2.De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.Eiseres, geboren op [datum] 1987, heeft op 18 september 2012 een bijstandsuitkering aangevraagd.
2.2.Eiseres heeft een HBO-opleiding [opleiding] voltooid. Zij heeft om medische redenen, namelijk een progressief gebleken scoliose, twee jaar langer over deze opleiding mogen doen en daarvoor een verlengd recht op studiefinanciering gehad.
2.3. Op 29 januari 2013 is eiseres, op verzoek van verweerder, onderzocht door P.F.J. Donderwinkel, arts van Van Brederode (verder: Donderwinkel). In het sociaal medisch advies ten aanzien van de belastbaarheid voor arbeid van eiseres van 25 februari 2013, concludeert Donderwinkel dat zij beperkingen heeft ten opzichte van normaal functioneren. Gezien haar opleidingsniveau zal het werk vooral zittend moeten zijn. Gebruik van een goede bureaustoel is daarbij van groot belang, evenals de mogelijkheid af en toe een andere houding te kunnen aannemen door staan of lopen. Deze aspecten kunnen worden ingepast in werk via de reguliere arbeidsmarkt.
2.4. In zijn e-mail van 7 maart 2013 aan verweerder heeft Donderwinkel toegelicht dat een voltijdse studie qua urenbelasting gelijk is aan een voltijdse baan. Het werk van eiseres zal vooral bureauwerk betreffen en is ook daardoor vergelijkbaar met studeren.
2.5.Bij besluit van 28 november 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen.
2.6.Bij besluit van 22 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het besluit van 28 november 2012 herroepen voor wat betreft de afwijzing van de aanvraag over de periode van 6 september 2012 tot 1 februari 2013, aangezien eiseres zich na de datum van bekendmaking van het primaire besluit (verzenddatum 5 december 2012) tot 1 februari 2013 technisch gezien niet meer kon inschrijven voor een opleiding met aanspraak op studiefinanciering. Verweerder heeft beslist dat eiseres bijstand krijgt voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud met ingang van 6 september 2012 tot 1 februari 2013.
2.7. Op grond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wwb, zoals die bepaling geldt per 1 juli 2012, heeft geen recht op algemene bijstand degene die jonger is dan 27 jaar en uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen en
1 ͦ in verband daarmee aanspraak heeft op studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000, dan wel
2 ͦ in verband daarmee geen aanspraak heeft op studiefinanciering en dit onderwijs niet volgt.
2.8. In de Memorie van Toelichting (TK 2010-2011 32 815, nr. 3 p 52) staat het volgende vermeld: ‘In het nieuwe onderdeel c wordt geregeld dat de jongere geen aanspraak op algemene bijstand heeft indien hij (nog) uit ’s Rijks schatkist bekostigd onderwijs kan volgen (zie ook de aanpassing van artikel 7, derde lid). Dit overigens onder de voorwaarde dat de jongere – in geval hij dat onderwijs zou gaan volgen – dan in aanmerking zou komen voor studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000. Er is geen reden om hem voor algemene bijstand in aanmerking te laten komen indien de mogelijkheid van het volgen van dergelijk onderwijs met studiefinanciering openstaat. Studiefinanciering wordt voor hem immers als een passende en toereikende voorliggende voorziening aangemerkt.’
3.1. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Eiseres stelt dat het niet uitsluitend van belang is of een belanghebbende daadwerkelijk uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kan volgen, maar ook of dit in redelijkheid van haar kan worden gevergd. Daarbij kunnen allerlei omstandigheden een rol spelen, zoals fysieke of geestelijke beperkingen of de capaciteiten van een jongere. Zij heeft in de kern een beroep gedaan op het gegeven dat zij al een HBO-[opleiding] heeft voltooid, waarover zij door haar medische toestand langer over heeft gedaan dan gebruikelijk. Zij heeft vanwege haar medische problemen ook een jaar extra studiefinanciering gehad. Zij heeft voorts aangevoerd dat zij vanwege haar medische problemen niet meer in staat is om voor haar 27ste levensjaar een vervolgopleiding te voltooien. Zij heeft de volgende medische stukken overgelegd ter betwisting van het advies van Donderwinkel:
- informatie van VGZ en een brief van 13 maart 2008 van de orthopedisch chirurg aan VGS;
- een brief van 10 januari 2010 van [A] (oefentherapeute Cesar);
- een brief met bijlagen van 30 juli 2013 van [B], mw. Oskam en [D] van het Groene Hart Ziekenhuis;
- een overzicht van haar medische geschiedenis van haar huisarts met als bijlagen een brief van Cesartherapie van 26 mei 2008, een brief van de orthopedisch chirurg van 18 mei 2010 en een brief van de orthopedisch chirurg van 18 juli 2013;
- het ziekenhuisdossier van eiseres.
3.2.Verweerder stelt zich op het standpunt dat wanneer een jongere al over een startkwalificatie beschikt, het van belang is te beoordelen in hoeverre het volgen van onderwijs de kansen van de jongere op de arbeidsmarkt vergroot. Nemen deze kansen toe, dan ligt het voor de hand te oordelen dat het volgen van een studie redelijkerwijs van ene jongere verwacht kan worden. Verweerder stelt dat de kansen van eiseres op de arbeidsmarkt worden vergroot door het volgen van een (vervolg)opleiding. Daarbij speelt voor verweerder mee dat het in de huidige arbeidsmarkt van belang is dat een persoon zich schoolt voor een beroep waar, vanuit de huidige arbeidsmarkt, meer vraag naar is.