onroerende zaakbelasting (OZB) over de periode 2010-2013 en de beschikkingen ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De rechtbank heeft op 21 november 2013 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de mededeling van verweerder dat bepaalde documenten niet bestaan, niet ongeloofwaardig was, vooral omdat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat deze documenten wel onder het bestuursorgaan berustten.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de notitie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) niet als bewijs kan dienen dat gemeenten altijd over de gevraagde stukken beschikken. De rechtbank concludeerde dat de informatie die eiseres zocht, niet in de door haar gevraagde vorm beschikbaar was en dat verweerder niet verplicht was om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de aantallen dwangbevelen en beslagleggingen wegens niet-betaling van de OZB verworpen, omdat verweerder geen specifieke aantallen kon geven die uitsluitend betrekking hadden op de OZB.

De rechtbank heeft de verzoeken van eiseres om stukken met betrekking tot het rekenmodel voor de WOZ-waarde en de waarborging van de kwaliteit van het gehanteerde softwaresysteem afgewezen, omdat verweerder geen stukken kon overleggen en eiseres niet had geconcretiseerd welke stukken zij precies zocht. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/6689

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2013 in de zaak tussen

[X], gevestigd te [Z], eiseres(gemachtigde: [A]),

en

de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep te Delft, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 19 juli 2013 op het bezwaar van eiseres tegen het hierna onder 2 te noemen besluit.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2013.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld van [B]. Namens verweerder is verschenen [C].
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan verweerder.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1.
Bij brief van 11 maart 2013 (het verzoek) heeft eiseres verweerder op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht tot openbaarmaking ten aanzien van twaalf punten die zien op de heffing van de onroerende-zaakbelasting over de periode 2010 – 2013 en de sinds 2010 afgegeven beschikkingen ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
2.
Bij besluit van 17 april 2013 heeft verweerder het verzoek toegewezen en informatie verstrekt over de twaalf door eiseres aan de orde gestelde punten.
3.
Bij besluit van 19 juli 2013 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
4.
Uit de stukken leidt de rechtbank af dat het beroep van eiseres zich beperkt tot vijf van de twaalf door verweerder gegeven antwoorden op de in de door eiseres in haar verzoek aan de orde gestelde punten.
5.
Het betreft de punten:
(6) Het aantal dwangbevelen dat betekend is wegens niet betalen van de OZB per jaar sinds 2010;
(7) Het aantal beslagleggingen wegens het niet voldoen aan het dwangbevel per jaar sinds 2010;
(8) Stukken ten aanzien van het rekenmodel om de WOZ waarde vast te stellen, waaronder stukken waaruit blijkt of het gaat om eigen programmatuur of door een externe software leverancier. In het laatste geval tevens informatie over al dan niet ISO gecertificeerd zijn van de leverancier;
(10) Stukken ten aanzien van de waarborging van de kwaliteit van het gehanteerde (software)systeem met vermelding van toezichthoudende functionaris/instantie;
(11) Stukken ten aanzien van de waardebepaling van objecten die geen of onvoldoende referentieobjecten kennen.
6.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Wob verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij:
a. het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden;
b. de informatie reeds in een andere, voor de verzoeker gemakkelijk toegankelijke vorm voor het publiek beschikbaar is.
7.
Het is voorts vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AW3998 en 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2102) dat wanneer een bestuursorgaan na onderzoek stelt dat een bepaald document niet bestaat en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig overkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder het bestuursorgaan berust.
8.
Aangaande de notitie van de VNG waar eiseres terugkerend naar verwijst, is de rechtbank van oordeel dat die is aan te merken als een advies aan de gemeenten. De rechtbank leidt uit die notitie niet af dat gemeenten steeds over de in die notitie vermelde stukken beschikken, doch dat als gemeenten daarover beschikken hen geadviseerd wordt deze in het kader van een Wob-verzoek te overgeleggen.
Aantallen dwangbevelen en beslagleggingen wegens niet betalen van OZB
9.
