ECLI:NL:RBDHA:2013:13470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2013
Publicatiedatum
10 oktober 2013
Zaaknummer
09-920310-12 e.a.
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van minderjarigen door verstrekking van 2C-P en illegaal vuurwerk

Op 10 oktober 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van twee minderjarigen door hen de stof 2C-P te verstrekken. De feiten vonden plaats in de nacht van 11 op 12 november 2012, toen de minderjarigen onwel werden na het gebruik van deze designerdrug. Eén van hen raakte in kritieke toestand en moest naar het ziekenhuis worden gebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de gezondheid van de minderjarigen heeft benadeeld, hoewel niet bewezen kon worden dat hij opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd ook vervolgd voor het voorhanden hebben van hasjiesj en het invoeren van illegaal vuurwerk, wat niet voldeed aan de Nederlandse vuurwerkvoorschriften. De rechtbank rekende het de verdachte zwaar aan dat hij onaanvaardbare risico's voor de veiligheid van anderen heeft gecreëerd door het verstrekken van drugs en vuurwerk aan jongeren. De verdachte werd veroordeeld tot jeugddetentie van 220 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/920310-12; 09/797237-13 (t.t.g)
Datum uitspraak: 10 oktober 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 14 februari 2013 (parketnummer 09/920310-12) en van 26 september 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. Sanders en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. G.V. van der Bom, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
09/920310-12
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 op 12 november 2012 te Den Haag, althans elders in Nederland, waren, te weten een hoeveelheid (van ongeveer 0.5 gram poeder) bevattende de stof 2C-P (2,5-dimethoxy-4-propylfenethylamine) (althans een soortgelijke schadelijke stof) heeft verkocht en/of te koop aangeboden en/of afgeleverd en/of uitgedeeld aan [aangever 1] en/of [aangever 2], wetende dat die waren voor het leven en/of voor de gezondheid schadelijk waren en dat schadelijke karakter bij dat verkopen en/of te koop aanbieden en/of afleveren en/of uitdelen heeft verzwegen;
art 174 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2012 op 12 november 2012 te 's-Gravenhage, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 1] en/of [aangever 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet aan die [aangever 1] en/of [aangever 2] een voor de gezondheid schadelijke stof te weten een hoeveelheid (van ongeveer 0.5 gram) poeder bevattende de stof 2C-P (2,5-dimethoxy-4-propylfenethylamine) (althans een soortgelijke schadelijke stof) heeft verstrekt, welke stof door die [aangever 1] en/of [aangever 2] is geconsumeerd, tengevolge waarvan die [aangever 1] en/of [aangever 2] onwel is/zijn geworden en/of buiten bewustzijn is/zijn geraakt en/of enige tijd (al dan niet in kritieke toestand) in het ziekenhuis heeft/hebben
doorgebracht; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de perode van 11 november 2012 op 12 november 2012 te 's-Gravenhage, althans in Nederland opzettelijk de gezondheid van [aangever 1] en/of [aangever 2] heeft benadeeld door die [aangever 1] en [aangever 2] toen en aldaar een voor de gezondheid schadelijke stof te weten een hoeveelheid (van ongeveer 0.5 gram) poeder bevattende de stof 2C-P (2,5-dimethoxy-4-propylfenethylamine) (althans een soortgelijke schadelijke stof) heeft verstrekt, welke stof door die [aangever 1] en/of [aangever 2] is geconsumeerd, tengevolge waarvan die [aangever 1] en/of [aangever 2] onwel is/zijn geworden en/of buiten bewustzijn is/zijn geraakt en/of enige tijd (al dan niet in kritieke toestand) in het ziekenhuis heeft/hebben doorgebracht;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op omstreeks 12 november 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
32,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
09/797237-13
1.
(voorhanden hebben professioneel vuurwerk, Retourschip)
hij op of omstreeks 3 oktober 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis,
professioneel vuurwerk, te weten
- 208, in ieder geval één of meer, vlinder(s) en/of
- 31.440, in ieder geval één of meer, strijker(s) (Pirat K0203 en/of Achtung
P1206 en/of Super Corsair K0201) en/of
- 36, in ieder geval één of meer, stuk(s) Delova Rana en/of
- 7, in ieder geval één of meer, stuk(s) bomb bon (vlinders) en/of
- 12, in ieder geval één of meer, mortierbom(men) (shells) en/of
- 48, in ieder geval één of meer, lawinepijl(en) (Zink Nr. 901 en/of
Zink Nr. 902) en/of
- 1 stuk knalvuurwerk met lont en/of
- 20, in ieder geval één of meer, bermudadriehoekje(s) en/of
- 2.000, in ieder geval één of meer, stuk(s) knalvuurwerk met lont (Petardy
Lontowe 859),
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad op/nabij de [adres]
aldaar;
[artikel 1a juncto artikel 2 juncto artikel 6 Wet op de economische delicten juncto
artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit]
art 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit
2.
[invoer pakket professioneel vuurwerk aangetroffen [adres],
Retourschip]
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2011 tot en met 4 oktober 2011
te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
(of meer) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten
7.560, in ieder geval één of meer, strijker(s) (Achtung P1206 en/of
Double-Bangs K0203B en/of Magnum K0204),
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ;
[artikel 1a juncto artikel 2 juncto artikel 6 Wet op de economische delicten juncto
artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit]
art 1.2.2 lid 1 Vuurwerkbesluit
3.
