Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
met volledige rechtsbevoegdheid Hollanda Türkiyeli Isciler Birligi,
Stichting Euro-Mediterraan Centrum Migratie & Ontwikkeling,
Stichting Informatie en Onderwijs voor Turken,
1.De procedure
2.De feiten
3.Vordering en verweer
4.Beoordeling
verplichtingrust op de Staat tot het faciliteren van onderwijs van de allochtone moedertaal. Het geschil tussen partijen ziet - naar de rechtbank begrijpt - op de vraag of er internationaalrechtelijke verplichtingen rusten op de Staat tot het faciliteren van onderwijs van de allochtone moedertaal en, zo ja, of het schenden van die verplichtingen een onrechtmatige daad oplevert jegens de personen wiens belangen worden behartigd door Hollanda c.s.
Ensuring that free quality primary education that is sensitive to the cultural identity of every child is available and accessible to all childeren, with particular attention to childeren in rural communities, Aboriginal children and refugees or asylum-seekers, as well as children from other disadvantaged groups and those who need special attention, including in their own language.”Bij kinderen met een andere moedertaal en cultuur is het niet weg te denken dat onderwijs van de moedertaal gebonden is aan het belang van het kind. Ook hebben Hollanda c.s. gewezen op de overige door hen aangehaalde verdragsbepalingen en de bronnen die melding maken van de toegevoegde waarde van een tweetalige opvoeding.
In the Parliamentary Assembly’s view, considerations of various kinds influence the place of the mother tongue in schools. (…) It would be desirable to encourage, as far as possible, Young Europeans to learn their mother tongue (or main language) when this is not an official language of their country.”
the first sentence of Article 2 contains in itself no linguistics requirements”. Meer recentelijk heeft het EHRM in zijn arrest van 22 november 2001 (appl. no. 62069/00) wat betreft artikel 2 Eerste Protocol nog verwezen naar zijn arrest van 1968 en overwogen: “
Moreover, the Court recalls that the “drafting history of that Article” confirms that the object of the second sentence of Article 2 was in no way to secure respect by the State of a right for parents to have education conducted in a language other than that of the country in question”. Hoewel de desbetreffende arresten betrekking hebben op de vraag of recht bestond op onderwijs
ineen bepaalde taal, zijn deze arresten, mede gelet op de algemene bewoordingen ervan, naar het oordeel van de rechtbank ook van toepassing op de onderhavige vraag of het artikel recht geeft op onderwijs
vaneen bepaalde taal. Hollanda c.s. worden dan ook niet gevolgd in hun andersluidende standpunt hierover. De rechtbank heeft in de jurisprudentie van het EHRM in ieder geval geen aanwijzingen aangetroffen die wijzen op de door Hollanda c.s. bepleite uitleg van artikel 2 Eerste Protocol. Uit de aangehaalde aanbeveling van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa aan het Comité van Ministers kan, nog daargelaten de juridische status ervan, evenmin een verplichting worden afgeleid van de Staat om onderwijs van de allochtone moedertaal te faciliteren.
cutting the financial means for teaching the migrant worker’s mother tongue is not in line with the Convention and might affect the relations with their countries of origin, in particular in case of their parents’ return.”.