Uitspraak
Machtiging tot uithuisplaatsing
Procedure
Verzoek
Beoordeling
Beslissing
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof Den Haag.
Rechtbank Den Haag
Op 13 september 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, geboren in 2008 en 2009, uit het huwelijk van ouders [A] en [B]. De rechtbank heeft vastgesteld dat terugplaatsing van de minderjarigen bij één van de ouders momenteel niet mogelijk is. De minderjarigen verblijven in netwerkpleeggezinnen, en ondanks de problematische familieverhoudingen, is voortzetting van dit verblijf in hun belang. De rechtbank heeft eerder, op 30 oktober 2012, de minderjarigen onder toezicht gesteld en heeft in de periode daarna verschillende verzoekschriften ontvangen van de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg. De rechtbank heeft kennisgenomen van forensisch psychologisch onderzoek en andere relevante stukken, waaruit blijkt dat de minderjarigen ernstig beschadigd zijn door de problematiek van hun ouders. De deskundige heeft geconcludeerd dat de minderjarigen veilig en liefdevol worden verzorgd in de pleeggezinnen en dat een plaatsing in een neutraal pleeggezin niet in hun belang is. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing voor beide minderjarigen verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 30 oktober 2013. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee kinderrechters, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.