ECLI:NL:RBDHA:2013:14775

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
AWB 13/25443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitzetting van Somaliërs en zicht op uitzetting in vreemdelingenbewaring

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de vreemdelingenbewaring van eiser, een Somalische nationaliteit hebbende man. Eiser was op 24 juli 2013 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Hij had eerder een beroep ingesteld tegen de voortduren van zijn vrijheidsontneming, nadat een eerdere uitspraak van 9 augustus 2013 zijn verzoek tot opheffing van de vreemdelingenbewaring ongegrond had verklaard. Eiser stelde dat er geen zicht op uitzetting naar Somalië was, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam waarin werd gesteld dat er een werkvoorraad van 41 personen was en dat er in dat jaar slechts één persoon was uitgezet.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Somalië niet ontbreekt. Dit oordeel is gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 september 2013, waarin werd uiteengezet dat de werkwijze met betrekking tot de uitzetting van Somaliërs nog steeds van kracht is. De gemachtigde van verweerder bevestigde ter zitting dat er momenteel 20 vreemdelingen in de werkvoorraad zitten en dat er wordt gestreefd naar de uitzetting van twee Somaliërs per maand. De rechtbank concludeerde dat eiser de mogelijkheid heeft om zelfstandig naar Somalië te vertrekken, wat betekent dat hij zelf invloed heeft op de duur van zijn bewaring.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier C. van Osch, en werd openbaar uitgesproken op 21 oktober 2013. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/25443

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2013

inzake

[eiser], geboren op [geboortedatum], van Somalische nationaliteit, eiser,

gemachtigde mr. drs. R.E.J.M. van den Toorn,
tegen

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, te Den Haag, verweerder,

gemachtigde mr. M.N. Lorier.

Procesverloop

Op 24 juli 2013 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 augustus 2013 is een eerder beroep strekkende tot opheffing van de vreemdelingenbewaring, ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 1 oktober 2013 beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming.
Naar aanleiding van het beroep heeft verweerder op 3 oktober 2013 een voortgangsrapportage ingezonden. Eiser heeft hierop gereageerd bij fax van 4 oktober 2013.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 oktober 2013, waar eiser is bijgestaan door mr. drs. S.A.M. Fikken, waarnemend voor eisers gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

1.
Eiser stelt dat zicht op uitzetting naar Somalië ontbreekt. Eiser verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 10 juli 2013, waaruit volgt dat er een werkvoorraad is van 41 personen en dat er dit jaar tot nu toe slechts één persoon is uitgezet. Het is niet bekend welke criteria verweerder hanteert bij de besluitvorming wie daadwerkelijk wordt uitgezet, zodat niet uit te sluiten valt dat het nog geruime tijd zal duren voordat eiser wordt ingepland.
2.
Bij uitspraak van 6 september 2013, zaaknummer 201306297/1/V3, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geoordeeld dat het zicht op uitzetting naar Somalië niet ontbreekt. In haar uitspraak heeft de Afdeling uiteengezet hoe de werkwijze met betrekking tot de uitzetting van Somaliërs thans is.
3.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting bevestigd dat deze werkwijze en de afspraken die in dit verband tussen de Nederlandse en Somalische autoriteiten zijn gemaakt onverkort van kracht zijn. Volgens verweerder omvat de werkvoorraad op dit moment thans 20 vreemdelingen en wordt getracht per maand twee Somalische vreemdelingen uit te zetten. Per uitzettingsgelegenheid beziet verweerder welke vreemdeling hiervoor in aanmerking komt. Verweerder hanteert niet het systeem dat de vreemdeling die het langst in bewaring verblijft, het eerst voor uitzetting in aanmerking komt. Ten behoeve van eiser heeft bureau Bijzonder Vertrek op 2 september 2013 een kennisgeving verzonden aan de Somalische autoriteiten teneinde zijn uitzetting te effectueren.
4.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het zicht op uitzetting van eiser niet ontbreekt. Overigens heeft te gelden dat voor eiser onverminderd de mogelijkheid bestaat om zelfstandig te vertrekken naar Somalië. In zoverre heeft eiser de duur van de voortduring van zijn bewaring zelf in de hand.
5.
Gelet op het vorenstaande wordt het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om
schadevergoeding afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6.
Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om verweerder te veroordelen tot schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. R.J.A. Schaaf als rechter in tegenwoordigheid van C. van Osch als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2013.

Voetnoten

1.