Uitspraak
(gemachtigde: [A]),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een masseuse, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres was werkzaam bij een wellness centrum en had een VAR-WUO aangevraagd, waarbij zij haar inkomsten als winst uit onderneming aangaf. Na een boekenonderzoek concludeerde de Belastingdienst echter dat eiseres in dienstbetrekking werkte en kwalificeerde de inkomsten als loon. De rechtbank moest beoordelen of deze conclusie terecht was.
Eiseres was vanaf maart 2009 en het gehele jaar 2010 werkzaam als masseuse, zowel in het wellness centrum als voor particuliere klanten. De rechtbank oordeelde dat eiseres bij haar aanvraag van de VAR-verklaring niet de juiste gegevens had verstrekt, waardoor de Belastingdienst niet aan de VAR-verklaring gebonden was. De rechtbank concludeerde dat eiseres feitelijk in dienstbetrekking werkte, omdat zij onder gezag van de werkgever haar werkzaamheden verrichtte en niet zelfstandig haar beroep uitoefende.
De rechtbank overwoog dat de werkzaamheden voor rekening van de werkgever waren en dat eiseres geen ondernemersrisico liep. De rechtbank wees het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel af, omdat zij geen concrete gevallen had aangedragen die een andere behandeling rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen van eiseres ongegrond en bevestigde de kwalificatie van de inkomsten als loon uit dienstbetrekking.