ECLI:NL:RBDHA:2013:14666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2013
Publicatiedatum
4 november 2013
Zaaknummer
AWB-13_4490
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor bouwkosten van een kangoeroewoning voor een ernstig zieke eiseres met Multiple Sclerose

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die lijdt aan een ernstige vorm van Multiple Sclerose (MS), en het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een bijdrage in de bouwkosten van een kangoeroewoning, omdat zij door haar ziekte afhankelijk was van intensieve zorg van haar ouders en niet meer zelfstandig kon wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres door een verslechtering van haar gezondheid gedwongen was haar woning te verlaten en in een revalidatiecentrum te verblijven, terwijl zij wachtte op de voltooiing van de kangoeroewoning. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder niet terecht was, omdat de kangoeroewoning de enige adequate voorziening was die eiseres in haar situatie kon helpen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiseres recht heeft op een compensatie van € 16.275,- voor de bouwkosten van de kangoeroewoning. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiseres ook recht heeft op een verhuiskostenvergoeding, omdat de noodzaak tot verhuizen door een acute verslechtering van haar gezondheid niet te voorzien was. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres en bepaald dat binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar moet worden genomen over de hoogte van de verhuiskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 13/4490

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2013 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. C.J. Berghout),
en

het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Poldermans).

Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2012 (het primaire besluit I) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor gedeeltelijke vergoeding van de bouwkosten van een kangoeroewoning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Bij besluit van 28 augustus 2012 (het primaire besluit II) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten op grond van de Wmo afgewezen.
Bij besluit van 24 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen beide besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2013.
Eiseres is verschenen, vergezeld van haar ouders en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Bij eiseres is in mei 2001 Multiple Sclerose (MS) geconstateerd. Zij woonde op dat tijdstip in een eigen koopwoning. Als gevolg van deze aandoening gaat haar functioneren (fysiek en cognitief) continue achteruit. Tevens heeft zij door deze aandoening frequent een schub (acute verslechtering van haar gezondheidstoestand). Vanwege haar aandoening heeft eiseres onder andere in 2007 een traplift van verweerder toegekend gekregen alsmede een aanpassing van haar badkamer.
1.2
In oktober 2011 heeft eiseres een schub doorgemaakt, die zorgde voor een acute verslechtering van haar lichamelijke gesteldheid. Als gevolg van deze schub kon eiseres nauwelijks meer staan. Zij heeft als gevolg van deze verslechtering van haar gezondheidstoestand besloten haar eigen woning aan de [adres 1] te [plaats] te koop te zetten en zij is op zoek gegaan naar een geschiktere woning. In eerste instantie heeft eiseres huurwoningen en Fokuswoningen bekeken die voor haar geschikt waren. Nadat gebleken was dat deze ofwel niet in haar eigen buurt ofwel niet op afzienbare termijn voorhanden waren, heeft eiseres in samenspraak met haar ouders besloten te verhuizen naar een te realiseren aanbouw aan de woning van haar ouders, een zogenaamde kangoeroewoning, op het adres [adres 2] te [plaats]. Eiseres heeft voor deze optie gekozen zodat haar ouders mantelzorg aan haar kunnen blijven leveren en zij kan blijven wonen in dezelfde omgeving als haar vorige woning, waar zij inmiddels een uitgebreid sociaal netwerk heeft opgebouwd.
1.3
Uit de rapportage Wmo van 20 augustus 2012 volgt dat de moeder van eiseres tijdens een informatiebijeenkomst op 14 mei 2012 in contact is getreden met een beleidsmedewerker van verweerder, teneinde de mogelijkheden te bespreken inzake de realisatie van de door eiseres gewenste kangoeroewoning. Verweerder is vervolgens op 23 mei 2012 bij eiseres op huisbezoek geweest. Tijdens dit huisbezoek zijn verschillende huisvestingopties besproken. Op 5 juli 2012 heeft eiseres tijdens het gesprek met één van de wethouders van verweerder het aanvraagformulier ingevuld en ondertekend, waarmee zij bij verweerder een formele aanvraag heeft ingediend voor een bijdrage van de bouwkosten voor het realiseren van een kangoeroewoning.
