Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
2.De feiten
“Om toekomstige individuele franchisenemers in staat te stellen met volledige kennis van zaken enige bindende overeenkomst aan te gaan, zal hen een exemplaar van deze (Code) verstrekt worden en volledige en correcte schriftelijke informatie en documentatie met betrekking tot de franchiseverhouding, binnen redelijke tijd voor het sluiten van deze bindende overeenkomst.
Deze informatie en documentatie behelzen:
(…)
financiële ramingen c.q. prognoses, indien beschikbaar.”
“Franchisegever is nimmer schadeplichtig jegens franchisenemer, ongeacht de reden van beëindiging. (…)”.
Artikel 15 (“Slotbepalingen”) lid 4 van de overeenkomst luidt als volgt:
“Het succes dat een franchisenemer middels de franchise kan behalen, is niet gegarandeerd en is afhankelijk van vele factoren waaronder met name de zakelijke talenten van de franchisenemer.”
3.Het geschil
in conventie
Tot slot vordert [A] veroordeling van [B] in de gedingkosten.
4.De beoordeling
in conventie
Daar stelt [B] tegenover dat wel gesproken is over vier inschrijvingen per maand, maar dat uitsluitend is gezegd dat met vier nieuwe cliënten per maand een redelijke boterham te verdienen zou zijn. [B] bestrijdt dat ze tekort zou zijn gekomen in de nakoming van verplichtingen die op haar rusten ingevolge de franchiseovereenkomst.
Tekortkoming - ontbinding: artikel 4 van de Code
Ook stelt [A] dat [B] haar verplichtingen uit de Code heeft geschonden doordat publiciteit voor de werving van individuele franchisenemers en wervingsadvertenties en reclamemateriaal misleidend zouden zijn geweest. Deze stelling heeft [A] op geen enkele andere wijze onderbouwd dan doordat [B] in individuele gesprekken met [A] een misleidende voorstelling van te verwachten resultaten zou hebben gegeven. Daarop zien de verplichtingen van artikel 4 van de Code echter niet.
Tekortkoming - ontbinding: overige verplichtingen van de franchisegever
Kortom, ook in dit opzicht kan naar het oordeel van de rechtbank van enige tekortkoming geen sprake zijn.
Onrechtmatig handelen, schadevergoedingsplicht
Paalman/Lampenier. Op de franchisegever rust niet in het algemeen een verplichting tot het – voorafgaand aan de overeenkomst – verstrekken van een prognose omtrent redelijkerwijs te realiseren omzetten of resultaten. Als de franchisegever de aspirant-franchisenemer echter dergelijke informatie wél verstrekt dan wordt van hem verlangd dat die informatie deugdelijk is voor zover redelijkerwijs verwacht kan worden dat de aspirant-franchisenemer zich bij zijn beslissing toe te treden tot de franchiseketen (mede) door die informatie laat leiden. Van de aspirant-franchisenemer kan niet, bijzondere omstandigheden daargelaten, verwacht worden dat hij de deugdelijkheid van door de franchisegever verstrekte geconcretiseerde of onderbouwde prognoses op juistheid onderzoekt. Verstrekt de franchisegever onjuiste informatie waarop de aspirant-franchisenemer is afgegaan en mocht afgaan, dan zal de franchisegever op grond van onrechtmatig handelen jegens de franchisegever schadeplichtig kunnen zijn.
Aan de beoordeling van het beroep op het onredelijk bezwarend karakter van deze clausule en op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid dat [A] heeft gedaan, komt de rechtbank daarom niet toe.
Naar [B] overtuigend heeft betoogd, is de marge per nieuwe inschrijving afhankelijk van de hoogte van de kosten van de franchisenemer, het aantal nieuwe inschrijvingen en een aantal andere factoren. Dat de marge per inschrijving stijgt naar mate meer inschrijvingen worden genoteerd, spreekt voor zich. Daarin kan een verklaring gelegen zijn voor het feit dat de marge per nieuwe inschrijving in het geval van [A] (gemiddeld) bescheiden was. Verder heeft [B] er met recht op gewezen dat de omvang van de kosten in een belangrijke mate wordt bepaald door de franchisenemer zelf en dat de kosten in het geval van [A] aanzienlijk waren.
Zelfs al zou juist zijn dat [A] is medegedeeld dat de marge per nieuwe inschrijving (gemiddeld) € 400,- zou bedragen dan ligt hierin, gelet op het voorgaande en bij gebreke van een nadere onderbouwing van zijn stelling, geen onrechtmatig handelen van [B] besloten.
Vooruitblik: schadevergoeding
in reconventie
In conventie en in reconventie
De rechtbank houdt alle overige beslissingen aan.
5.De beslissing
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2013. [1]