ECLI:NL:RBDHA:2013:15192

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2013
Publicatiedatum
12 november 2013
Zaaknummer
09-920318-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaarschrift inzake vervangende jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2013 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde, geboren in 1994, die gedetineerd was in het Forensisch Centrum Teylingereind. De veroordeelde had eerder een maatregel opgelegd gekregen van 12 maanden, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 6 maanden indien hij niet naar behoren zou meewerken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel. De rechtbank had eerder op 3 mei 2012 deze maatregel opgelegd, die onherroepelijk werd op 18 mei 2012. De veroordeelde werd op 1 september 2012 in verzekering gesteld voor nieuwe strafbare feiten en op 17 januari 2013 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 153 dagen in een nieuwe strafzaak. Het Openbaar Ministerie had op 11 december 2012 de tenuitvoerlegging van 135 dagen vervangende jeugddetentie bevolen, omdat de veroordeelde volgens hen niet naar behoren had meegewerkt aan de maatregel, wat leidde tot het indienen van een bezwaarschrift door de advocaat van de veroordeelde, mr. P.J.W. de Water.

De behandeling van het bezwaarschrift vond plaats op 24 januari 2013, waarbij de veroordeelde, zijn vader en deskundigen van de Stichting Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De officier van justitie concludeerde tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift, terwijl de raadsvrouw van de veroordeelde betoogde dat de uitvoering van de maatregel niet goed was verlopen door te lichte voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde wel degelijk had meegewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel en dat de omstandigheden van zijn hernieuwde aanhouding niet aan hem konden worden tegengeworpen. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift gegrond, wat betekent dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in hun verzoek tot wijziging van de maatregel, waarover in een aparte uitspraak zal worden beslist.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/920318-11
Beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 77p jo artikel 77wc van het Wetboek van Strafrecht van

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1994 te[geboorteplaats],
en wonende te [adres],
thans gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind,
Rijksstraatweg 24, 2171 AL Sassenheim,
hierna te noemen de veroordeelde.

De procesgang.

Bij vonnis van de meervoudige kamer in jeugdstrafzaken in deze rechtbank van 3 mei 2012
is aan de veroordeelde met toepassing van artikel 77w van het Wetboek van Strafrecht, onder meer de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige opgelegd voor de duur van 12 maanden.
Daarbij is aangegeven dat de maatregel bestaat uit:
  • het meewerken aan het traject JIT NPT (Nieuw Perspectief bij Terugkeer);
  • het zich gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering.
De rechtbank heeft daarbij bevolen, voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 18 mei 2012. Deze datum geldt als ingangsdatum van de maatregel.
Op 1 september 2012 is de veroordeelde in verzekering gesteld in verband met de verdenking van nieuwe strafbare feiten. Op 3 september 2012 is de veroordeelde vervolgens in voorlopige hechtenis gesteld. Op 17 januari 2013 is de veroordeelde in de nieuwe strafzaak (parketnummers 09/920251-12 en 09/900603-12) door deze rechtbank veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 153 dagen en is voorts de voorlopige hechtenis opgeheven. Van die beslissing is de veroordeelde in appel gegaan.
Het Openbaar Ministerie heeft bij beslissing van 11 december 2012 de tenuitvoerlegging van 135 dagen vervangende jeugddetentie bevolen, in verband met de (verdenking van) een nieuw strafbaar feit. Naar het oordeel van het openbaar ministerie heeft de veroordeelde niet naar behoren meegewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel omdat hij heeft gerecidiveerd.
Mr. P.J.W. de Water, advocaat te Katwijk, heeft namens de veroordeelde tegen voornoemd bevel van het Openbaar Ministerie een bezwaarschrift ingediend, welk bezwaarschrift op 21 december 2012 ter griffie van de rechtbank is binnengekomen.

De ontvankelijkheid van de veroordeelde in het bezwaar.

De veroordeelde heeft het bezwaarschrift tijdig ingediend en is derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar.

Het bezwaarschrift.

Het bezwaarschrift zoals bedoeld in artikel 77p, derde lid, juncto artikel 77wc, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht strekt ertoe het bevel van het Openbaar Ministerie te herroepen en in plaats daarvan een nieuw besluit te nemen conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.

De behandeling ter zitting.

Het bezwaarschrift is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 24 januari 2013.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. G. van der Meij, advocaat te Katwijk, is verschenen en op het bezwaarschrift gehoord.
De vader van de veroordeelde is verschenen en gehoord.
Mevrouw [A] is als deskundige, namens de Stichting Bureau Jeugdzorg gehoord, de heer [B] is als deskundige namens de Raad voor de Kinderbescherming gehoord.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift.
De officier van justitie heeft voorts, voor zover de rechtbank tot het oordeel zou komen dat het bezwaarschrift gegrond is en de maatregel dient te worden voortgezet, een verzoekschrift ingediend tot tussentijdse wijziging van de maatregel, als bedoeld in artikel 77wb van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet aan de veroordeelde is te wijten dat de uitvoering van de maatregel niet helemaal is verlopen zoals was beoogd. De maatregel was te licht ingevuld en de voorwaarden waren niet strak genoeg. De druk op de veroordeelde had hoger moeten zijn. Het voortraject was net aan zijn einde gekomen toen de verdachte opnieuw werd aangehouden.
De veroordeelde heeft verklaard open te staan voor en te willen meewerken aan de behandeling en begeleiding die door de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering nodig worden geacht.

De beoordeling van het bezwaarschrift.Krachtens het bepaalde in artikel 77wc, eerste lid, van het Wetboek van strafrecht beveelt de rechter dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor het geval de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt.

De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden gesteld dat de veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt. Het gegeven dat de maatregel volgens de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering te licht is ingevuld, kan niet aan de verdachte worden tegengeworpen. Gebleken is dat de veroordeelde heeft meegewerkt aan het traject JIT NPT. Voorts heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering, niet gesteld dat de veroordeelde zich niet heeft gedragen naar de voorschriften die hem werden gegeven. De jeugdreclassering heeft ook geen officiële terugmelding aan het Openbaar Ministerie verricht.
De omstandigheid dat de veroordeelde tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel opnieuw is aangehouden en in voorlopige hechtenis is gesteld op verdenking van nieuwe strafbare feiten, kan in casu niet tot de conclusie leiden dat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan de tenuitvoerlegging van de maatregel. Weliswaar heeft dit ertoe geleid dat de uitvoering van de maatregel enige tijd onmogelijk is geweest, maar de rechtbank ziet in die enkele omstandigheid geen aanleiding om de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie te bevelen, temeer niet nu de behandeling van de veroordeelde dringend geïndiceerd is.
De rechtbank zal daarom het bezwaarschrift gegrond verklaren.
Nu het bezwaarschrift gegrond wordt verklaard, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 77wb van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal in een afzonderlijke uitspraak op dit verzoek beslissen.

Beslissing.

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door
mr.drs. S.M. Borkent, voorzitter, kinderrechter,
mr. P.J. Schreuder, kinderrechter,
mr. H.M. Boone, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2013.