[handel in professioneel vuurwerk, Retourschip II]
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot en met 3 oktober 2011
te 's-Gravenhage en/of gemeente Westland (Poeldijk en/of Honselersdijk en/of
Naaldwijk en/of Maasdijk), in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
al dan niet opzettelijk,
meermalen, althans eenmaal,
aan één of meer ander(en) dan (een) perso(o)n(en) met gespecialiseerde kennis,
te weten (onder andere) aan [medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] en/of [medeverdachte C]
en/of [medeverdachte D] en/of [medeverdachte E]
professioneel vuurwerk, te weten (onder andere)
- één of meer stuk(s) colour salute (knalvuurwerk met lont, PP0038P/L) en/of
- één of meer stuk(s) (mini) fenix (knalvuurwerk met lont, JC05) en/of
- één of meer stuk(s) Super Cobra 6 en/of
- één of meer stuk(s) bomb bon en/of
- één of meer mortierbom(men) (shells),
ter beschikking heeft gesteld;
[artikel 1a juncto artikel 2 juncto artikel 6 Wet op de economische delicten juncto
artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 lid 2 Vuurwerkbesluit]
art 1.2.2 lid 2 Vuurwerkbesluit

3. Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte in de zaak met parketnummer
09/920310-12 feit 1 primair en feit 2 en in de zaak met parketnummer 09/797237-13 feit 1, feit 2 en feit 3 heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in de zaak met parketnummer 09/920310-12 ten aanzien van het onder
1 ten laste gelegde primair vrijspraak betoogd. Ten eerste omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte iets aan [aangever 1] heeft geleverd en ten tweede omdat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de 2C-P, zo de verdachte al iets geleverd zou hebben, van hem afkomstig was.
De raadsman heeft subsidiair, indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, betoogd dat er geen sprake is van een verwijt overeenkomstig het bepaalde in artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd.
De raadsman heeft hiertoe ten eerste gesteld dat uit de stukken in het dossier niet is komen vast te staan dat het de stof 2C-P betreft, nu het NFI concludeert dat het waarschijnlijk 2C-P betreft, en ten tweede dat het dossier geen enkele informatie bevat over de schadelijke gevolgen voor het leven en de gezondheid bij elk gebruik van die stof waarmee redelijkerwijs rekening moet worden gehouden. Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde dient dan ook te volgen.
Ook ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe allereerst betoogd dat bij de verdachte geen sprake is geweest van opzet op de gevolgen, te weten dat de slachtoffers onwel zouden worden, noch dat er bij de verdachte sprake zou zijn van voorwaardelijk opzet. Gesteld is dat uit niets blijkt dat de verdachte er rekening mee heeft gehouden dat het wel eens mis zou kunnen gaan, of dat hij deze gevolgen op de koop toe heeft genomen.
Voorts is vrijspraak betoogd omdat, nu nadere informatie over de vermeende schadelijke gevolgen van 2C-P ontbreekt, niet zonder meer kan worden gesteld dat met het innemen van deze stof de gezondheid van de slachtoffers zodanig in gevaar werd gebracht dat hierdoor mogelijk zwaar lichamelijk letsel dan wel pijn of letsel zou kunnen optreden. Er is, aldus de verdediging, eenvoudigweg te weinig bekend over deze stof om hieraan dergelijke conclusies te mogen verbinden.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 09/920310-12 onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 09/797237-13 heeft de raadsman primair betoogd dat een anonieme melding alleen geen redelijke vermoeden op een strafbaar feit oplevert en het eigen onderzoek van de politie geen bevestiging van deze anonieme tip heeft opgeleverd. Naar de mening van de verdediging was er dan ook geen sprake van een voldoende redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet en is de inbeslagname van de twee dozen en het ter plekke openen daarvan onrechtmatig geweest.
In casu betekent dit dat de aangetroffen hoeveelheid illegaal vuurwerk onrechtmatig is verkregen en dat de daarop volgende aanhouding van de verdachte, de daaropvolgende huiszoeking en alle volgende onderzoekshandelingen ‘fruits from the poisonous tree’ zijn en van het bewijs moeten worden uitgesloten. Dit heeft tot gevolg dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig bewijs.
Subsidiair, indien de rechtbank aan dit verweer voorbij gaat, geeft de raadsman aan dat de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
De verdachte wist dat het om verboden vuurwerk ging, maar heeft zich - aldus de verdediging - op geen enkel moment gerealiseerd welk risico het bezit van zoveel vuurwerk met zich meebrengt.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van parketnummer
09/920310-12het volgende af. [1]
Feit 1
Op 12 november 2012 te 2.30 uur worden er diverse politie-eenheden gestuurd naar een woning aan de [adres] alwaar twee minderjarige personen onwel zouden zijn geworden na het gebruik van verdovende middelen.
In de woning worden inderdaad twee jonge mannen aangetroffen, waarvan er één - naar later blijkt [aangever 2] genaamd - op de grond ligt, niet aanspreekbaar is en wit schuim op zijn mond heeft. [2] [3] De verbalisanten verlenen eerste hulp. [4] De andere jongeman, [aangever 1] genaamd, verkeert onder invloed van drugs en verklaart dat hij de drugs heeft gekocht van ene [verdachte], een jongen die hij van school kent [5] . De ambulance komt en beide jongens worden naar het Sophia ziekenhuis te Rotterdam gebracht. [aangever 2] verkeert in kritieke toestand. [6] [7]
Op de salontafel in de kamer waar de jongens de drugs hebben gebruikt, ligt op een stuk wit papier, naast een opgerold dollar bankbiljet, een kleine hoeveelheid wit poeder. Een gedeelte van dit poeder wordt aan het personeel van de ambulance meegegeven voor nader onderzoek. [8] Het NFI komt tot de conclusie dat het poeder waarschijnlijk 2C-P, een zogenaamde designerdrug, bevat. [9]
[aangever 1] heeft verklaard dat hij een zakje van 0,5 gram samen met [aangever 2] heeft gedeeld en dat zij ieder de helft hebben opgesnoven. Hij voelt na het snuiven meteen dat zijn neus begint te branden, dat zijn ogen gaan tranen en dat de rechterhelft van zijn gezicht verdoofd aanvoelt. Bij [aangever 2] gebeurt hetzelfde, en ze beginnen allebei meteen te hallucineren. Hij ziet allerlei kleuren en veranderde vormen en [aangever 2] weet niets meer en kan niet meer praten. Hij vraagt via de whatsapp aan [verdachte] wat hij hen gegeven heeft en [verdachte] antwoordt ”ik zei toch dat het goed spul was”. Hij en [aangever 2] slapen even en als hij wakker wordt ziet hij [aangever 2] vallen en schuimbekken. Hij belt zijn vriendin en die zegt dat hij meteen 112 moet bellen. Hij doet dit en legt [aangever 2] in een stabiele zijligging.
Het lichaam van [aangever 2] staat helemaal strak en hij ziet ‘dood’ in de ogen van [aangever 2]. Daarna weet [aangever 1] het ook niet meer. [10]
Onderzoek van de datagegevens van de Blackberry van [aangever 1] , die in beslag is genomen, leert dat er een [verdachte] Scorro in de whatsapplijst van [aangever 1] voorkomt.
Verbalisant weet ambtshalve dat ‘Scorro’ van school betekent. [11]
De vader van [aangever 1] verklaart dat [verdachte] in het eerste witte huis bij hen achter woont. [12]
Verbalisanten [A 1] en [B 1] herkennen de omschreven woning ambtshalve als zijnde de woning aan de [adres].
Op 12 november 2012 te 7.55 uur wordt de verdachte in zijn woning aangehouden. [13]
Feit 2
Tijdens de huiszoeking die na de aanhouding van de verdachte volgt, wordt in een lade van een ladekast een tweetal kleine bruine brokjes aangetroffen en vervolgens nog een soortgelijk bruin brokje. Dit laatste brokje was in een plastic folie gewikkeld. [14]
Voornoemde brokjes zijn door narcotica-experts van het Bureau Forensische Opsporing van de politie Haaglanden onderzocht en geconcludeerd is dat de bruine pakjes in totaal
32,9 gram hasjiesj bevatten. [15]
De verdachte heeft zich bij de politie [16] , bij de rechter-commissaris [17] en ter zitting [18] ten aanzien van feit 1 beroepen op zijn zwijgrecht.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdachte ter zitting verklaard dat de hoeveelheid van 32,9 gram hasjiesj zijn eigen voorraadje was en derhalve was bedoeld voor eigen gebruik. [19]
De rechtbank ziet zich ten aanzien van feit 1 allereerst gesteld voor de vraag of de geleverde stof 2C-P is, en of de verdachte deze stof aan [aangever 1] heeft geleverd.
De rechtbank beantwoordt deze vragen bevestigend. Blijkens het rapport van het NFI is de stof, die is aangetroffen op de salontafel in de woning aan [adres],
2C-P. De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte deze stof, 2C-P, aan [aangever 1] heeft geleverd. Dit blijkt uit de verklaring van [aangever 1] bij de politie alsook uit de in het dossier opgenomen whatsapp gesprekken. [20]
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of 2C-P in het algemeen schadelijk is voor het leven of de gezondheid. De rechtbank is van oordeel dat uit de voorhanden zijnde stukken, te weten het rapport van het NFI en de van internet gehaalde informatie van een gebruiker van 2C-P, niet voldoende kan worden vastgesteld dat schadelijke gevolgen voor het leven of de gezondheid kunnen optreden als gevolg van elk gebruik van 2C-P.
Het kan voorts zo zijn dat de stof 2C-P alleen al vanwege de onbekendheid met deze stof een gevaar voor de volksgezondheid oplevert, maar daarmee is nog niet voldaan aan het bepaalde in artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [aangever 1] en [aangever 2]. Vrijspraak van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde dient dan ook te volgen.
De rechtbank is wel van oordeel dat het de verdachte kan worden verweten dat hij opzettelijk de gezondheid van [aangever 1] en [aangever 2] heeft benadeeld.
De verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan mishandeling en het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde kan bewezen worden verklaard.
De rechtbank overweegt hiertoe dat het in casu een bijzondere harddrug betreft en dat de verdachte dit zelf ook heeft aangegeven in de whatsapp gesprekken die tussen de verdachte en [aangever 1] zijn gevoerd. Door zo’n bijzondere harddrug aan minderjarigen ter beschikking te stellen, heeft de verdachte welbewust het risico genomen dat de gezondheid van deze personen werd benadeeld. In casu zijn beide minderjarigen onwel geworden.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de verdachte ervan op de hoogte was dat [aangever 1] de harddrug met een ander zou delen. De rechtbank leidt dit af uit de inhoud van de tussen de verdachte en [aangever 1] gevoerde whatsapp gesprekken, zoals weergegeven op bladzijde 74, 75 en 76 van het dossier. [aangever 1] spreekt steeds over ‘we’ of ‘wij’.
De rechtbank is, gelet op de bevindingen van de narcotica-experts van het Bureau Forensische Opsporing van de politie Haaglanden, van oordeel dat feit 2 eveneens bewezen kan worden verklaard. De verklaring van de verdachte dat de hoeveelheid van 32,9 gram hasjiesh voor eigen gebruik was bedoeld, acht de rechtbank gezien de hoeveelheid niet aannemelijk.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van parketnummer
09/797237-13het volgende af. [21]
Feit 1 en 2
Op 1 oktober 2011 wordt er een MMA-melding gedaan bij de politie, waarin is aangegeven dat er vanuit de woning aan [adres] al ruim 1 jaar in drugs wordt gedeald. [22]
Op 3 oktober 2011 wordt de woning aan [adres] geobserveerd. Omstreeks 20.28 uur ziet verbalisant dat er een auto, een BMW achteruit richting de deur van voornoemde woning rijdt. Er stapt een man uit de auto en er staat ook een jongen, naar later blijkt de verdachte, bij de BMW. Er wordt door de man en de jongen ieder een grote doos uit de kofferbak van de auto getild en voor de voordeur van de woning aan [adres] neergezet. De man en de jongen kijken hierbij meerdere malen schichtig om zich heen. [23]
Verbalisant gaat ter plaatse, legitimeert zich en vraagt, na de cautie te hebben gegeven, aan de verdachte wat er in dozen zit. De verdachte schrikt en beroept zich op zijn zwijgrecht.
Na overleg met de officier van justitie vindt er onderzoek aan de dozen plaats op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Verbalisant neemt de twee dozen in beslag [24] , opent één van de dozen en ziet dat deze is gevuld met kennelijk niet toegestaan zwaar vuurwerk.
De verdachte wordt op 3 oktober 2011 te 20.30 uur aangehouden op verdenking van overtreding van het Vuurwerkbesluit. [25]
Met een machtiging tot binnentreden [26] wordt de woning aan [adres] doorzocht. [27] In de woning worden 3 dozen met vuurwerk gevonden. [28] Het vuurwerk wordt in beslag genomen. [29] De inhoud van het totale aantal aangetroffen dozen, te weten 2 bij de voordeur en 3 in de woning, wordt onderzocht. [30]
Het aangetroffen en inbeslaggenomen vuurwerk betreft het volgende:
- 208 vlinders [31]
- 31.440 strijkers [32]
- 36 Delova Rana [33]
- 7 bomb bon (vlinders) [34]
- 12 mortierbommen (shells) [35]
- 48 lawinepijlen (Zink nr. 901 en Zink nr. 902) [36]
- 1 stuk knalvuurwerk met lont [37]
- 20 bermudadriehoekjes [38]
- 2000 stuks knalvuurwerk met lont [39] .
Voornoemd onderzoek aan het vuurwerk [40] heeft uitgewezen dat het vuurwerk niet voldoet aan het Vuurwerkbesluit zoals dat gold op 3 juli 2010 noch aan het huidige Vuurwerkbesluit (hierna ook wel: Vwb). Op basis van artikel 5.3.5 lid 2 Vwb dient het vuurwerk te worden aangemerkt als professioneel vuurwerk.
Uit nader onderzoek door de politie blijkt dat de verdachte vanaf september 2011 [41] meerdere malen via internet vuurwerk heeft besteld in Polen. Dit vuurwerk werd afgeleverd door de pakketbezorgdienst GLS. [42] De verdachte heeft het vuurwerk diverse malen laten bezorgen op zijn huisadres, te weten [adres] alsook op het werkadres van zijn vader, te weten [adres].
Op 4 oktober 2011, als de verdachte in voorlopige hechtenis zit, wordt het laatste pakket bezorgd [43] . Dit is door de oom van de verdachte, [X], verstopt in de kofferbak van een Volkswagen Golf die op de zaak staat geparkeerd. De oom van de verdachte heeft het vermoeden dat er in deze doos ook vuurwerk zit. [44]
Ook deze doos met vuurwerk wordt in beslag genomen [45] en onderzocht [46] . Op de doos staat een adres in Polen vermeld. [47] De doos bevat in totaal 7.560 strijkers, te weten 60 Achtung P1206 [48] en 5000 Double-Banks KO203B [49] en 2500 Magnum KO204 [50] .
Dit blijkt vuurwerk te zijn dat niet voldoet aan het Vwb zoals dat gold op 3 juli 2010 noch aan het huidige Vwb en dat op basis van artikel 5.3.5 lid 2 Vwb dient te worden aangemerkt als professioneel vuurwerk.
Feit 3
Op 3 oktober 2011 is tijdens de huiszoeking onder meer de smartphone van de verdachte, merk Apple, type I-phone, telefoonnummer 06-[xxx] in beslag genomen. [51]
Uit onderzoek [52] van de datagegevens van deze telefoon blijkt dat de er door meerdere personen bij de verdachte bestellingen van vuurwerk zijn gedaan. [53]
Er zijn 505 sms-jes te vinden met betrekking tot vuurwerk tussen de verdachte en ene [medeverdachte D] in de periode van 13 september 2011 tot en met 4 november 2011. [54] Uit nader onderzoek blijkt dat het [medeverdachte D] betreft. [55]
[medeverdachte D] verklaart dat de verdachte vuurwerk aanbood, zoals lawinepijlen, cobra’s en nitraten, en dat hij nooit vuurwerk voor zichzelf heeft besteld, maar dat hij wel als tussenpersoon voor vrienden heeft opgetreden, onder meer voor [medeverdachte E]. [56]
Op 21 september 2011 heeft [medeverdachte D] vuurwerk van de verdachte gekocht, te weten voor € 350,- aan Strijkers en Color Salutes, dat bestemd was voor [medeverdachte E]. [medeverdachte D] heeft ook als tussenpersoon opgetreden voor Patrick Koppen. Op 26 september 2011 kocht Koppen voor ongeveer € 500,- fenix small, colour salute, 2 Zinks en 4 Delova’s. [57]
In de telefoon van de verdachte zijn in de periode van 22 september 2011 tot en met
23 september 2011 ook 13 sms-jes gevonden, gericht aan [medeverdachte A], betrekking hebbend op vuurwerk. [58]
Uit nader onderzoek blijkt dat het [medeverdachte A] betreft. [59] [medeverdachte A] verklaart dat hij bij ene [verdachte] voor € 870,- aan vuurwerk heeft besteld en dat dit vuurwerk op 23 september 2011 door [verdachte] op het adres van zijn vader in [plaats A] is afgeleverd. Het waren Colour Salutes, Cobra’s en Bom bon. [60]
De vader van [medeverdachte A], de heer [medeverdachte B], betaalt een bedrag van € 870,- aan de jongen die het vuurwerk komt afleveren. [61]
In de telefoon van de verdachte zijn in de periode van 20 september 2011 tot en met
30 september 2011 ook nog 14 sms-jes van ene [medeverdachte C] aangetroffen, betrekking hebbend op vuurwerk. [62] Uit nader onderzoek blijkt dat het [medeverdachte C] betreft. [63]
Op 25 oktober 2011 zijn in de woning van [medeverdachte C] 4 dozen à 20 stuks Colour Salute,
een plastic zak met 181 stuks vuurwerk (rotjes) en 1 Shell aangetroffen [64] en in beslag genomen. [65] [medeverdachte C] verklaart dat de rotjes nog over zijn van vorig jaar en dat hij het andere vuurwerk heeft gekocht van een jongen die hij van gezicht kende en die hij eind september 2011 op het voetbalveld tegen kwam. Via de links die de jongen stuurde heeft [medeverdachte C] op een website zijn keuze gemaakt en is hij enige dagen later het vuurwerk bij de jongen thuis op gaan halen. [medeverdachte C] heeft € 50,- voor het vuurwerk betaald. [66]
Al het vuurwerk dat bij de diverse personen is aangetroffen betreft vuurwerk dat op basis van artikel 5.3.5 lid 2 Vwb dient te worden aangemerkt als professioneel vuurwerk. [67]
De verdachte heeft op 4 oktober 2011 bij de politie bekend dat hij diverse malen vuurwerk heeft besteld via een vuurwerksite van een vuurwerkwinkel in Polen. Ongeveer een week na de bestelling werd er door GLS een pakket bezorgd met daarin het besteld vuurwerk.
De laatste bestelling heeft de verdachte, aldus eigen zeggen, een week voor 4 oktober gedaan. De verdachte heeft voorts verklaard dat zijn vader niet wist wat er in de pakketten zat die werden afgeleverd. [68]
Op 8 oktober 2011 heeft de verdachte verklaard dat hij iets vaker een bestelling heeft gedaan op de vuurwerksite dan hij eerder heeft verklaard en dat hij ook vuurwerk aan een ander heeft verkocht. [69] Op 23 november 2011 wordt de verdachte nogmaals gehoord en verklaart hij dat hij tweemaal vuurwerk aan Lennaert [medeverdachte D] heeft verkocht, maar verder niet. [70]
De vader van de verdachte heeft bij de politie verklaard zijn zoon diverse malen te hebben geholpen bij het afleveren van vuurwerk, onder meer bij [medeverdachte A], tweemaal in [plaats B] en ook in [plaats C]. [71]
Tijdens de behandeling ter zitting heeft de verdachte bevestigd dat hij diverse malen vuurwerk in Polen heeft besteld en dat hij wist dat het illegaal vuur werk was. Ook heeft de verdachte verklaard dat het vuurwerk dat bij hem thuis en ook in een auto op de zaak van zijn vader is aangetroffen, van hem was. De verdachte heeft voorts bevestigd dat hij vuurwerk heeft verkocht aan [medeverdachte D], die als tussenpersoon voor anderen fungeerde, maar dat de naam Bradley [medeverdachte A] hem niets zegt en dat hij zich ook niet kan herinneren dat [medeverdachte C] aan de deur vuurwerk van hem heeft gekocht. [72]
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman met betrekking tot onrechtmatig verkregen bewijs. Zij is van oordeel dat de anonieme melding en de omstandigheden waaronder de dozen bij het adres van de verdachte zijn afgeleverd, met name het meerdere malen schichtig om zich heen kijken van de man en de jongen, voldoende zijn om objectief vast te stellen dat er een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet was.
Nadat de dozen in beslag zijn genomen en zijn geopend, is - na het zien van het vuurwerk - de opsporing voortgezet op grond van de Wet op de Economische Delicten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de inbeslagname en het openen van de dozen
rechtmatig is geweest en dat ook de bewijsmiddelen die hieruit voortvloeien niet onrechtmatig zijn verkregen.
De rechtbank ziet zich voorts gesteld voor de vraag of de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Gelet op voormelde bewijsmiddelen alsook gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 3 bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de vader van de verdachte. De vader van de verdachte heeft
samen met de verdachte diverse malen vuurwerk bij de kopers afgeleverd.
De rechtbank weegt ten aanzien van feit 3 voorts mee dat de bestellingen van en leveringen aan [medeverdachte E] slechts via [medeverdachte D] als tussenpersoon hebben plaatsgevonden en is dan ook van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte rechtstreeks aan [medeverdachte E] leverde.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
09/920310-12
1. meer subsidiair
hij in de periode van 11 november 2012 op 12 november 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk de gezondheid van [aangever 1] en [aangever 2] heeft benadeeld door die [aangever 1] toen en aldaar
een hoeveelheid (van ongeveer 0.5 gram) poeder bevattende de stof 2C-P (2,5-dimethoxy-4-propylfenethylamine) te verstrekken, welke stof door die [aangever 1] en [aangever 2] is geconsumeerd, tengevolge waarvan die [aangever 1] en [aangever 2] onwel zijn geworden;
2.
hij op 12 november 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
32,9 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
09/797237-13
1.
hij op 3 oktober 2011 te ’s-Gravenhage opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 208 vlinders en
- 31.440 strijkers (Pirat K0203 en Achtung P1206 en Super Corsair K0201) en
- 36 stuks Delova Rana en
- 7 stuks bomb bon (vlinders) en
- 12 mortierbommen (shells) en
- 48 lawinepijlen (Zink Nr. 901 en Zink Nr. 902) en
- 1 stuk knalvuurwerk met lont en
- 20 bermudadriehoekjes en
- 2.000 stuks knalvuurwerk met lont (Petardy Lontowe 859),
voorhanden heeft gehad op de Zilverplevierhof (3) aldaar;
2.
hij omstreeks de periode van 25 september 2011 tot en met 4 oktober 2011 te ’s-Gravenhage
opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten
7.560 strijkers (Achtung P1206 en Double-Bangs K0203B en Magnum K0204),
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht;
3.
hij in de periode van 1 september 2011 tot en met 3 oktober 2011 te 's-Gravenhage en gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, meermalen,
aan anderen dan personen met gespecialiseerde kennis,
te weten aan [medeverdachte A] en [medeverdachte B] en [medeverdachte C] en [medeverdachte D],
professioneel vuurwerk, te weten
- één of meer stuks colour salute (knalvuurwerk met lont, PP0038P/L) en
- één of meer stuks (mini) fenix (knalvuurwerk met lont, JC05) en
- één of meer stuks Super Cobra 6 en
- één of meer stuks bomb bon en
- één of meer mortierbommen (shells),
ter beschikking heeft gesteld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf/maatregel

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 280 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarde de maatregel hulp en steun, ook als dit inhoudt het volgen van ambulante behandeling bij De Jutters of Het Palmhuis.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht te verlenen hulp en steun
dadelijk uitvoerbaarzullen zijn.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het onvoorwaardelijke deel van de aan de verdachte op te leggen straf gelijk zal zijn aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts heeft de raadsman, gelet op de bepleite vrijspraak, geconcludeerd tot matiging van het voorwaardelijke deel van de straf en heeft hij tevens, nu de verdachte first offender is en ook verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, zijn voorkeur uitgesproken voor het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf in plaats van voorwaardelijke jeugddetentie.
De raadsman heeft benadrukt dat goede begeleiding/behandeling van de verdachte nodig is.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, door opzettelijk de gezondheid van twee minderjarigen te benadelen door hen de stof 2C-P te verstrekken.
Beide minderjarigen zijn onwel geworden en één van hen is zelfs in kritieke toestand in het ziekenhuis opgenomen. De stof 2C-P is een designer (hard)drug. Het is een feit van algemene bekendheid dat (hard)drugs een ernstige bedreiging vormen voor de gezondheid van de gebruikers. Het is niet aan het handelen van de verdachte te danken dat beide slachtoffers (voorzover bekend) uiteindelijk niets aan het snuiven van de stof hebben over gehouden.
Ook het voorhanden hebben van hasjiesj, een softdrug, acht de rechtbank verwerpelijk.
Het gebruik van softdrugs tast de hersenen aan en is in die zin ook een bedreiging voor de gezondheid van de gebruiker.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het invoeren van illegaal vuurwerk alsook aan het voorhanden hebben van en handelen in dit vuurwerk. Dat vuurwerk voldeed niet aan de Nederlandse vuurwerkvoorschriften. Het gaat ondermeer om zwaar knalvuurwerk, dat massa-explosief is. Dit houdt in dat als, om welke reden dan ook, een stuk ontploft, de andere stukken die daarbij in de buurt zijn, tegelijkertijd mee ontploffen, waardoor een massale explosie ontstaat. Dit vuurwerk is op verschillende plekken opgeslagen, ondermeer in de eigen woning van de verdachte en de werkplaats van zijn vader. De verdachte heeft hierdoor onaanvaardbare risico’s in het leven geroepen voor de veiligheid van anderen. De verdachte heeft ook de jongeren, aan wie hij het vuurwerk heeft verkocht, aan grote risico’s blootgesteld. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank weegt bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van de verdachte mee dat de verdachte zich niet eerder wegens het plegen van strafbare feiten voor de rechter heeft moeten verantwoorden.
De rechtbank weegt ten aanzien van de vuurwerkzaak voorts mee dat als uitgangspunt van vervolging in beginsel heeft te gelden dat de procedure betreffende minderjarigen in eerste aanleg niet meer dan zestien maanden beslaat. In concrete gevallen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven; uitgangspunt daarbij is dat de redelijkheid van de duur van een strafzaak (in het bijzonder) afhankelijk is van en getoetst dient te worden aan de volgende omstandigheden:
a. de ingewikkeldheid van de zaak
b. de invloed van de verdachte en/of de verdediging op het procesverloop en
c. de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Hoewel de onderhavige vuurwerkzaak een gecompliceerde zaak betreft, zijn er - naar het oordeel van de rechtbank - voor het overige onvoldoende feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die binnen het raamwerk van artikel 6, eerste lid, van het EVRM een langer tijdsbestek dan zestien maanden voor de afdoening van deze zaak kunnen rechtvaardigen. De rechtbank stelt dan ook ambtshalve vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het EVRM is geschonden.
Volgens vaste jurisprudentie wordt overschrijding van de redelijke termijn gecompenseerd door vermindering van de opgelegde straf. De rechtbank zal dan ook met voornoemde omstandigheid rekening houden in de strafmaat.
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse voorlichtingsrapporten van de
Raad voor de Kinderbescherming betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport d.d. 29 januari 2013 betreffende het psychologisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door [A 2], GZ-psycholoog, alsook op het het rapport d.d. 9 juli 2013 betreffende het psychiatrisch onderzoek van de verdachte, opgesteld en ondertekend door[B 2], kinder- en jeugdpsychiater.
Volgens de psycholoog is de verdachte lijdende aan verschillende ziekelijke stoornissen, te weten:
- een coördinatiestoornis, wat zich uit in forse motorische problematiek;
- Gilles de la Tourette (medicatie is succesvol);
- een obsessief compulsieve stoornis, dit zich vooral uit in obsessieve gedachten.
Ook heeft de verdachte aldus rapporteur veel kenmerken van een non-verbale leerstoornis.
Over de mate van toerekeningsvatbaarheid en de kans op recidive kan de psycholoog weinig zeggen omdat de verdachte over de feiten zwijgt, maar er is wel een aantal individuele risicofactoren die de kans op recidive doen toenemen, zoals:
impulsiviteit/riskant gedrag, gebrek aan empathie en berouw, problemen met middelengebruik en weinig interesse in/binding met school of werk.
De psychiater concludeert dat de verdachte ook een Autistische stoornis heeft.
Ten aanzien van de vuurwerkzaak ziet de deskundige een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid. Verder is de psychiater van mening dat de houding van de verdachte tijdens de verhoren en bij vorige onderzoekers en hulpverleners waarbij hij zich steeds op zijn zwijgrecht beriep, als iets geforceerds en dwangmatigs kan worden gezien, wat past bij zijn communicatieproblemen in het kader van autisme.
Vanuit de autismespectrumstoornis kunnen de sterke fascinatie voor vuurwerk in samenhang met een gebrek aan oordeelsvermogen en zijn tekortschieten in inlevend vermogen in anderen risico verhogende factoren zijn voor een even eventueel recidiveren.
Meer in algemene zin wordt ook gebrek aan stabiliteit van de sociale omgeving en gebrek aan opleiding en of werk en zinvolle tijdsbesteding gezien als verhoogd recidive risico. Ook wordt gewezen op de problemen die de verdachte heeft met beïnvloedbaarheid.
Beide deskundigen adviseren een voorwaardelijke straf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt intensieve behandeling. De psycholoog spreekt zijn/haar voorkeur uit voor dagbehandeling bij het Palmhuis, bestaande uit individuele-, groeps- en systeemtherapie. Daarnaast is het volgens de psycholoog van belang dat de verdachte een goede dagbesteding heeft.
De psychiater adviseert behandeling in een psychiatrische polikliniek of een daarmee vergelijkbare instelling en begeleiding in het onderwijs. Gedacht wordt aan de Jutters, waarbij men bij de Golfbreker, expertise heeft met autisme.
Anderzijds wordt ook gedacht aan andere GGZ-instellingen, zoals in Leiden en Oegstgeest.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapporten over en maakt deze tot de hare.
Blijkens de meest recente informatie van de Raad voor de Kinderbescherming
d.d. 23 september 2013is de Raad van mening dat de nadruk bij de verdachte moet liggen op het behandelen van de factoren die de kans op recidive vergroten en minder op het afstraffen van zijn eventuele (delict)gedrag. Dit omdat de verdachte van afstraffing onvoldoende consequenties ervaart en er geen meerwaarde mag worden verwacht van bijvoorbeeld een werkstraf.
De Raad merkt hierbij voorts op dat er met het recente aanvullende psychiatrische persoonlijkheidsonderzoek een concreter beeld is geschetst van de persoonlijkheid van de verdachte met zijn beperkingen en mogelijkheden. De behandeling en begeleiding dienen naar mening van de Raad nog meer toegespitst te worden op de persoonlijkheidsproblemen van de verdachte, te weten de vastgestelde autistische stoornis en de Gilles de la Tourette. Concreet betekent dit dat de behandeling en begeleiding meer rekening moeten houden met het ontbreken aan inzicht en gevoel van wat zijn gedrag voor anderen of de omgeving betekent en tevens gericht moet zijn op zijn beïnvloedbaarheid. Verdere begeleiding die meer gericht is op zijn autismespectrumstoornis is op zijn plaats. Van belang is dat behandeling/begeleiding is gericht op het om leren gaan en accepteren van zijn beperking op die wijze dat hij zichzelf en anderen niet in gevaar brengt. Sociale vaardigheden, educatie, medicatie en in het bijzonder werken aan het verminderen van de beïnvloedbaarheid en het leren rekening te houden met anderen zijn onderwerpen van de behandeling. Aanvullende ouderbegeleiding en psycho-educatie is hierbij wenselijk.
Geadviseerd wordt om aan de verdachte een deels voorwaardelijk en deels onvoorwaardelijke detentiestraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich in het kader van de maatregel Hulp en Steun houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
Ook als dit behandeling op een psychiatrische (poli)kliniek of een daarmee vergelijkbare instelling inhoudt.
Om de begeleiding en behandeling veilig te kunnen stellen, adviseert de Raad voor de
Kinderbescherming bovenstaande bijzondere maatregel en voorwaarde direct uitvoerbaar te
stellen. Dit om de begeleiding doorgang te geven en de behandeling zo snel mogelijk te laten starten, zodat de kans op recidive kan worden verkleind.
Tijdens de behandeling ter zitting is van de zijde van de Raad meegedeeld dat er een discussie gaande is over de juiste behandelplek voor de verdachte, gelet op zijn capaciteiten, maar dat het advies thans is dat de verdachte doorgaat op de ingeslagen weg, hetgeen betekent dat hij ambulante behandeling zal blijven volgen bij Het Palmhuis dan wel bij
De Jutters of een soortgelijk instelling.
De rechtbank onderschrijft het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Teneinde de verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en zijn behandeling en begeleiding te waarborgen, zal de rechtbank een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de Stichting Bureau Jeugdzorg, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij
Het Palmhuis dan wel bij De Jutters of een soortgelijke instelling.
De rechtbank ziet in de ernst van de feiten geen aanleiding om, zoals door de raadsman is betoogd, een voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Het onvoorwaardelijke deel van de straf heeft de verdachte reeds in voorarrest doorgebracht.
Gelet op het bepaalde in artikel 77y, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de rechtbank de proeftijd vast op twee jaar.
Het hiervoor overwogene en dan met name de omstandigheid dat er sprake is van overtreding van de redelijke termijn alsook de verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van de vuurwerkzaak brengen de rechtbank ertoe
af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Omdat er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen spreekt de rechtbank uit dat, gelet op artikel 77za Wetboek van Strafrecht, de op grond van artikel 77z Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en de op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht te verlenen hulp en steun,
dadelijk uitvoerbaarzijn.

7.De inbeslaggenomen goederen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen met parketnummer 09/920310-12 (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 tot en met 14 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de in beslag genomen voorwerpen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1 tot en met 14 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen de in de zaak met parketnummer 09/920310-12 onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36 b, 36c, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg en 300 van het Wetboek
van Strafrecht;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer;
- 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit;
- 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9. De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hem bij dagvaarding met parketnummer 09/920310-12 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding
met parketnummer 09/920310-12 onder 1 meer subsidiair en 2 en bij dagvaarding met parketnummer 09/797237-13 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
09/920310-12 feit 1 meer subsidiair:
MISHANDELING
09/920310-12 feit 2:
OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 3 ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD
09/797237-13 feit 1 en 2:
OPZETTELIJKE OVERTREDING VAN EEN VOORSCHRIFT, GESTELD KRACHTENS ARTIKEL 9.2.2.1 VAN DE WET MILIEBEHEER, MEERMALEN GEPLEEGD
09/797237-13 feit 3:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJKE OVERTREDING VAN EEN VOORSCHRIFT, GESTELD KRACHTENS ARTIKEL 9.2.2.1 VAN DE WET MILIEBEHEER
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 220 DAGEN
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
120 DAGENniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen
bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij Het Palmhuis dan wel bij De Jutters of een soortgelijke instelling;
verstrekt aan bovengenoemde instelling de opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde krachtens het bepaalde bij artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht;
beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en de op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht te verlenen hulp en steun,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het
geschorste beveltot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst met parketnummer
09/920310-12 onder 1 tot en met 14 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Biljet; 1 dollar bankbiljet;
2 1.00 STK Verdovende Middelen;
3 1.00 STK Verdovende Middelen;
4 1.00 STK Verdovende Middelen;
5 1.00 STK Verdovende Middelen;
6 1.00 STK Biljet; 5 dollar bankbiljet;
7 1.00 STK Zak; MET GRIPZAKJES;
8 1.00 STK Hashish;
9 1.00 STK Hashish;
10 1.00 STK Hashish;
11 1.00 STK Hashish;
12 1.00 STK Hashish;
13 1.00 STK Hashish;
14 1.00 BOL Verdovende Middelen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.M. Ghrib, kinderrechter,
en mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1535 2012242144-16, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 222.
2.Proces-verbaal van relaas, pagina 4.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 47.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 51.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 39.
6.Een geschrift, te weten de medische informatie van het Erasmus MC, pagina 218/291.
7.Een geschrift, te weten de medische informatie van de vakgroep Kindergeneeskunde van de polikliniek Delft,
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 52.
9.Een geschrift, te weten het rapport van het NFI d.d. 23 november 2012, pagina 193/194.
10.Proces-verbaal van verhoor betrokkene, pagina 106.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 39, onderaan.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 42 onderaan.
13.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 22/23.
14.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 57 bovenaan.
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 165/166.
16.Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 121 t/m 127.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling d.d. 15 november 2012.
18.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2013, eigen verklaring van de verdachte.
19.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2013, eigen verklaring van de verdachte.
20.Uitdraai whatsapp-gesprekken, pagina 77/78 en 79.
21.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL2011/209309, onderzoek Retourschip, en het dossier met nummer PL2011/209309A, onderzoek Retourship II.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina AH 30-01/AH 30-02.
23.Proces-verbaal van aanhouding, pagina VD-01-01/VD-01-02.
24.Kennisgeving van inbeslagname, pagina BD-01-01.
25.Proces-verbaal van aanhouding, pagina VD-01-02.
26.Machtiging van binnentreden in een woning, pagina VD-01-19/VD-01-20.
27.Verslag van binnentreden woning, pagina VD-01-22.
28.Proces-verbaal van bevindingen, pagina AH-32-02.
29.Kennisgeving van inbeslagname. pagina BD-01-01.
30.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, bundel AH 22.
31.Pagina AH 22-10/18.
32.Pagina AH 22-33/35 en AH 22-166/169 en AH 22-170/173.
33.Pagina AH 22-36/65.
34.Pagina AH 22-66/97.
35.Pagina AH 22-98/103.
36.Pagina AH 22-104/118 en AH 22-119/148.
37.Pagina AH 22-149/153.
38.Pagina AH 22-154/159.
39.Pagina AH 22-160/165.
40.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, bundel AH 22.
41.Tracking & Tracing details van GLS, pagina DD-18-03/21.
42.Vordering verstrekking gegevens ogv artikel 19 van de WED, pagina AH-15-01/03.
43.Tracking & Tracing details van GLS, pagina DD-18-20.
44.Proces-verbaal verhoor getuige S.H. Rampersad, pagina GD-01-02.
45.Kennisgeving van inbeslagneming, BD-13-01/02.
46.Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, bundel AH 23.
47.Foto van het etiket van het pakket, op pagina F-05-03.
48.Pagina AH 23-04/07.
49.Pagina AH 23-08/11.
50.Pagina AH 23-12/16.
51.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina BD-03-01.
52.Proces-verbaal van bevindingen, pagina AH-40-01/40-03.
53.Pagina DD-34-10/42-02.
54.Pagina DD-37-01/37-11.
55.Pagina AH 52-01, DD 50-01/51-02.
56.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte D], vervolg proces-verbaal bijlage I, pagina 33/35.
57.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte D], vervolg proces-verbaal bijlage I, pagina 39/40.
58.Pagina DD-38.
59.Pagina AH 53-01, DD 54-01/54-03.
60.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte A], vervolg proces-verbaal bijlage I, pagina 115/116.
61.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte B], vervolg proces-verbaal bijlage I, pagina 126.
62.Pagina DD-41.
63.Pagina AH 57-01, DD 58-01.
64.Proces-verbaal van bevindingen, vervolg proces-verbaal bijlage I, pagina 22.
65.Kennisgeving van inbeslagneming, vervolg proces-verbaal bijlage I, pagina 27/28.
66.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte C], vervolg proces-verbaal bijlage I, pagina 40.
67.Diverse determinatieprocessen-verbaal, opgenomen in het vervolg proces-verbaal bijlage I, tav [medeverdachte A] als
68.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina VD-01-24/01-29.
69.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina VD-01-54/01-60.
70.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], retourship II vervolg proces-verbaal,
71.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte F], retourship II vervolg proces-verbaal,
72.Proces-verbaal van de terechtzitting van 26 september 2013, eigen verklaring van de verdachte.