ECLI:NL:RBDHA:2013:14917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
09-777353-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval op fysiek gehandicapte man met wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 31 oktober 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd op een fysiek gehandicapte man. De overval vond plaats op 27 mei 2013 in Zoetermeer, waarbij de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer onder bedreiging met geweld dwongen tot de afgifte van zijn mobiele telefoon en bankpas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders ernstige inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en bewegingsvrijheid van het slachtoffer, die zich in zijn eigen woning bevond. De keuze voor een kwetsbaar slachtoffer, dat zich door zijn lichamelijke beperking moeilijker kon verweren, werd door de rechtbank als bijzonder kwalijk beschouwd. De impact van de overval op het slachtoffer was groot, wat bleek uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring waarin hij aangaf nog steeds te kampen met slaap- en gezondheidsproblemen en psychisch leed. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan, evenals de schending van de rechtsorde en de bijdrage aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 247 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de Stichting Bureau Jeugdzorg. Daarnaast is er een maatregel opgelegd voor plaatsing binnen Multidimensional Treatment Foster Care (MTFC) voor de duur van 12 maanden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die door de ouders van de verdachte moet worden betaald. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die nog jong is en lijdt aan gedragsstoornissen.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/777353-13
Datum uitspraak: 31 oktober 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
adres: [adres],
thans preventief gedetineerd in het Forensisch Centrum Teylingereind te
Sassenheim.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen met gesloten deuren van 5 september 2013 en 17 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.A. Willemse en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte
mr. M. van Empelen, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2013 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of bankpas(sen) en/of computer (playstation) spel(len), in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- met bedekt gelaat binnendringen van de woning van die [slachtoffer] en/of
- het doen of hij een (vuur)wapen in zijn zak had en/of
- het zeggen: "geef je telefoon en pinpas" en/of
- het dreigend tonen van een mes en/of
- en (daarbij) dreigend zeggen: "en nu opschieten anders gaan we echt steken", althans woorden van
gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- het in de slaapkamer duwen van die [slachtoffer] en/of hem uit zijn rolstoel duwen;
en/of
hij op of omstreeks 27 mei 2013 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon en/of bankpas(sen) en/of computer (playstation) spel(len), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met bedekt gelaat binnendringen van de woning van die [slachtoffer] en/of
- het doen of hij een (vuur)wapen in zijn zak had en/of
- het zeggen: "geef je telefoon en pinpas" en/of
- het dreigend tonen van een mes en/of
- en (daarbij) dreigend zeggen: "en nu opschieten anders gaan we echt steken", althans woorden van
gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- het in de slaapkamer duwen van die [slachtoffer] en/of hem uit zijn rolstoel duwen;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2013 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten die [slachtoffer], te dwingen iets te doen of niet te doen, immers heeft/is hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met bedekt gelaat de woning van die [slachtoffer] binnen gedrongen en/of
- gedaan alsof hij een (vuur)wapen in zijn zak had en/of
- dreigend een mes getoond en/of
- ( daarbij) dreigend gezegd: "en nu opschieten anders gaan we echt steken", althans woorden van
gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] gedwongen in te loggen op zijn ING bankaccount via zijn computer en/of
- die [slachtoffer] gedwongen geld over te maken van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening en/of
- die [slachtoffer] de slaapkamer in geduwd/opgesloten en/of
- die [slachtoffer] uit zijn rolstoel geduwd;
art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Ten aanzien van feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief kan worden vastgesteld dat
de aangever [slachtoffer] op 27 mei 2013 omstreeks 18.50 uur te Zoetermeer in zijn woning wordt overvallen. Medeverdachte [A], die bevriend is met de aangever en reeds in de woning aanwezig is, doet de deur van de woning van de aangever open waarna twee gemaskerde mannen de woning binnendringen. [A] wordt door een van de mannen bij zijn keel gepakt, omdat het moet lijken alsof hij ook slachtoffer is. De andere man doet alsof hij een wapen in zijn zak heeft. De aangever, die ook inderdaad denkt dat [A] in gevaar is, geeft onder dwang zijn mobiele telefoon en zijn bankpas af. [2] [3] Vervolgens wordt aan de aangever een mes getoond en moet hij onder dreiging daarvan geld overmaken van zijn spaarrekening naar zijn betaalrekening. [A] wordt nog steeds bij zijn keel vastgehouden. [4] De aangever probeert het mes af te pakken en raakt hierbij gewond aan zijn rechterhand. Er wordt vervolgens gedreigd dat hij echt zal worden neergestoken. [5] Na het overmaken van het geld wordt de aangever samen met [A] zijn slaapkamer ingeduwd en uit zijn rolstoel geduwd. De aangever ligt op zijn buik op de grond en is zijn bril kwijt. [A] verlaat samen met de twee mannen de slaapkamer, waarvan de deur wordt gesloten. [6] De rolstoel wordt elders in de woning neergezet. [7] [8] Op de computer van de aangever wordt de muziek hard aangezet en er worden twee playstationspellen weggenomen alsook twee toestellen van de vaste telefoonset van de aangever. [9] De aangever wordt hulpeloos in zijn woning achtergelaten.
