Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 oktober 2013 in de zaak tussen
[verzoeker],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
.Verzoeker is op 2 februari 2009 door de Koninklijke Marechaussee op grond van de Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening) overgenomen van de Duitse autoriteiten. Hij heeft vervolgens op 18 februari 2009 een asielaanvraag ingediend en tevens verzocht om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning als alleenstaande minderjarige vreemdeling. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 21 april 2010 afgewezen. Het hiertegen ingediende beroep is bij uitspraak van 17 maart 2011 van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem ongegrond verklaard (AWB 10/17635). Bij uitspraak van 20 juni 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het tegen de uitspraak van de rechtbank ingediende hoger beroep ongegrond verklaard (201104420/1/V1). Vervolgens heeft verzoeker op 27 mei 2013 de onderhavige aanvraag ingediend.
a. die jonger is dan 21 jaar op de startdatum van de peilperiode (29 oktober 2012);
b. die zelf, dan wel ten behoeve van wie, op de startdatum van de peilperiode tenminste vijf jaar voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft, dan wel is, ingediend bij de IND en na die aanvraag tenminste vijf jaar in Nederland heeft verbleven;
c. die zich gedurende de periode van verblijf in Nederland niet langer dan een aaneengesloten periode van drie maanden heeft onttrokken aan het toezicht van IND, DT&V, COA of de Vreemdelingenpolitie (in het kader van de meldplicht), of in het geval van alleenstaande minderjarige vreemdelingen, van voogdijinstelling [naam]; én
d. die, voor zover van toepassing, vooraf schriftelijk heeft aangegeven dat hij zijn lopende procedures onvoorwaardelijk intrekt bij verblijfsverlening op grond van de regeling.
Het gaat dus om kinderen die al lang in Nederland verblijven door herhaalde asielprocedures in het verleden die lang duurden doordat hun ouders niet meewerkten of procedures op procedures gingen stapelen(12 maart 2013, TK 19637, nr. 1591, 60-26-101).