ECLI:NL:RBDHA:2013:14905

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2013
Publicatiedatum
6 november 2013
Zaaknummer
AWB-13_8463 + AWB-13_7374
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over omgevingsvergunning voor uitbreiding supermarkt met toepassing van bestuurlijke lus

Op 1 november 2013 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een supermarkt. De zaak is aangespannen door Plus Vastgoed B.V. en Plus Ypenburg v.o.f. tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag. De verzoekers stelden dat er ten onrechte geen marktonderzoek was uitgevoerd ter voorbereiding van het bestreden besluit, dat op 15 augustus 2013 was genomen, waarin het bezwaar van de verzoekers ongegrond werd verklaard. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het gebrek aan marktonderzoek een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek oplevert, en heeft toepassing gegeven aan de bestuurlijke lus zoals bedoeld in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat de verweerder de gelegenheid krijgt om binnen acht weken het gebrek te herstellen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen op basis van een belangenafweging. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat de verbouwing van de supermarkt al was uitgevoerd en dat de winkel gereed was om te openen. De voorzieningenrechter oordeelde dat een schorsing van het bestreden besluit tot grote praktische problemen zou leiden voor de vergunninghoudster. Bovendien was het niet waarschijnlijk dat de openstelling van de Jumbo gedurende de periode van de bestuurlijke lus onomkeerbare gevolgen voor de verzoekers zou hebben. De uitspraak is openbaar gedaan en de beslissing houdt in dat de bodemprocedure wordt aangehouden totdat het gebrek is hersteld.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 13/7374 (hoofdzaak) SGR 13/8463 (voorlopige voorziening)
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2013 op het verzoek om een voorlopige voorziening en tevens op het beroep van
Plus Vastgoed B.V., te De Bilt, en Plus Ypenburg v.o.f., te Den Haag, verzoekers
(gemachtigde: mr. C.M.M. van Mil),
tegen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. S.J.C. Hocks).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
WPM Winkelcentrummanagement B.V., te Amsterdam
(gemachtigde: Y.J.G. Flippo).

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2013 heeft verweerder aan Winkelcentrum Ypenburg C.V. een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en samenvoegen van de percelen Oude Kustlijn 6, Steentijdsingel 4 en Speerpunt 4 tot een supermarkt.
Bij besluit van 15 augustus 2013 heeft verweerder het hiertegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 11 september 2013 beroep ingesteld. Bij brief van 21 oktober 2013 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de uitspraak in beroep.
Het verzoek is op 1 november 2013 ter zitting behandeld. Namens verzoekers waren aanwezig de gemachtigde, alsmede [A], directeur/eigenaar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de derde-partij is verschenen de gemachtigde, alsmede [B], vastgoedmanager bij Jumbo.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek gesloten en vervolgens onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- geeft in de bodemprocedure toepassing aan de bestuurlijke lus;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen 8 weken na verzending van deze mondelinge uitspraak het gebrek in de bodemprocedure te herstellen me inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- houdt iedere verdere beslissing in de bodemprocedure aan.

Overwegingen

1.
De voorzieningenrechter kan, indien een verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan hangende beroep bij de rechtbank en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, op de voet van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. In dit geval wordt van die bevoegdheid gebruik gemaakt.
2.
Niet in geschil is dat aan de formele toepassingseisen voor de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is voldaan.
3.
Primair is aangevoerd dat geen gebruik had mogen worden gemaakt van deze bevoegdheid zonder een marktonderzoek uit te voeren zoals bedoeld in de Detailhandelnota Den Haag van mei 2005.
4.
In deze nota is inderdaad aangegeven dat bij toepassing van een vrijstelling, waaronder thans moet worden begrepen de nu toegepaste afwijkingsbevoegdheid, voor een vergroting van het vloeroppervlak aan detailhandel een dergelijk onderzoek vooraf moet gaan. In deze nota is niet gesteld dat dit onderzoek pas hoeft plaats te vinden boven een bepaald aantal vierkante meters uitbreiding. Aan het gestelde in deze nota mogen verzoekers vertrouwen ontlenen. Daarbij is relevant dat de maximale hoeveelheid vierkante meters detailhandel zoals vastgelegd in de planregels al met ongeveer 10% is overschreden. Verzoekers hebben terecht opgemerkt dat zij dit punt al in bezwaar naar voren hebben gebracht, zodat dit onderzoek in het kader van de beslissing op bezwaar alsnog had kunnen plaatsvinden.
5.
Het verweer dat de Detailhandelnota in dit opzicht gewoonlijk niet wordt toegepast, is niet concreet gestaafd. De stelling dat het overbodig is, verdraagt zich niet met het gestelde in de Detailhandelnota en is bovendien per definitie een onbewezen stelling, zolang er geen onderzoek is uitgevoerd.
6.
In zoverre vertoont het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek in de zin van de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
7.
Naar het de voorzieningenrechter voorkomt, is dit gebrek vatbaar voor herstel door middel van een bestuurlijke lus (artikel 8:51a Awb). De voorzieningenrechter geeft verweerder een termijn van acht weken om alsnog een onderzoek uit te voeren naar de gevolgen van deze uitbreiding van de Jumbo voor het winkelcentrum Ypenburg.
8.
Indien verweerder meer tijd nodig heeft, zal hij voor ommekomst van deze termijn gemotiveerd om uitstel dienen te verzoeken. Deze termijn is immers volgens vaste rechtspraak fataal.
9.
De andere partijen krijgen op grond van artikel 8:51c Awb vier weken de tijd om op de herstelpoging van verweerder te reageren. Daarna zal de bodemprocedure worden verwezen naar een meervoudige kamer.
10.
Tegen deze tussenuitspraak staat hoger beroep open, maar pas tegelijkertijd met de einduitspraak. Tot die tijd staat deze uitspraak geen rechtsmiddel open.
11.
De rechtmatigheidstoets van het bestreden besluit is één van de elementen die wordt betrokken bij de belangenafweging in de zin van artikel 8:51 van de Awb. Naast de uitkomst van deze toets worden daarbij ook de belangen van partijen betrokken. In dit geval is daarbij relevant dat de verbouwing reeds is uitgevoerd en dat de verbouwde winkel gereed is om komende woensdag te worden geopend, na een sluiting van enige weken. Ter zitting is aangegeven dat een schorsing van het bestreden besluit tot grote praktische problemen voor vergunninghoudster zou leiden. Verder is bij de belangenafweging relevant dat door de verbouwing twee leegstaande winkeleenheden nu bij deze winkel zijn betrokken, hetgeen het winkelcentrum ten goede komt. Eveneens is van belang dat het verzoek om voorlopige voorziening eerder had kunnen worden ingediend dan is gebeurd. Ten slotte acht de voorzieningenrechter het niet waarschijnlijk dat openstelling van de Jumbo gedurende de periode die is gemoeid met de uitvoering van de bestuurlijke lus tot en met de einduitspraak in de bodemprocedure tot onomkeerbare gevolgen voor verzoekers zal leiden. Daarom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2013.