In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 september 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2004. De minderjarige woont sinds haar vierde maand niet meer bij haar moeder, die het ouderlijk gezag alleen uitoefent. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een deskundig rapport bestaat over de opvoedvaardigheden van de moeder, maar dat de inhoud daarvan niet bekend is. De moeder heeft recht op nieuw onderzoek, maar dit recht is niet onbegrensd. De kinderrechter concludeert dat de opvoedvaardigheden van de moeder niet zodanig zijn dat de minderjarige bij haar kan wonen.
De minderjarige heeft een hechtingsstoornis, wat betekent dat een beslissing om haar uit een vertrouwde omgeving te verplaatsen extra zwaar gemotiveerd moet worden. De kinderrechter benadrukt dat de hechting van de minderjarige aan haar huidige pleeggezin van primair belang is voor haar ontwikkeling. De ervaring dat weekends bij de moeder een terugslag veroorzaken, is zorgelijk. De kinderrechter is van oordeel dat er voldoende redenen zijn om te concluderen dat opvoeding door de moeder geen optie is en nodigt Bureau Jeugdzorg uit om samen met de Raad voor de Kinderbescherming Haaglanden te beraden over verdere maatregelen.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd van 29 oktober 2013 tot 29 oktober 2014, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing voor dezelfde periode. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten bij het Gerechtshof Den Haag.