4.De rechtbank overweegt het volgende
4.1In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a van de Wmo is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. In het tweede lid is vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
4.2In artikel 1:2, eerste lid, van de Verordening individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2006 (de Verordening), zoals deze verordening luidde ten tijde in geding, is bepaald dat een voorziening slechts kan worden toegekend voor zover:
a. deze geschikt en langdurig noodzakelijk is om de beperkingen die een persoon ondervindt op het gebied van het voeren van een huishouden, het normale gebruik van een woning, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;
b. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;
c. deze in overwegende mate op het individu is gericht.
4.3In artikel 4:8, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Verordening is bepaald dat het college een persoonsgebonden budget in de verhuis- en (her-)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 4:2 onder a, kan toekennen wanneer de aanvrager verhuis van een niet-adequate woning naar een adequate woning en indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. in het te verlaten hoofdverblijf plotselinge en onvoorzienbare belemmeringen worden ondervonden bij het normale gebruik van de woning;
b. er sprake is van een onverwacht optredende noodzaak; op het moment van aanvragen van de woonvoorziening was op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie niet te voorzien dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn.
Bouwkosten kangoeroewoning
4.4Ter zitting is gebleken dat eiseres voor haar algemene dagelijkse levensbehoeften in grote mate afhankelijk is van de aan haar verleende thuiszorg en mantelzorg door haar ouders. De verslechtering van de gezondheidssituatie van eiseres als gevolg van haar schub in de eerste helft van 2012, die zich al voordeed ten tijde van het indienen van de onderhavige aanvraag, heeft zich in de loop van 2012 voortgezet, als gevolg waarvan zij opgenomen is geweest in het [revalidatiecentrum]. Uit de omstandigheid dat zij daar moest verblijven totdat de kangoeroewoning was voltooid, zoals hiervoor vermeld, volgt al dat zij niet meer in haar eigen woning kon verblijven, zelfs niet met thuiszorg. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat eiseres hoe dan ook was aangewezen op een kangoeroewoning, aangezien zij naast thuiszorg ook op aanvullende mantelzorg is aangewezen. Eiseres kan gelet op haar gezondheidssituatie hoogstens een afstand van haar mantelzorgers wonen die voor deze mantelzorgers te belopen is. Deze toestand was in essentie al bereikt ten tijde van het bestreden besluit.
4.5.Daarbij komt dat eiseres zich slechts in de directe nabijheid van haar woning nog met enige mate van zelfstandigheid, namelijk in haar elektrische rolstoel en met haar geleidehond, kan verplaatsen. Dat betekent dat het sociaal netwerk dat zij in haar eigen buurt, in de wijk [wijk] in [plaats], sinds 2001 heeft opgebouwd door een verhuizing zou wegvallen. Gelet op artikel 4, eerste lid, onder a, van de Wmo en artikel 1.2, eerste lid, onder c, van de Verordening, is dit een omstandigheid die betrokken dient te worden bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres.
4.6. Dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat de door verweerder genoemde opties reeds ten tijde van het primaire besluit I en in ieder geval ten tijde van het bestreden besluit voor eiseres niet (meer) adequaat waren te achten. De door verweerder aangeboden alternatieven waren niet in de directe omgeving van haar mantelzorgers beschikbaar en evenmin in de eigen omgeving van eiseres. Voor zover al alternatieven in de toekomst wel in haar eigen omgeving en op loopafstand van haar mantelzorgers beschikbaar zouden komen, kon dat niet langer afgewacht worden, gelet op de omstandigheid dat eiseres inmiddels in een revalidatiecentrum moest verblijven in afwachting van een Kangoeroewoning of daarmee gelijk te stellen huisvesting.
4.7De rechtbank komt tot de conclusie dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek aan het bestreden besluit als gevolg van onvoldoende (aanvullend) onderzoek met name in het kader van het bestreden besluit. Dientengevolge ontbeert het bestreden besluit ten aanzien van de vraag of eiseres voor een vergoeding voor de aanbouw van de kangoeroewoning in aanmerking komt een daadkrachtige motivering.
4.8Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt ten aanzien van de bijdrage in de kosten van de kangoeroewoning vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.9.De rechtbank gaat als volgt over tot finale geschilbeslechting. Onder de gegeven omstandigheden was de realisatie van de kangoeroewoning aan de woning van de ouders van eiseres ten tijde van de aanvraag, het bestreden besluit en thans naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als de enige adequate voorziening, omdat zij is aangewezen op een woonvorm waarin zij op ieder tijdstip onmiddellijk mantelzorg moet kunnen ontvangen en in haar eigen woonomgeving moet kunnen blijven. Daarom ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I gegrond wordt verklaard en dat dit besluit wordt herroepen. Aan eiseres dient door verweerder een compensatie te worden geboden van € 16.275,-, bestaande uit het verschil tussen de gevraagde vergoeding voor de bouwkosten minus het bedrag dat eiseres zelf heeft bijgedragen. Het in dit verband ingenomen standpunt van verweerder dat sprake zou zijn van een aan de ouders van eiseres te betalen bijdrage, omdat de ouders dit verschil zouden hebben betaald, is nergens mee gestaafd en ook niet aannemelijk, nu eiseres zelf de bouwkosten voor het grootste deel voor haar rekening heeft genomen en ter zitting onweersproken is verklaard dat de ouders dit bedrag aan eiseres hebben geleend.
5.1Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verhuizing van eiseres voorzienbaar was nu zij al enige tijd bekend is met een langzaam progressieve aandoening en het was te verwachten dat haar woning op de [adres 1] niet meer geschikt zou zijn. Eiseres heeft in 2011 haar huis aan de [adres 1] te koop aangeboden en plannen gemaakt voor de verhuizing naar de kangoeroewoning. Vanaf dat moment was voor eiseres voorzienbaar dat zij zou gaan verhuizen.
5.2.Op zichzelf volgt de rechtbank verweerder in dit standpunt. Dit laat evenwel onverlet dat bij eiseres medio 2012 de nieuwe schub is opgetreden, als gevolg waarvan zij niet meer in staat was om in haar woning aan de [adres 1] te verblijven, zoals hiervoor uiteengezet. De verslechtering die deze laatste schub voor eiseres heeft veroorzaakt, was naar het oordeel van de rechtbank voor eiseres niet te voorzien, waardoor de noodzaak tot verhuizing zich eerder voordeed dan voorzien. Gelet hierop is de rechtbank met eiseres van oordeel dat als gevolg van deze schub sprake was van een onverwacht optredende noodzaak tot verhuizen. Verweerder heeft derhalve ten onrechte de aangevraagde tegemoetkoming voor verhuiskosten geweigerd. Ook op dit punt is het beroep gegrond, wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, Awb.
5.3De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat ook op dit punt slechts één uitkomst mogelijk is. De rechtbank ziet daarom aanleiding ook in zoverre het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit II te herroepen en te bepalen dat eiseres in aanmerking komt voor een verhuiskostenvergoeding. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen over de hoogte van deze verhuiskostenvergoeding.
Verweerder wordt in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend.