Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
In de periode 2000-2010 was eiser raadslid/fractievoorzitter van de ChristenUnie/SGP in Den Haag. Eiser was tevens aangesteld als BABS voor de periode dat eiser lid is van de gemeenteraad, onder de zogenoemde prominentenregeling (Reglement burgerlijke stand 2011, artikel 2, tweede lid, sub b).
Als christen ken ik maar één huwelijk". In dit artikel is onder meer neergelegd dat eiser komende maandag tegen zijn zin een partnerschapsregistratie sluit tussen twee mannen. Vervolgens is de volgende passage opgenomen:
"De commissie constateert dat het college het verzoek van bezwaarmaker om hem te benoemen tot buitengewoon ambtenaar niet heeft getoetst aan het eigen beleid dat er geen gewetensbezwaarde ambtenaren worden aangesteld. Gelet op dit zeer ernstige zorgvuldigheidsgebrek, zijn de gevolgen van het ontslagbesluit voor bezwaarmaker onevenredig in verhouding tot het daarmee te dienen doel (onverkorte handhaving van het gemeentelijke beleid ter zake). Voorts heeft het college op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat door het gewraakte ongeautoriseerde krantenartikel in Trouw de verhoudingen zodanig verstoord zijn geraakt dat voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van het bestuursorgaan kan worden verlangd. Daarom adviseert de commissie om het bestreden besluit te herroepen en in te trekken. "
1. Een ambtenaar die vast is aangesteld kan eervol worden ontslagen op een bij het besluit omschreven grond, niet vallende onder de gronden in vorige artikelen van dit hoofdstuk genoemd.
degene, die is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn".De rechtbank is van oordeel dat de werkzaamheden van een buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand kunnen worden aangemerkt als werkzaamheden verricht in openbare dienst. De rechtbank betrekt daarbij dat tussen verweerder en eiser geen arbeidsovereenkomst is gesloten, maar dat eiser op grond van artikel 1:16 van het BW door verweerder bij besluit van 28 januari 2011 is benoemd tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. Hij ontving voor zijn werkzaamheden een bezoldiging. Als buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand viel eiser – hiërarchisch gezien – onder het hoofd Backoffice Burgerzaken en vervolgens onder de Algemeen directeur publiekszaken. Krachtens artikel 1:16 van het BW dienen in elke gemeente twee of meer ambtenaren van de burgerlijke stand beschikbaar te zijn. De ambtenaren worden door het college van burgemeester en wethouders benoemd. Dit is in het geval van eiser, zoals hierboven is aangegeven, ook gebeurd. Omdat krachtens artikel 1:2 sub e van de CAR/UWO de ambtenaar van de burgerlijke stand als zodanig is uitgesloten van de werking van de CAR/UWO, is op 22 november 2011 in Den Haag op basis van een nieuw VNG-model de rechtspositie van de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand vastgelegd in het “Rechtspositiebesluit Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand 2011”. De rechtspositie is door verweerder vastgesteld. In artikel 5 van het Rechtspositiebesluit wordt voor de ontslaggronden verwezen naar artikel 8 van het ÀRG.
4.3 De rechtbank zal allereerst ingaan op de beroepsgrond dat nu er sprake is van botsende grondrechten, te weten het grondrecht van godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op gelijke behandeling van homoseksuelen anderzijds, verweerder een belangenafweging moest maken die in het voordeel van eiser had moeten uitvallen. Eiser heeft ter onderbouwing van dit standpunt, kort weergegeven, aangevoerd dat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat het gelijkheidsbeginsel zwaarder weegt dan het op de godsdienstvrijheid gebaseerde recht van eiser om vanwege zijn geloofsovertuiging geen huwelijken tussen mensen van gelijk geslacht te sluiten. Verweerder heeft volgens eiser het algemeen aanvaarde uitgangspunt, dat er tussen de betreffende grondrechten onderling geen rangorde bestaat, miskend. Nu er sprake is van een beperking van zijn recht op godsdienstvrijheid en zijn vrijheid van meningsuiting dient een belangenafweging te worden gemaakt. Eiser is van mening dat de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen.
Eweida e.a., rov. 104).
“wide margin of appreciation, when it comes to striking a balance between competing Convention rights”.(EHRM 15 januari 2013, t.a.p,
Eweida e.a.,rov. 106, en de aldaar vermelde eerdere jurisprudentie). De rechtbank volgt niet de stelling van eiser dat deze “
margin of appreciation” uitsluitend aan de Staten toekomt, en niet aan verweerder en vervolgens de rechtbank. Uit rechtsoverweging 106 van het
Eweida-arrest volgt ondubbelzinnig dat ook het bestuursorgaan in kwestie (in casu verweerder) en vervolgens aan de rechtbank een “
margin of appreciation”toekomt.
wide margin of appreciation”toekomt, een legitiem doel dient en proportioneel is.
