ECLI:NL:RBDHA:2013:14339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2013
Publicatiedatum
28 oktober 2013
Zaaknummer
AWB 13-19152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.J. de Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de inbewaringstelling van een vreemdeling na mislukte uitzettingspoging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2013 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, een Gambiaanse vreemdeling, was op 24 juli 2013 in bewaring gesteld na een mislukte poging tot uitzetting naar Guinee. Eiser stelde dat zijn tijdelijke verblijf in de transitruimte van de luchthaven niet als terugkeer kon worden beschouwd, waardoor er een nieuw terugkeerbesluit vereist was voor de nieuwe inbewaringstelling. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en vastgesteld dat het enkele verblijf in de transitruimte niet voldeed aan de definitie van terugkeer zoals omschreven in de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet verplicht was om een nieuw terugkeerbesluit te nemen, aangezien eiser niet aan de verplichtingen van het eerdere besluit had voldaan. De rechtbank concludeerde dat de vrijheidsontnemende maatregel rechtmatig was en dat de belangen van eiser niet eerder hadden hoeven prevaleren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/19152
V-nr.:[V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser],

geboren op [geboortedag]2013, van (gestelde) Gambiaanse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. J. van Appia, advocaat te Amsterdam,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
gemachtigde: mr. C.J. Tromp, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Procesverloop

Op 24 juli 2013 is eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 24 juli 2013 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is tevens verzocht om toekenning van schadevergoeding.
Op 2 augustus 2013 heeft verweerder de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 7 augustus 2013. Eiser is niet in persoon verschenen, maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.

Overwegingen

1.
Eiser heeft – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser is teruggekeerd nadat verweerder heeft gepoogd hem uit te zetten naar Guinee. Nu hij tijdelijk buiten de macht van verweerder is geweest diende aan de nieuwe inbewaringstelling een nieuw terugkeerbesluit vooraf te gaan. Daarnaast bestond geen reden hem na terugkeer in bewaring te stellen, nu eiser voorafgaand aan de uitzettingspoging al vanaf 3 juli 2012 in bewaring verbleef. De belangenafweging die op 2 augustus 2013 is gemaakt had verweerder eerder kunnen en dus ook moeten maken.
2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser zonder voorafgaand terugkeerbesluit opnieuw in bewaring kon worden gesteld omdat hij in Guinee niet verder is gekomen dan de transitruimte en daarmee niet heeft voldaan aan de in het terugkeerbesluit neergelegde terugkeerverplichting. Verder stelt verweerder zicht op het standpunt dat hij de belangen van eiser niet eerder dan op 2 augustus 2013 heeft hoeven laten prevaleren omdat eerst op dat moment duidelijk is geworden dat het niet mogelijk was om zijn zaak op korte termijn met een vertegenwoordiger van de Guinese autoriteiten te bespreken.
3.
De rechtbank stelt vast dat de vrijheidsontnemende maatregel na het instellen van het beroep is opgeheven. Thans dient te worden beoordeeld of er gronden zijn om schadevergoeding toe te kennen.
4.
In artikel 3, derde lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (Terugkeerrichtlijn) is “terugkeer” als volgt omschreven:
“Het proces waarbij een onderdaan van een derde land, vrijwillig gevolg gevend aan een terugkeerverplichting of gedwongen terugkeert naar:
- zijn land van herkomst, of
- een land van doorreis overeenkomstig communautaire of bilaterale overnameovereenkomsten of andere regelingen, of
- een derde land waarnaar de betrokken onderdaan van een derde land besluit vrijwillig terug te keren en waar deze wordt toegelaten.”
5.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat met het enkele verblijf in de transitruimte van de luchthaven te Conakry, niet is voldaan aan de in de vorige rechtsoverweging gegeven definitie van terugkeer in de zin van de Terugkeerrichtlijn. Het woord terugkeer veronderstelt een bestendige situatie, en uit de hiervoor weergegeven definitie van terugkeer in artikel 3 van de Richtlijn blijkt niet dat de communautaire wetgever een andere bedoeling heeft gehad. Eiser heeft dus niet aan de verplichting van het eerder uitgevaardigde terugkeerbesluit voldaan en dit besluit heeft zijn gelding dan ook niet verloren. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder voorafgaand aan de onderhavige inbewaringstelling niet opnieuw een terugkeerbesluit hoeven nemen.
6.
Vervolgens is in geschil of verweerder gelet op de lange duur van de aan de mislukte poging tot uitzetting voorafgaande bewaring, de belangen van eiser om in vrijheid te worden gesteld eerder had moeten laten prevaleren. Voor zover eiser heeft bedoeld te stellen dat verweerder geen tijd meer had mogen worden gegund om zich te beraden op de na de mislukte uitzetting te ondernemen stappen, volgt de rechtbank hem daarin niet. Verweerder heeft immers gemotiveerd gesteld dat hij nog altijd geen reden ziet om te twijfelen aan het resultaat van de in 2012 gedane taalanalyse en heeft toegelicht welke acties hij in de week na de inbewaringstelling heeft ondernomen om met de Guinese autoriteiten te Brussel over de zaak van eiser in overleg te treden. Toen op 2 augustus 2013 bleek dat overleg voorlopig niet mogelijk was is de maatregel op die datum opgeheven. De rechtbank ziet in de door de gemachtigde van eiser ter zitting gedane mededeling dat er ten tijde van belang wel degelijk een fungerend consul was en dat hij contact heeft gehad met deze persoon, geen aanleiding om te twijfelen aan de mededelingen van verweerder over de door hem verrichte inspanningen.
7.
Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat de toepassing noch de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is geweest met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd was te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.
8.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.P.J. de Graaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: JV
Coll: RT
D: C
VK
Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.