1.4
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft op 1 augustus 2012 opnieuw een huisbezoek plaatsgevonden. Daarbij is van de kant van eiseres aangegeven dat haar situatie verder was verslechterd, onder meer ten aanzien van haar motoriek en mogelijkheden tot het zelf verrichten van de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Tevens heeft eiseres aangegeven dat verhuizing van zowel haarzelf als haar ouders naar een aangepaste woning te veel tijd zou vergen, mede omdat zij allebei hun koopwoningen daarvoor zouden moeten verkopen. Eiseres had kort tevoren in het ziekenhuis gelegen vanwege de schub in de eerste helft van 2012.
1.5
Bij het primaire besluit I heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een bijdrage in de bouwkosten voor het realiseren van de kangoeroewoning afgewezen.
1.6
Nadien heeft eiseres bij aanvraagformulier, ondertekend op 22 augustus 2012, (onder andere) een verhuiskostenvergoeding aangevraagd voor haar verhuizing naar de kangoeroewoning aan de [adres 2]. Deze aanvraag is door verweerder bij het primaire besluit II afgewezen.
1.7
Eiseres heeft van oktober 2012 tot en met januari 2013 in het [revalidatiecentrum] verbleven vanwege haar verslechterde gezondheidsituatie. Na haar eerdere ontslag uit het ziekenhuis is zij gedurende enkele weken thuis geweest met intensieve thuiszorg. Na enkele weken is zij op aangeven van de thuiszorg opnieuw in het ziekenhuis opgenomen. Zij mocht niet meer terug naar haar woning aan de [adres 1] en is vanuit het ziekenhuis naar het revalidatiecentrum gegaan waar zij moest verblijven totdat de kangoeroewoning was voltooid en ingericht. In zijn brief van 20 september 2013 vermeldt haar behandelend neuroloog, dr. J.J. Kragt, dat eiseres kampt met een zeer fulminant verlopende MS die hij in alle voorgaande jaren maar weinig heeft gezien bij andere patiënten. Eiseres is sinds eind 2012 haar sta-functie kwijtgeraakt en sinds medio 2013 is haar handfunctie verslechterd waardoor eiseres niet meer zelfstandig kan eten. De neuroloog vermeldt verder dat eiseres niet meer in aanmerking komt voor nieuwe behandelingen, omdat eiseres het secundair progressieve subtype van MS heeft, en deze medicijnen geen effect hebben op de snelle progressie die de ziekte bij eiseres laat zien. Eiseres beschikt over een geleidehond om de dingen die zij laat vallen weer op te pakken en in haar schoot te leggen. Zij moet met een tillift in en uit bed worden getild en moet dagelijks een klysma ondergaan.
1.8.
Begin 2013 heeft eiseres de kangoeroewoning aan de woning van haar ouders betrokken. Het grootste deel van de bouwkosten van € 85.000,- heeft eiseres zelf betaald uit de overwaarde van haar eigen woning, namelijk € 68.725,-.
1.9
Bij het bestreden besluit heeft verweerder beide voornoemde primaire besluiten gehandhaafd.
2.
Verweerder heeft aan het besluit tot afwijzing van de bouwkosten van een kangoeroewoning ten grondslag gelegd dat de door eiseres gewenste kangoeroewoning niet als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt. Volgens verweerder heeft hij gedurende de aanvraagprocedure voldoende goedkopere en adequate alternatieven aangeboden, zoals verhuizing naar een Fokuswoning. Nu de verhuizing naar de kangoeroewoning volgens verweerder niet kan worden aangemerkt als de goedkoopste adequate voorziening, stelt verweerder, in overeenstemming met zijn beleid zoals neergelegd in de Verordening individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2006 (de Verordening), dat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de door eiseres gevraagde vergoeding van haar verhuiskosten, stelt verweerder zich op het standpunt dat bij eiseres geen sprake is geweest van plotselinge en onvoorzienbare belemmeringen in haar vorige woning. Volgens verweerder was eiseres al lange tijd bekend met een langzaam progressieve aandoening en was het voor haar te verwachten dat op termijn haar vorige woning niet meer geschikt zou zijn. Verweerder stelt dan ook dat de verhuiskosten gelet op zijn beleid evenmin voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
3.
Eiseres stelt zich - samengevat weergegeven - op het standpunt dat de bouw van de kangoeroewoning gelet op haar medische situatie pure noodzaak was. Eiseres heeft voorts betoogd dat de door verweerder genoemde goedkopere alternatieven (een huurwoning of Fokuswoning) voor haar geen optie waren. Gelet op haar medische toestand moest zij op korte termijn over een voor haar geschikte woning beschikken. De door verweerder voorgestelde alternatieven waren op korte termijn niet beschikbaar of waren te ver gelegen van haar mantelzorgers en sociale omgeving. Ten aanzien van de verhuiskosten heeft eiseres aangevoerd dat het tempo waarin haar gezondheid verslechterde voor haar niet te voorzien was. Zij wijst erop dat haar ziekte zich pas heeft geopenbaard na de aanschaf van haar vorige woning aan de [adres 1].
4.
De rechtbank overweegt het volgende
4.1
In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a van de Wmo is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, voorzieningen treft op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. In het tweede lid is vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de voorzieningen rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.
4.2
In artikel 1:2, eerste lid, van de Verordening individuele verstrekkingen in het kader van maatschappelijke ondersteuning gemeente Pijnacker-Nootdorp 2006 (de Verordening), zoals deze verordening luidde ten tijde in geding, is bepaald dat een voorziening slechts kan worden toegekend voor zover:
a. deze geschikt en langdurig noodzakelijk is om de beperkingen die een persoon ondervindt op het gebied van het voeren van een huishouden, het normale gebruik van een woning, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;
b. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;
c. deze in overwegende mate op het individu is gericht.
4.3
In artikel 4:8, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Verordening is bepaald dat het college een persoonsgebonden budget in de verhuis- en (her-)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 4:2 onder a, kan toekennen wanneer de aanvrager verhuis van een niet-adequate woning naar een adequate woning en indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a. in het te verlaten hoofdverblijf plotselinge en onvoorzienbare belemmeringen worden ondervonden bij het normale gebruik van de woning;
b. er sprake is van een onverwacht optredende noodzaak; op het moment van aanvragen van de woonvoorziening was op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie niet te voorzien dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn.
Bouwkosten kangoeroewoning
4.4
Ter zitting is gebleken dat eiseres voor haar algemene dagelijkse levensbehoeften in grote mate afhankelijk is van de aan haar verleende thuiszorg en mantelzorg door haar ouders. De verslechtering van de gezondheidssituatie van eiseres als gevolg van haar schub in de eerste helft van 2012, die zich al voordeed ten tijde van het indienen van de onderhavige aanvraag, heeft zich in de loop van 2012 voortgezet, als gevolg waarvan zij opgenomen is geweest in het [revalidatiecentrum]. Uit de omstandigheid dat zij daar moest verblijven totdat de kangoeroewoning was voltooid, zoals hiervoor vermeld, volgt al dat zij niet meer in haar eigen woning kon verblijven, zelfs niet met thuiszorg. Daaruit trekt de rechtbank de conclusie dat eiseres hoe dan ook was aangewezen op een kangoeroewoning, aangezien zij naast thuiszorg ook op aanvullende mantelzorg is aangewezen. Eiseres kan gelet op haar gezondheidssituatie hoogstens een afstand van haar mantelzorgers wonen die voor deze mantelzorgers te belopen is. Deze toestand was in essentie al bereikt ten tijde van het bestreden besluit.
4.5.
Daarbij komt dat eiseres zich slechts in de directe nabijheid van haar woning nog met enige mate van zelfstandigheid, namelijk in haar elektrische rolstoel en met haar geleidehond, kan verplaatsen. Dat betekent dat het sociaal netwerk dat zij in haar eigen buurt, in de wijk [wijk] in [plaats], sinds 2001 heeft opgebouwd door een verhuizing zou wegvallen. Gelet op artikel 4, eerste lid, onder a, van de Wmo en artikel 1.2, eerste lid, onder c, van de Verordening, is dit een omstandigheid die betrokken dient te worden bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres.
4.6. Dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat de door verweerder genoemde opties reeds ten tijde van het primaire besluit I en in ieder geval ten tijde van het bestreden besluit voor eiseres niet (meer) adequaat waren te achten. De door verweerder aangeboden alternatieven waren niet in de directe omgeving van haar mantelzorgers beschikbaar en evenmin in de eigen omgeving van eiseres. Voor zover al alternatieven in de toekomst wel in haar eigen omgeving en op loopafstand van haar mantelzorgers beschikbaar zouden komen, kon dat niet langer afgewacht worden, gelet op de omstandigheid dat eiseres inmiddels in een revalidatiecentrum moest verblijven in afwachting van een Kangoeroewoning of daarmee gelijk te stellen huisvesting.
