Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[A], wonende te [woonplaats],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag werd behandeld, verzocht [A], vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, om een deelgeschil te beslechten met betrekking tot de aansprakelijkheid voor letselschade die hij had opgelopen tijdens werkzaamheden in een verpleeghuis. Op 8 september 2009 viel een plafondplaat op [A] terwijl hij glasvezelkabels aan het aanleggen was. Hij stelde zowel de eigenaar van het pand, Brabant Zorg, als de werkgever, [B 2], aansprakelijk voor de schade. De rechtbank beoordeelde de aansprakelijkheid op basis van verschillende artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder artikel 6:174 BW (gebrekkige opstal), artikel 7:658 BW (zorgplicht werkgever), artikel 6:170 BW (risico-aansprakelijkheid werkgever) en artikel 7:611 BW (goed werkgeverschap). De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van aansprakelijkheid van Brabant Zorg en Zorggoedbrabant 2, omdat de plafondplaat niet spontaan was gevallen, maar in verband met de werkzaamheden van [A]. Ook [B 2] werd niet aansprakelijk gehouden, omdat zij voldoende zorg had gedragen voor de veiligheid van haar werknemers. De rechtbank wees het verzoek van [A] af en verklaarde voor recht dat [B 2] niet aansprakelijk was voor het ongeval. De kosten van de procedure werden begroot op € 4.072,80, maar de verzochte kostenveroordeling werd afgewezen.