ECLI:NL:RBDHA:2013:14078
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering voor alleenstaande jongere met EU-burgerschap
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot de bijstandsuitkering van [A], een alleenstaande jongere van 18 tot 20 jaar. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aan [A] toegekende bijstandsuitkering, die is vastgesteld op de norm voor alleenstaanden, voldoende is afgestemd op haar behoeften. Verzoekster, de moeder van [A], had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de bijstandsuitkering, omdat zij van het toegekende bedrag de huur niet kon betalen. Ze stelde dat de uitkering moest worden afgestemd op haar maandelijkse kosten en dat er ook recht op een hogere uitkering bestond op basis van de Wwb.
De voorzieningenrechter verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van de rechtbank Utrecht en het arrest Ruiz Zambrano van het Hof van Justitie EU, en overweegt dat er geen wettelijke verplichting is voor verweerder om aanvullende voorzieningen te treffen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende opvang is geregeld voor [A] en haar moeder in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening voor het besluit van 28 augustus 2012 afgewezen, maar heeft wel de intrekking van de bijstandsuitkering van [A] geschorst. Dit betekent dat de betaling van de bijstandsuitkering per 4 februari 2013 moet worden hervat, omdat [A] niet over middelen beschikt om in haar levensonderhoud te voorzien. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht moet vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.