ECLI:NL:RBDHA:2013:14798

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
C/09/444915 / KG RK 13/1196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in strafzaken

In deze zaak, behandeld door de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag, hebben verzoekers op 12 juni 2013 een openbare terechtzitting gehad onder leiding van kantonrechter mr. W.J. Don. Tijdens deze zitting werden strafzaken tegen de verzoekers behandeld, waarbij hen twee strafbare feiten ten laste waren gelegd. De raadsman van de verzoekers, mr. M.J.F. Stelling, heeft ter zitting een mondeling wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Don, omdat hij meende dat de kantonrechter niet onbevangen was. De wrakingskamer heeft het verzoek op 24 juni 2013 behandeld, waarbij mr. Stelling en enkele verzoekers aanwezig waren. De kantonrechter heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek en is niet ter zitting verschenen.

De verzoekers voerden aan dat mr. Don de waarheidsvinding niet centraal heeft gesteld door een verzoek om aanvullend onderzoek naar de rechtmatigheid van een beslissing van de burgemeester af te wijzen. Dit zou de schijn van partijdigheid hebben gewekt. De kantonrechter heeft echter de behandeling van de strafzaken aangehouden in afwachting van een uitspraak van de bestuursrechter, wat volgens de wrakingskamer aantoont dat zij zich nog geen oordeel heeft gevormd over de strafbaarheid van de verzoekers.

De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor de vrees dat mr. Don niet onpartijdig zou zijn. De beslissing van de kantonrechter om het verzoek om aanvullend onderzoek af te wijzen, werd niet als onbegrijpelijk beschouwd. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de processen in de hoofdzaken worden voortgezet.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2013/36
zaak-/rekestnummer: C/09/444915 / KG RK 13/1196
parketnrs: 09/253895-12; 09/253889-12; 09/253870-12; 09/253894-12; 09/253884-12;
09/253886-12; 09/253914-12; 09/253910-12; 09/253898-12; 09/253912-12; 09/253879-12
datum beschikking: 8 juli 2013
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaken van:

1.[verzoeker 1],

wonende te [woonplaats];

2. [verzoeker 2],

wonende te [woonplaats];

3. [verzoeker 3],

wonende te [woonplaats];

4. [verzoeker 4],

wonende te [woonplaats];

5. [verzoeker 5],

wonende te [woonplaats];

6. [verzoeker 6],

wonende te [woonplaats];

7. [verzoeker 7],

wonende te [woonplaats];

8. [verzoeker 8],

wonende te [woonplaats];

9. [verzoeker 9],

wonende te [woonplaats];

10. [verzoeker 10],

wonende te [woonplaats];

11. [verzoeker 11],

wonende te [woonplaats];
verzoekers,
raadsman: mr. M.J.F. Stelling, advocaat te Alphen aan den Rijn;
strekkende tot wraking van:
mr. W.J. Don,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Op 12 juni 2013 heeft een openbare terechtzitting plaatsgevonden van de kantonrechter mr. W.J. Don, in verband met de (gelijktijdige) behandeling van strafzaken tegen de verzoekers. Ter terechtzitting was voorts aanwezig de officier van justitie mr. A.S. Breugem.
Alle verzoekers zijn door het Openbaar Ministerie gedagvaard om op voornoemde zitting van de kantonrechter te verschijnen bij de behandeling van een strafzaak waarbij aan alle verzoekers telkens dezelfde twee strafbare feiten, cumulatief dan wel alternatief, ten laste zijn gelegd.
De raadsman van verzoekers heeft ter terechtzitting een mondeling wrakingsverzoek van mr. Don gedaan.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 12 juni 2013 en van de schriftelijke reactie van mr. Don.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 24 juni 2013 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Mr. M.J.F. Stelling is verschenen, heeft namens alle verzoekers het woord gevoerd en het verzoek toegelicht aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen.
Verzoekers [verzoeker 7], [verzoeker 10] en [verzoeker 11] zijn eveneens verschenen en hebben het woord gevoerd. De overige verzoekers zijn niet verschenen. Namens officier van justitie mr. A.S. Breugem is verschenen officier van justitie mr. R. Ahling, die eveneens het woord heeft gevoerd.
De kantonrechter mr. W.J. Don heeft te kennen gegeven niet ter terechtzitting te zullen verschijnen en heeft haar standpunt schriftelijk doen toekomen aan de wrakingskamer.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
In de op 12 juni 2013 door mr. Don behandelde strafzaken van verzoekers is aan de orde dat zij in strijd zouden hebben gehandeld met (a) een schriftelijk gegeven beslissing van de burgemeester van Den Haag van 6 december 2012 en (b) een mondelinge opdracht van de burgemeester van 13 december 2012. Verzoekers bestrijden de rechtmatigheid van beide beslissingen van de burgemeester. Over de rechtmatigheid van de schriftelijke beslissing van 6 december 2012 loopt een bodemprocedure bij de bestuursrechter. Tijdens de behandeling van de strafzaken is namens verzoekers aan mr. Don verzocht om deze aan te houden in afwachting van de uitspraak van de bestuursrechter en om een nader aanvullend onderzoek te gelasten naar de rechtmatigheid van de mondelinge opdracht van de burgemeester d.d. 13 december 2012.
Mr. Don heeft het aanhoudingsverzoek toegewezen, maar het verzoek om aanvullend onderzoek afgewezen. Daarmee heeft zij verzuimd om de waarheidsvinding, een fundamenteel beginsel van de strafvordering, centraal te stellen. Bovendien wordt door haar weigering de rechtmatigheid van de mondelinge opdracht van de burgemeester de facto buiten discussie gesteld. Zij heeft voorts ter terechtzitting de aanhouding van de behandeling gepresenteerd als tegemoetkoming richting de verzoekers en opgemerkt dat zij in hetgeen ter terechtzitting was aangevoerd geen grond zag om de rechtmatigheid van de schriftelijke beslissing van 6 december 2012 en van de mondelinge opdracht van 13 december 2012 in twijfel te trekken. Deze omstandigheden, in onderling verband beschouwd, leiden tot de conclusie dat mr. Don niet onbevangen lijkt te staan tegenover de behandelde strafzaken, waardoor zij de schijn van partijdigheid heeft gewekt.
De ter terechtzitting verschenen verzoekers [verzoeker 10], [verzoeker 11] en [verzoeker 7], hebben zich bij het standpunt van de raadsman aangesloten.

4.Het standpunt van mr. Don

Mr. Don heeft niet berust in het wrakingsverzoek. Zij heeft het verzoek om een aanvullend onderzoek naar de rechtmatigheid van de opdracht van de burgemeester afgewezen. Zij heeft naar voren gebracht dat de vraag of het besluit van de burgemeester van 6 december 2012 onrechtmatig is genomen, reeds ter beoordeling voorligt aan de bestuursrechter en zij het besluit van 13 december 2012 van de burgemeester ziet als uitvloeisel van het eerdere besluit. Omdat beide besluiten met elkaar samenhangen achtte mr. Don een afzonderlijk onderzoek niet opportuun. Wel heeft zij in deze gang van zaken aanleiding gezien de onderhavige zaken aan te houden in afwachting van het oordeel van de bestuursrechter.

5.Het standpunt van de officier van justitie

Mr. Ahling heeft naar voren gebracht zich niet aan de indruk te kunnen onttrekken dat het wrakingsverzoek een verkapt appel is tegen een de verzoekers onwelgevallige beslissing van de kantonrechter. In de weigering om een nader aanvullend onderzoek te gelasten ziet het Openbaar Ministerie geen vooringenomenheid en ook overigens is er niets ter terechtzitting voorgevallen dat van vooringenomenheid van de kantonrechter getuigde.

6.De beoordeling

6.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.3.
Namens verzoekers wordt geklaagd over de beslissing van de kantonrechter om het verzoek van verzoekers om een nader aanvullend onderzoek te gelasten naar de rechtmatigheid van een mondelinge opdracht van de burgemeester, af te wijzen. In een strafzaak kunnen door en namens de verdachte onderzoekswensen worden ingediend. Het is aan de strafrechter om dergelijke verzoeken toe te wijzen, dan wel (gemotiveerd) af te wijzen. Het afwijzen van een dergelijk verzoek betreft een procedurele beslissing, welke beslissing in beginsel geen grond voor wraking kan vormen. Alleen indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoekers dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Van een dergelijke beslissing is in dit geval geen sprake. Het oordeel van de kantonrechter dat de beide besluiten van de burgemeester samenhang vertonen, waardoor een afzonderlijk onderzoek naar de rechtmatigheid van het tweede besluit door de kantonrechter niet opportuun wordt geacht, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet onbegrijpelijk.
Uit de omstandigheid dat de kantonrechter de behandeling van de strafzaken in afwachting van de uitspraak van de bestuursrechter heeft aangehouden, blijkt voorts dat zij zich over de strafbaarheid van de ten laste gelegde gedragingen nog geen oordeel heeft gevormd. Kennelijk acht zij het noodzakelijk om het oordeel van de bestuursrechter te vernemen voordat zij een definitief oordeel kan geven over de eventuele strafbaarheid van de verzoekers. Van (een schijn van) vooringenomenheid jegens hen blijkt daaruit niet.
6.4.
De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven geven geen grond te vrezen dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van hen de schijn van partijdigheid gewekt.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de processen in de hoofdzaken worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a hun advocaat mr. M.J.F. Stelling;
• de officier van justitie mr. A.S. Breugem;
• de kantonrechter mr
.W.J. Don.
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 8 juli 2013 door mr. E.A.G.M. van Rens, mr. H.M.D. de Jong en mr. I. Brand, in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, als griffier.