Verweerder heeft in de beslissing op het verzoek om openbaarmaking van – kort gezegd – de aantallen dwangbevelen en beslagleggingen wegens niet betalen van OZB sinds het jaar 2010 de aantallen dwangbevelen en beslagleggingen voor alle aanslagbiljetten gegeven en daarbij vermeld dat geen aantallen beschikbaar zijn die uitsluitend betrekking hebben op niet-betaalde OZB. Ter onderbouwing van haar kennelijke stelling dat verweerder beschikt of moet beschikken over aantallen die specifiek betrekking hebben op de OZB heeft eiseres aangevoerd dat een door verweerder ingeschakelde deurwaarder op grond van de Gerechtsdeurwaarderswet een register dient bij te houden met gegevens over de dwanginvordering. Het moet dus wel zo zijn dat die organisatie over de gevraagde gegevens beschikt. Ook van verweerder mag verwacht worden dat zij dergelijke afschriften kan overleggen. De stukken die eventueel in het bezit zijn van het gerechtsdeurwaarderskantoor vallen onder het Wob-verzoek. Indien sprake is van schending van een wettelijke plicht door het gerechtsdeurwaarderskantoor en deze schending de reden is waarom niet voldaan wordt aan het verzoek, is het besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank overweegt dienaangaande allereerst dat verweerder onweersproken heeft gesteld dat geen sprake is van uitbesteding aan een extern deurwaarderskantoor en dat gebruik wordt gemaakt van ambtenaren als belastingdeurwaarder. De mededeling van verweerder dat hij niet beschikt over specifieke aantallen voor de OZB komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor, met name niet omdat aanslagen OZB in de regel gecombineerd met andere aanslagen gemeentelijke heffingen op één aanslagbiljet worden opgelegd. De enkele stelling van eiseres dat verweerder wel moet beschikken over aantallen die specifiek zien op de OZB acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat verweerder wel over die gegevens beschikt.
Stukken ten aanzien van het rekenmodel om de WOZ-waarde vast te stellen
10.
Aangaande het verzoek van eiseres om stukken ten aanzien van het rekenmodel om de WOZ waarde vast te stellen, waaronder stukken waaruit blijkt of het gaat om eigen programmatuur of door een externe software leverancier en in het laatste geval tevens informatie over al dan niet ISO gecertificeerd zijn van de leverancier heeft verweerder – verkort weergegeven – als volgt geantwoord. Verweerder heeft voor de WOZ-waardering gebruik gemaakt van een externe softwareleverancier. Deze leverancier is GOUW IT. Deze leverancier is niet ISO-gecertificeerd. Voor het overige zijn er geen stukken voorhanden. Voor zover het verzoek betrekking heeft op de onderliggende software, valt die informatie onder de uitzonderingsgrond van artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de Wob. Met dit antwoord heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank afdoende op het verzoek gereageerd. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat eiseres in haar verzoek niet heeft geconcretiseerd van welke stukken zij de openbaarmaking vraagt. Uit het verzoek blijkt niet, nog ervan afgezien of een dergelijk verzoek had moeten worden gehonoreerd, dat eiseres heeft gevraagd om de openbaarmaking van stukken met betrekking tot de onderliggende software van de softwareleverancier.
Stukken ten aanzien van de waarborging van de kwaliteit van het gehanteerde (software)systeem met vermelding van toezichthoudende functionaris/instantie
11.
Eiseres heeft gevraagd om stukken ten aanzien van de waarborging van de kwaliteit van het gehanteerde (software)systeem met vermelding van toezichthoudende functionaris/instantie. Hierop heeft verweerder geantwoord dat er geen stukken voorhanden zijn ten aanzien van de waarborging van de kwaliteit van het softwaresysteem, dat hij geen gebruik heeft gemaakt van eigen software, maar van software van GOUW IT en dat waarborging van de kwaliteit van het softwaresysteem de verantwoordelijkheid is van de softwareleverancier. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet WOZ. Toezicht op de uitvoering van de Wet WOZ ligt in handen van de Waarderingskamer en deze resultaten van het toezicht zijn al openbaar aangezien die op de website van de Waarderingskamer te vinden zijn. Dat verweerder niet over stukken beschikt komt de rechtbank, gelet op verweerders motivering, niet onaannemelijk voor. De stelling van eiseres dat zij niet gelooft dat verweerder niet over stukken beschikt is onvoldoende om het tegendeel aan te nemen. Uit de door eiseres overgelegde stukken van de gemeenten Zoetermeer en Buren blijkt niet welke stukken die gemeenten aan eiseres hebben openbaargemaakt, laat staan dat daaruit valt af te leiden dat verweerder ook over die stukken zou beschikken.
Stukken ten aanzien van de waardebepaling van objecten die geen of onvoldoende referentieobjecten kennen
12.
Op het verzoek om openbaarmaking van stukken ten aanzien van de waardebepaling van objecten die geen of onvoldoende referentieobjecten kennen heeft verweerder geantwoord dat er geen objecten zijn die geen of onvoldoende referentieobjecten kennen en dat stukken met betrekking tot dergelijke objecten niet voorhanden zijn. De mededeling van verweerder dat na onderzoek is gebleken dat bepaalde gegevens niet bestaan, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. De Wob bevat geen verplichting om gegevens te vervaardigen die niet in bestaande documenten zijn neergelegd, ongeacht de mate van inspanning. De Wob is uitsluitend van toepassing op informatie neergelegd in bestaande documenten. Eiseres heeft met hetgeen zij heeft aangevoerd, met name dat andere gemeenten wel dergelijke documenten zouden hebben overgelegd, niet aannemelijk gemaakt dat dergelijke documenten wel bestaan.
13.
Meer in het algemeen is de rechtbank nog van oordeel dat van schending van het motiveringsbeginsel of schending van het zorgvuldigheidsbeginsel niet is gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende op het verzoek van eiseres om openbaarmaking gereageerd.
14.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
15.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. Braun, rechter, in aanwezigheid van H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2013.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl).
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep