ECLI:NL:RBDHA:2013:15093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2013
Publicatiedatum
11 november 2013
Zaaknummer
C-09-451177 - JE RK 13-2404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2013 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland. De minderjarige, geboren in 1999, verblijft feitelijk in een studiehuis en is kind van de moeder, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, het verweerschrift van de moeder en de bijlagen, waaronder een verklaring van de gemeente en een aanmeldingsformulier van de minderjarige bij de school.

De kinderrechter heeft eerder, op 4 december 2012, de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 14 november 2013 en op 18 maart 2013 een machtiging verleend voor uit huis plaatsing. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is gedaan omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige in de thuissituatie en op school. De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven dat het beter gaat met de minderjarige, die nu op een internaat verblijft en huiswerk- en studiebegeleiding krijgt.

Na beoordeling van de situatie concludeert de kinderrechter dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. De minderjarige is niet meer in Turkije, maar staat ingeschreven in Nederland en heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt. De kinderrechter wijst daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af. De beschikking is gegeven door mr. E.C. Koekman en kan binnen drie maanden in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-2404
Zaaknummer: C/09/451177
Datum beschikking: 29 oktober 2013

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

Beschikking op het op 19 september 2013 ingekomen verzoekschrift van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland, vestiging Rijnland (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats];
kind van:
[A],
de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent.
De minderjarige verblijft feitelijk in een studiehuis te [plaats].

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- het verweerschrift d.d. 28 oktober 2013 van de zijde van de advocaat van de moeder, met bijlagen, waaronder een verklaring bewoning adres van de gemeente [plaats] met betrekking tot de minderjarige die verblijft op het adres van [stichting] en een aanmeldingsformulier van de minderjarige bij [school];
- een brief d.d. 22 oktober 2013 van de minderjarige.
Op 29 oktober 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
- de heer [X], namens Bureau Jeugdzorg;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E. Tamas.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 4 december 2012 de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd van 6 december 2012 tot 14 november 2013.
Bij beschikking d.d. 18 maart 2013 heeft de kinderrechter in deze rechtbank aan Bureau Jeugdzorg machtiging verleend de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen conform het indicatiebesluit van 18 maart 2013 tot 18 september 2013.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. Aan het verzoek ligt ten grondslag dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige in de thuissituatie en op school. Een samenwerkingsrelatie met de moeder is tot op heden niet tot stand gekomen, aangezien de moeder niet open staat voor de hulpverlening. Er zou sprake zijn van een symbiotische relatie tussen de moeder en de minderjarige. De minderjarige is sinds maart 2013 niet meer naar school geweest en zij zou in Turkije verblijven.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Mr. Tamas heeft conform zijn verweerschrift gepleit, wat -kort samengevat- op het volgende neer komt. De minderjarige staat ingeschreven bij [school] te [plaats] en zij verblijft op [stichting]. Bij deze [stichting] krijgt zij huiswerk- en studiebegeleiding. Mr. Tamas heeft op grond van vorenstaande verzocht om afwijzing van het verzoek van Bureau Jeugdzorg.
De moeder heeft in aanvulling op haar advocaat naar voren gebracht dat het een stuk beter gaat met de minderjarige. De moeder betreurt het dat zij haar dochter nog maar twee keer per maand ziet, maar zij staat achter haar dochter in haar wens op het internaat te verblijven.
De heer [X] heeft namens Bureau Jeugdzorg het verzoek gehandhaafd. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat Bureau Jeugdzorg de door de advocaat aangevoerde informatie nog niet heeft kunnen onderzoeken, mede doordat er geen contact is tussen Bureau Jeugdzorg en de moeder en de minderjarige.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn. Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de situatie van de minderjarige is gewijzigd ten opzichte van de situatie waarop het verzoek van Bureau Jeugdzorg is gegrond. De minderjarige verblijft immers niet meer in Turkije, maar zij staat ingeschreven in [plaats] wat ook blijkt uit de gemeentelijke basisadministratie. Daarnaast leidt de kinderrechter uit de stukken van de advocaat af dat de minderjarige bij [school] staat ingeschreven en dat zij op [stichting] verblijft in [plaats] alwaar zij huiswerk- en studiebegeleiding krijgt. De minderjarige heeft in haar brief aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij het naar haar zin heeft op het internaat en op [school]. Zij heeft vriendinnen gemaakt en zij wordt niet meer gepest. Gelet op de positieve ontwikkelingen is de kinderrechter van oordeel dat er thans een situatie is ontstaan waarbij onvoldoende gronden zijn voor een verlenging van de ondertoezichtstelling.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C. Koekman, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2013, in tegenwoordigheid van J.A. van Soest als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.