Op 15 augustus 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende openlijke geweldpleging tijdens de Koninginnenacht op 30 april 2013. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van geweld tegen twee jongens op de Lange Poten in Den Haag. De aangevers, [aangever 1] en [aangever 2], verklaarden dat zij mishandeld werden door een groep jongens, waarbij [aangever 1] onder andere een hersenschudding en een loszittende tand opliep. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden met gesloten deuren en heeft de vordering van de officier van justitie, mr. D.J. Laman, in overweging genomen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. Harlequin, pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan openlijke geweldpleging. De rechtbank overwoog dat het geweld niet alleen de slachtoffers, maar ook omstanders een gevoel van onveiligheid bezorgde. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 116 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de Stichting Bureau Jeugdzorg. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank benadrukte de ernst van het gepleegde geweld en de impact daarvan op de slachtoffers en de samenleving.