Over deze onderdelen van de tenlastelegging verklaren de verdachte [10] en medeverdachte [A] [11] bij de politie nagenoeg gelijkluidend. De verdachte verklaart dat hij een muts over zijn hoofd heeft getrokken om herkenning te voorkomen en dat hij degene is geweest die [A] bij zijn keel heeft vastgepakt, omdat dit onderdeel van het plan was, alsook dat hij degene is geweest die de aangever uit zijn rolstoel heeft geduwd en de playstationspellen heeft meegenomen.
De verdachte en [A] verklaren beiden dat [B] de derde man is en dat hij degene is die de aangever met een mes dat hij uit de keuken heeft gepakt, heeft bedreigd. De verdachte verklaart dat de echte naam van [B], [B] is. [12] De verdachte en [A] herkennen [B], [B], van de aan hen getoonde foto. [13] [14]
Ten aanzien van feit 2 kan worden vastgesteld dat de aangever op 27 mei 2013 te Zoetermeer in zijn woning met zijn rolstoel in zijn slaapkamer is geduwd en dat hij vervolgens uit zijn rolstoel is geduwd, waardoor hij hulpeloos op de vloer van de slaapkamer, waarvan de deur gesloten was, achterbleef. [15] De verdachte [16] en medeverdachte [A] [17] verklaren beiden dat dit heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag hoe voornoemde handelingen kunnen worden gekwalificeerd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het onder 1 tweede alternatief/cumulatief en het onder 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring en kwalificatie van de tenlastegelegde feiten. Zij heeft uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor de druk op en zelfs bedreiging van haar cliënt door de volwassen medeverdachte om de onder de inleiding weergegeven handelingen te plegen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij samen met zijn medeverdachten de overval twee dagen ervoor heeft besproken. [18] Ook heeft hij, bij de rechter-commissaris, verklaard dat van tevoren was afgesproken dat hij medeverdachte [A] bij zijn keel zou grijpen. [19]
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting [20] dat hij pas op de dag van de overval wist wat er ging gebeuren en dat hij onder dreiging van medeverdachte [B] opdrachten uitvoerde acht de rechtbank, gelet op het vorenstaande, ongeloofwaardig.
Van een daadwerkelijke bedreiging door [B] is uit de stukken niets naar voren gekomen. Ook overigens is het de rechtbank niet gebleken dat de verdachte onder zodanige druk van [B] stond dat hij daaraan geen weerstand kon bieden. De verdachte heeft zich voorafgaand aan en tijdens de overval op diverse momenten hieraan kunnen onttrekken, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van wat er ging gebeuren en dat hij ook bewust heeft meegewerkt aan de uitvoering hiervan. In de op te leggen straf zal het aandeel van de verdachte in de strafbare feiten tot uitdrukking komen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag hoe de in de inleiding weergegeven handelingen kunnen worden gekwalificeerd.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat vast staat dat de aangever zijn mobiele telefoon en bankpas onder dwang heeft afgegeven en dat derhalve terzake van deze goederen het onder 1 eerste alternatief/cumulatief, afpersing in vereniging gepleegd, bewezen kan worden verklaard. De rechtbank baseert zich hierbij met name op de verklaringen van de aangever. [21] [22] Hij verklaart dat hij erg bang was wat de mannen zouden doen, temeer nu ze [A] als dwangmiddel gebruikten, en dat hij daarom zijn mobiele telefoon en bankpas heeft afgegeven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat eveneens het onder 1 tweede alternatief/cumulatief bewezen kan worden verklaard, nu de twee playstationspellen en twee toestellen van de vaste telefoonset van aangever met geweld en bedreiging met geweld zijn weggenomen, zoals reeds weergegeven in de inleiding.
Ten slotte is de aangever in zijn rolstoel zijn slaapkamer in geduwd en is aldaar uit zijn rolstoel geduwd, waardoor hij op zijn buik op de grond terecht is gekomen. De rolstoel van de aangever wordt door de verdachte en zijn medeverdachten meegenomen en de aangever blijft hulpeloos in zijn slaapkamer achter. De deur van de slaapkamer wordt gesloten en elders in de woning wordt heel hard muziek aangezet zodat eventueel hulpgeroep niet zal worden gehoord. Door het wegnemen van de rolstoel van de aangever, bezien in samenhang met deze overige omstandigheden, is de aangever naar het oordeel van de rechtbank van zijn vrijheid beroofd.
De rechtbank oordeelt dan ook dat het onder 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, bewezen kan worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij op 27 mei 2013 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en een bankpas, toebehorende aan die [slachtoffer],
welke bedreiging met geweld bestond uit:
- met bedekt gelaat binnendringen van de woning van die [slachtoffer] en
- het doen of hij een wapen in zijn zak had en
- het zeggen: "geef je telefoon en pinpas";
en
hij op 27 mei 2013 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen telefoons en (playstation) spellen, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- met bedekt gelaat binnendringen van de woning van die [slachtoffer] en
- het doen of hij een wapen in zijn zak had en
- het zeggen: "geef je telefoon en pinpas" en
- het dreigend tonen van een mes en
- en daarbij dreigend zeggen: "en nu opschieten anders gaan we echt steken" en
- het in de slaapkamer duwen van die [slachtoffer] en hem uit zijn rolstoel duwen;
2.
hij op 27 mei 2013 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een
persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met anderen,
- die [slachtoffer] de slaapkamer in geduwd en
- die [slachtoffer] uit zijn rolstoel geduwd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf/maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 241 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun, alsmede dat aan de verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige wordt opgelegd voor de duur van
12 maanden subsidiair 12 maanden vervangende jeugddetentie, bestaande uit plaatsing binnen MTFC.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het onvoorwaardelijke strafdeel gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens heeft zij betoogd dat de verdachte voortvarend met zijn plaatsing binnen MTFC kan starten. Dit op verzoek van de opvoedouders en met het oog op het naar school gaan direct na afloop van de herfstvakantie. De vervangende jeugddetentie van de gedragsbeïnvloedende maatregel dient, aldus de raadsvrouw, tot 6 maanden te worden beperkt.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval bij een fysiek gehandicapte man alsook aan diens wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer in zijn eigen woning, de plek waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Deze daad is des te kwalijker door de bewuste keuze voor een slachtoffer dat zich door een lichamelijke beperking moeilijker kon verweren.
De ervaring leert dat dergelijke feiten voor het slachtoffer daarvan, traumatische gebeurtenissen zijn. Het gevoel van veiligheid van het slachtoffer is aangetast, temeer nog nu één van de mededaders van jongs af aan een goede bekende van het slachtoffer was en zijn vertrouwen ernstig heeft beschaamd.
De impact die de overval en de wederrechtelijke vrijheidsberoving op het slachtoffer hebben gehad, blijkt ook uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring. Het slachtoffer kampt nog steeds met slaap- en gezondheidsproblemen en ook is er bij hem sprake van psychisch leed.
De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Daarnaast hebben voornoemde stafbare feiten in algemene zin de rechtsorde geschokt en een bijdrage geleverd aan de algemene gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank weegt voorts mee dat uit de stukken in het dossier blijkt, hoewel dit de verdachte niet is tenlastegelegd, dat de verdachte en zijn mededaders reeds op 15 mei 2013 hebben geprobeerd geld van het slachtoffer te ontfutselen en dat dit op 18 mei 2013 ook daadwerkelijk is gelukt. Op die dag is de pinpas van het slachtoffer weggenomen en is hiermee € 450,- gepind. Er is derhalve geen sprake van een incident, maar van een langer durend misbruik van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dit het gedrag van de verdachte en zijn mededaders extra verwerpelijk.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van de verdachte mee dat de verdachte zich niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten voor de rechter heeft moeten verantwoorden.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de
Raad voor de Kinderbescherming betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport d.d. 18 augustus 2013 betreffende het psychologisch-pedagogisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door drs [X], GZ-psycholoog/orthopedagoog.
Blijkens rapporteur is de verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van gedragsstoornis, beginnend in de kindertijd en een ouder kind relatieprobleem.
Daarnaast is de verdachte lijdende een leesstoornis en is er differentiaal diagnostisch sprake van een aandachtstekort stoornis met hyperactiviteit.
De sociaal-emotioneel nog jonge leeftijd van de verdachte, de impulsiviteit, de boosheid als gevolg van de weerstand op school waar het ook niet goed ging en de overtreding van regels maken, volgens rapporteur, dat aan de rechtbank in overweging wordt gegeven de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Impulsiviteit, de sociaal-emotionele leeftijd en de opstandigheid en het daarmee niet open staan voor anderen maken dat ingeschat wordt dat de verdachte opnieuw in een dergelijke situatie terecht kan komen.
De invloed van (oudere)leeftijdgenoten en de vaardigheden van de ouders spelen een rol bij de kans op recidive.
Aanbevolen wordt om de verdachte een behandeling op te leggen, waar hij vaardigheden kan leren op het gebied van omgaan met boosheid en irritatie, waardoor hij ook beter in staat zal zijn keuze te maken op afweging en niet op impulsiviteit. Tegelijkertijd dient er te worden gewerkt aan een (nog) stevigere gezagspositie van de moeder om haar in staat te stellen de verdachte te bieden wat hij op grond van zijn ontwikkeling nodig heeft. Gedacht wordt om de verdachte in een opvoedgezin (MTFC) te plaatsen en zijn behandeling binnen een gedragsbeïnvloedende maatregel vorm te laten krijgen omdat het binnen dit kader mogelijk is een behandelaanbod voor te stellen met een stevige stok achter de deur.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemd rapport over en maakt deze tot de hare.
Blijkens de meest recente informatie van de Raad voor de Kinderbescherming
d.d. 26 september 2013is het algemeen recidive risico hoog en liggen er in de
persoonlijke omstandigheden van de verdachte een aantal risico’s. MTFC kan met de juiste inzet van verdachte deze problemen aanpakken en bij terugkeer thuis een basis leggen voor een gezonde ontwikkeling richting (meer) zelfstandigheid.
Geadviseerd wordt aan de verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen voor de duur van 1 jaar in de vorm van plaatsing binnen MTFC. Daarnaast adviseert de Raad een deels voorwaardelijke en deels onvoorwaardelijke detentiestraf met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering in het kader van de maatregel hulp en steun. Tevens wordt dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde verzocht.
De rechtbank onderschrijft het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Van de zijde van de Raad is ter zitting benadrukt dat het wenselijk is dat de plaatsing binnen MTFC zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden, omdat de verdachte na de herfstvakantie op een nieuwe school zal starten en het opvoedgezin de wens heeft uitgesproken om de verdachte voor die tijd in het gezin te laten wennen.
De rechtbank heeft ter zitting, met name gelet op de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheid dat er medeverdachten zijn, het versneld wijzen van vonnis niet haalbaar geacht en daarmee versnelde plaatsing van de verdachte in MTFC afgewezen.
Alles overwegende is de rechtbank thans allereerst van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn behandeling en begeleiding te waarborgen, zal de rechtbank een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de Stichting Bureau Jeugdzorg.
Het onvoorwaardelijke deel van de straf heeft de verdachte reeds in voorarrest doorgebracht.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de ernst van de begane misdrijven aanleiding geven tot de oplegging van de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige en dat de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gedragsbeïnvloedende maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan hetgeen in voornoemde rapporten daaromtrent is overwogen, mee laten wegen.
Nu de eis van de officier van justitie erop is gebaseerd dat de verdachte op 25 oktober 2013 vrij zal komen en de rechtbank dit standpunt niet volgt, zal de rechtbank een iets zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de gedragsbeïnvloedende maatregel slechts direct kan ingaan indien de verdachte en de officier van justitie na de uitspraak meteen afstand van hoger beroep zullen doen waardoor het vonnis onherroepelijk zal zijn. Dadelijke uitvoerbaarheid van de opgelegde hulp en steun, zoals door de Raad is verzocht, heeft onder deze omstandigheden geen toegevoegde waarde.

7.De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer]heeft zich ten aanzien feit 1 en 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot
€ 2.372,48,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen. De officier van justitie heeft voorts de suggestie gedaan het toe te wijzen bedrag door drieën te delen in plaats van dit hoofdelijk toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft wel aangevoerd dat er, gelet op de leeftijd van de verdachte, geen gronden zijn om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu de vordering betrekking heeft op een als doen te beschouwen gedraging van de verdachte die ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt en aan wie de gedraging als onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt deze geacht te zijn gericht tegen diens ouders.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten telefoon huisset en toetsenbord ad € 116,48, is namens de ouders niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 2.256,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de ouders van de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg de onder 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief bewezenverklaarde feiten.
De verdachte is samen met twee medeverdachten verantwoordelijk is voor de geleden schade. Gelet op de rolverdeling tussen de drie medeverdachten alsook het verschil in leeftijd, ziet de rechtbank aanleiding de vordering van de benadeelde partij niet hoofdelijk toe te wijzen, doch een deel van de vordering toe te wijzen aan elk van de drie medeverdachten. De rechtbank acht de verdachte verantwoordelijk voor ¼ deel van de geleden schade.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de ouders van de verdachte toewijzen tot een bedrag van
€ 593,12.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de ouders van de verdachte toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 27 mei 2013 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de ouders van de verdachte dienen te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank is van oordeel dat de ouders van de verdachte voornoemd bedrag in
6 opeenvolgende maandelijkse termijnen mogen voldoen. De eerste 5 maanden zal er een bedrag van € 100,- moeten worden betaald en in de laatste maand het resterende gedeelte.
De wet biedt niet de mogelijkheid een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten laste van de ouders van een veroordeelde die ten tijde van het gepleegde feit jonger was dan veertien jaar.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
24a, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77w, 77wc, 77aa, 77gg, 282, 312 en 317.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder
1. eerste en tweede alternatief/cumulatief en onder 2 impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:

1 eerste alternatief/cumulatief:

AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN

1 tweede alternatief/cumulatief:

DIEFSTAL VOORAFGEGAAN EN/OF VERGEZELD EN/OF GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN/OF GEMAKKELIJK TE MAKEN EN/OF OM BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD AAN ZICHZELF EN/OF ANDERE DEELNEMERS VAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN

2 impliciet subsidiair:

MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN

verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 247 DAGEN
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
90 DAGEN, niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
en
legt aan de verdachte op de
maatregel betreffende het gedrag van de jeugdigevoor de duur van
12 maanden,
die bestaat uit:
plaatsing binnen MTFC, zijnde Multidimensional Treatment Foster Care;
beveelt, voor het geval de verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel zal meewerken, dat de maatregel zal worden vervangen door jeugddetentie voor de duur van
12 maanden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe ten laste van de ouders van de verdachte en veroordeelt de ouders van de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer], een bedrag van
€ 593,12,
vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2013 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de ouders van de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.A. van Steen, kinderrechter,
en mr. H.M. van Maurik, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2013.
Mr. Van Maurik is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal van de politie Haaglanden, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1551 2013103394, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 302.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 54, halverwege.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], pagina 71 onderaan/72 bovenaan.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 54 tweede helft/55 bovenaan.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 55 bovenaan.
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], pagina 75, halverwege.
7.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], pagina 76, halverwege.
8.Proces-verbaal samenvatting van verhoor verdachte [C], pagina 47, halverwege.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], pagina 76, halverwege.
10.Proces-verbaal samenvatting van verhoor verdachte [C], pagina 45 e.v.
11.Proces-verbaal samenvatting van verhoor verdachte [A], pagina 26 e.v.
12.Proces-verbaal samenvatting van verhoor verdachte [C], pagina 46, bijna onderaan.
13.Proces-verbaal samenvatting van verhoor verdachte [C], pagina 47, bijna onderaan.
14.Proces-verbaal samenvatting van verhoor verdachte [A], pagina 29, halverwege.
15.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], pagina 75, halverwege.
16.Proces-verbaal samenvatting van verhoor verdachte [C], pagina 47.
17.Proces-verbaal samenvatting van verhoor verdachte [A], pagina 29.
18.Proces-verbaal samenvatting van verhoor verdachte [C], pagina 126, halverwege.
19.Proces-verbaal verhoor inbewaringstelling verdachte [C] d.d. 30 mei 2013.
20.Proces-verbaal van de terechtzitting van 17 oktober 2013, eigen verklaring van de verdachte.
21.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 54, halverwege.
22.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer], pagina 71 onderaan/72 bovenaan.