(naar verweerder heeft toegelicht was verweerder er ten tijde van het beantwoorden van deze vraag niet van op de hoogte dat eiser zichzelf als een weigerambtenaar beschouwde). Op de vraag of verweerder met de vragensteller van mening is dat als een ambtenaar de wetgeving over het opengestelde huwelijk niet wenst uit te voeren, hij/zij niet geschikt is als ambtenaar van de burgerlijke stand en deze functie moet opgeven, heeft verweerder bevestigend geantwoord. Op de vraag of verweerder kan garanderen dat de gemeente Den Haag nooit en te nimmer weigerambtenaren aan zal nemen heeft verweerder geantwoord dat hij dit kan garanderen. Verweerder heeft in dit verband gewezen op de al op 27 maart 2007 aan de gemeenteraad toegezonden raadsmededeling, waarin het college toen al heeft uitgesproken dat er in de gemeente Den Haag geen gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand aangenomen zullen worden, omdat dit in het aannamebeleid voor (buitengewoon) ambtenaren van de burgerlijke stand is neergelegd.
Een positieve houding en beeldvorming moeten vanzelfsprekend worden. We willen deze cultuurverandering in woord en daad steunen en burgers, scholen, bedrijven en instellingen op hun verantwoordelijkheid aanspreken. Het vergroten van sociale acceptatie kan op veel manieren en op veel niveaus. (…) Ook de gemeentelijke opstelling speelt hierbij een belangrijke rol. Zo worden in de gemeente Den Haag geen weigerambtenaren getolereerd”.
E.B. - Frankrijk, EHRM 2008/44, par. 91). Bij de afweging of sprake is van een rechtmatige inmenging in de uitingsvrijheid van weigerambtenaren zoals eiser heeft verweerder dus een zwaar gewicht kunnen toekennen aan het bestrijden van discriminatie op grond van seksuele voorkeur.
Eweida e.a.In die uitspraak heeft het EHRM ten aanzien van één van de eisers, mevrouw Ladele, bevestigd dat het ontslag van een weigerambtenaar gelet op de doelstellingen van het gemeentelijke beleid en gelet op de aan het bestuursorgaan toekomende “
wide margin of appreciation”niet in strijd is met
civil partnershipstussen personen van gelijk geslacht te registreren met de bijbehorende ceremonie. Mevrouw Ladele had hiertegen op grond van haar christelijke geloofsopvatting gewetensbezwaren. Aanvankelijk werd het haar toegestaan om op basis van een
informal arrangementmet haar collega's te regelen dat haar collega's het sluiten van de huwelijken tussen personen van gelijk geslacht voor hun rekening namen. Twee collega's verzetten zich daar echter tegen, met het argument dat van discriminerend handelen sprake was. Dat leidde er uiteindelijk toe dat mevrouw Ladele moest verklaren andere werkzaamheden te zullen aanvaarden of disciplinaire maatregelen te accepteren. Mevrouw Ladele is uiteindelijk ontslagen.
Het EHRM overwoog als volgt:
aannamebeleid en niet over
ontslagbeleid. Hij heeft betoogd dat hij zijn benoeming tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand heeft beschouwd als een voortzetting van zijn eerdere functioneren als trouwambtenaar, en dus niet als een nieuwe benoeming. Hij is ervan uitgegaan dat het gemeentelijke beleid niet op hem van toepassing was, nu hij reeds jarenlang heeft gefunctioneerd als ambtenaar van de burgerlijke stand, zonder dat dit ooit tot problemen heeft geleid, en hij juist vanwege zijn lange staat van dienst is benoemd tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat met het einde van het raadslidmaatschap van eiser een nieuwe situatie is ontstaan en dat sprake is van een nieuwe benoeming tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. De rechtbank is daarom van oordeel dat het gemeentelijke beleid onverkort op eiser van toepassing is, en dat eiser dat ook had behoren te begrijpen.
De rechtbank overweegt dat uit het ontslagbesluit en de overige stukken blijkt, dat het ontslag niet is gebaseerd op het interview in Trouw als zodanig, maar op het feit dat eiser met een beroep op gewetensbezwaren die voortvloeien uit zijn geloofsovertuiging weigert huwelijken tussen personen van gelijk geslacht te voltrekken. Het interview in Trouw is aanleiding geweest om op 2 en 10 november 2012 gesprekken met eiser te voeren. In deze gesprekken heeft eiser te kennen gegeven dat hij weigerambtenaar is en dat hij bij het voltrekken van huwelijken van personen van gelijk geslacht in gewetensnood zal komen. Eiser heeft in die gesprekken ook aangegeven het niet eens te zijn met het standpunt van verweerder dat hij gelet op het gemeentelijke beleid verplicht is homohuwelijken te sluiten. Naar zijn mening geldt die verplichting voor hem niet. Het is deze stellingname die verweerder heeft geleid tot de conclusie dat sprake is van een opstelling van eiser die niet strookt met het gemeentelijke beleid en dat er daarom geen vruchtbare samenwerking meer mogelijk is tussen eiser en verweerder. Gelet hierop is er geen sprake van dat het ontslagbesluit in strijd is met de vrijheid van meningsuiting van eiser.