4.7
De rechtbank komt tot de conclusie dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek aan het bestreden besluit als gevolg van onvoldoende (aanvullend) onderzoek met name in het kader van het bestreden besluit. Dientengevolge ontbeert het bestreden besluit ten aanzien van de vraag of eiseres voor een vergoeding voor de aanbouw van de kangoeroewoning in aanmerking komt een daadkrachtige motivering.
4.8
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt ten aanzien van de bijdrage in de kosten van de kangoeroewoning vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.9.
De rechtbank gaat als volgt over tot finale geschilbeslechting. Onder de gegeven omstandigheden was de realisatie van de kangoeroewoning aan de woning van de ouders van eiseres ten tijde van de aanvraag, het bestreden besluit en thans naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als de enige adequate voorziening, omdat zij is aangewezen op een woonvorm waarin zij op ieder tijdstip onmiddellijk mantelzorg moet kunnen ontvangen en in haar eigen woonomgeving moet kunnen blijven. Daarom ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I gegrond wordt verklaard en dat dit besluit wordt herroepen. Aan eiseres dient door verweerder een compensatie te worden geboden van € 16.275,-, bestaande uit het verschil tussen de gevraagde vergoeding voor de bouwkosten minus het bedrag dat eiseres zelf heeft bijgedragen. Het in dit verband ingenomen standpunt van verweerder dat sprake zou zijn van een aan de ouders van eiseres te betalen bijdrage, omdat de ouders dit verschil zouden hebben betaald, is nergens mee gestaafd en ook niet aannemelijk, nu eiseres zelf de bouwkosten voor het grootste deel voor haar rekening heeft genomen en ter zitting onweersproken is verklaard dat de ouders dit bedrag aan eiseres hebben geleend.
Verhuiskosten
5.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verhuizing van eiseres voorzienbaar was nu zij al enige tijd bekend is met een langzaam progressieve aandoening en het was te verwachten dat haar woning op de [adres 1] niet meer geschikt zou zijn. Eiseres heeft in 2011 haar huis aan de [adres 1] te koop aangeboden en plannen gemaakt voor de verhuizing naar de kangoeroewoning. Vanaf dat moment was voor eiseres voorzienbaar dat zij zou gaan verhuizen.
5.2.
Op zichzelf volgt de rechtbank verweerder in dit standpunt. Dit laat evenwel onverlet dat bij eiseres medio 2012 de nieuwe schub is opgetreden, als gevolg waarvan zij niet meer in staat was om in haar woning aan de [adres 1] te verblijven, zoals hiervoor uiteengezet. De verslechtering die deze laatste schub voor eiseres heeft veroorzaakt, was naar het oordeel van de rechtbank voor eiseres niet te voorzien, waardoor de noodzaak tot verhuizing zich eerder voordeed dan voorzien. Gelet hierop is de rechtbank met eiseres van oordeel dat als gevolg van deze schub sprake was van een onverwacht optredende noodzaak tot verhuizen. Verweerder heeft derhalve ten onrechte de aangevraagde tegemoetkoming voor verhuiskosten geweigerd. Ook op dit punt is het beroep gegrond, wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, Awb.
5.3
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat ook op dit punt slechts één uitkomst mogelijk is. De rechtbank ziet daarom aanleiding ook in zoverre het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit II te herroepen en te bepalen dat eiseres in aanmerking komt voor een verhuiskostenvergoeding. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen over de hoogte van deze verhuiskostenvergoeding.
Proceskosten
Verweerder wordt in de door eiseres gemaakte proceskosten veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 1 (gemiddeld) en voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting) 2 punten worden toegekend.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit I gegrond en herroept dit besluit;
- kent aan eiseres een vergoeding toe voor de bouwkosten van de aanbouw van de kangoeroewoning aan de [adres 2] te [plaats] tot een bedrag van € 16.275,- en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit II gegrond en herroept dit besluit;
- kent eiseres een verhuiskostenvergoeding toe en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen 4 weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar neemt tot vaststelling van de hoogte van deze verhuiskostenvergoeding;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 44,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 944,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Tieleman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2013.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.