In deze zaak, behandeld door de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag, hebben verzoekers op 12 juni 2013 een openbare terechtzitting gehad onder leiding van kantonrechter mr. W.J. Don. Tijdens deze zitting werden strafzaken tegen de verzoekers behandeld, waarbij hen twee strafbare feiten ten laste waren gelegd. De raadsman van de verzoekers, mr. M.J.F. Stelling, heeft ter zitting een mondeling wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Don, omdat hij meende dat de kantonrechter niet onbevangen was. De wrakingskamer heeft het verzoek op 24 juni 2013 behandeld, waarbij mr. Stelling en enkele verzoekers aanwezig waren. De kantonrechter heeft schriftelijk gereageerd op het verzoek en is niet ter zitting verschenen.
De verzoekers voerden aan dat mr. Don de waarheidsvinding niet centraal heeft gesteld door een verzoek om aanvullend onderzoek naar de rechtmatigheid van een beslissing van de burgemeester af te wijzen. Dit zou de schijn van partijdigheid hebben gewekt. De kantonrechter heeft echter de behandeling van de strafzaken aangehouden in afwachting van een uitspraak van de bestuursrechter, wat volgens de wrakingskamer aantoont dat zij zich nog geen oordeel heeft gevormd over de strafbaarheid van de verzoekers.
De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor de vrees dat mr. Don niet onpartijdig zou zijn. De beslissing van de kantonrechter om het verzoek om aanvullend onderzoek af te wijzen, werd niet als onbegrijpelijk beschouwd. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de processen in de hoofdzaken worden voortgezet.