ECLI:NL:RBDHA:2013:13295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
857120-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerdere verdachten voor bezit en handel in grote hoeveelheden hasj

Op 9 oktober 2013 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met meerdere medeverdachten betrokken was bij de handel in en het bezit van grote hoeveelheden hasj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van 1 november 2012 tot en met 6 februari 2013 een partij van minimaal 9500 kilogram hasj in een loods hadden opgeslagen, met de intentie deze te verhandelen. Daarnaast werd op 7 februari 2013 nog eens 900 kilo hasj aangetroffen in een Volkswagen Transporter. De rechtbank heeft in totaal vijf mannen veroordeeld, met gevangenisstraffen variërend van 15 tot 32 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De verdachte in deze zaak kreeg een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden hasj en amfetamine, en dat hij betrokken was bij de organisatie die deze middelen verhandelde. De rechtbank heeft de dagvaarding voor een van de ten laste gelegde feiten nietig verklaard, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, gezien de grote hoeveelheden verdovende middelen en de betrokkenheid bij de drugshandel, die vaak gepaard gaat met geweld en criminaliteit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/857120-13
Datum uitspraak: 9 oktober 2013
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats],
adres: [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 en 25 september 2013.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.A. Willemse en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na een tweetal wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
1 februari 2012 tot en met 6 februari 2013 te Honselersdijk, gemeente
Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk binnen/buiten het grondgebied
van Nederland heeft gebracht en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft
gehad, een (grote) hoeveelheid (in ieder geval een partij van minimaal 9500
kilogram), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep/hasjiesj,
zijnde hennep/hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2.
hij op of omstreeks 07 februari 2013 te Honselersdijk, gemeente Westland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 10.400 kilo (te weten 9500 kilo in loods en/of 900 kilo in VW transporter), in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 11 februari 2013 te tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, te Ijsselstein en/of Utrecht, althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 63 gram gram, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 11 februari 2013 te IJsselstein,althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 19 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties
zijn toegevoegd en/of ongeveer 1450 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 11 februari 2013 te IJsselstein, een of meer wapens van
categorie II, te weten een spudgun, voorhanden heeft gehad.

3.Partiële nietigheid van de dagvaarding

De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit de tenlastelegging niet voldoet aan de eisen die daaraan in artikel 261 Wetboek van Strafvordering worden gesteld, nu is verzuimd het wapen voldoende feitelijk te omschrijven. Aldus verklaart de rechtbank de dagvaarding voor dat feit nietig.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding, en samenvatting [1]
In deze zaak staat centraal de vraag of [verdachte] (hierna: verdachte) zich al dan niet in vereniging heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – de in-/uitvoer en/of handel en/of het bezit van grote hoeveelheden hasj in de periode van 1 februari 2012 tot en met 6 februari 2013 en voorts of hij op 7 februari 2013 al dan niet in vereniging 10.400 kilo hasj opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Daarnaast dient te rechtbank te beoordelen of verdachte op 11 februari 2013 amfetamine en hasj en/of hennep (al dan niet in vereniging) opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Onderzoek “Heivlinder”en “162 Latijn”
Naar aanleiding van een grootschalig onderzoek van de politie naar de handel in verdovende middelen getiteld “Heivlinder” rees de verdenking dat [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) zich bezig hield met de handel in softdrugs (hasj).
Gelet hierop startte de politie een onderzoek, getiteld “162 Latijn”. [2]
Tijdens dit onderzoek werden op 7 februari 2013 diverse personen en locaties geobserveerd. Uit deze observaties bleek dat [medeverdachte 1] op 7 februari 2013 een Volkswagen Transporter bestuurde en dat een onbekende man (hierna: NN3) hem volgde in een Peugeot 208 met kenteken [kenteken] reed. In Naaldwijk stapte [medeverdachte 1] uit en nam NN3 het stuur van de Transporter over. Hij reed een loods aan de [adres 2] binnen en even later reed hij met het busje weer naar buiten. In Naaldwijk volgde wederom een bestuurderswissel en [medeverdachte 1] reed vervolgens met de Transporter weg. [3] In de Transporter werd even later 900 kilo hasj aangetroffen. [4]
Gelet hierop bestond het vermoeden dat er in de betreffende loods nog meer verdovende middelen (hasj) aanwezig waren. Na overleg met de officier van justitie werd op donderdag 7 februari 2013 te 17.15 uur op grond van de Opiumwet voormelde loods binnengetreden (ter inbeslagneming). [5]
Aantreffen hasj
In de loods werd een enorme hoeveelheid verdovende middelen − naar later bleek hasj − aangetroffen. [6] Zo werden er 7 met krimpfolie afgedekte pallets op de begane grond aangetroffen. Op 6 pallets daarvan stonden tassen met blokken hasj en op 1 pallet stonden langwerpige dozen met daarin met tape ingepakte bollen hasj. [7]
In totaal werd op de begane grond – na correctie – 3.586,56 kilo hasj aangetroffen. Ook werden op de houten vliering, die was gelegen op de eerste verdieping in de loods, diverse pallets, houten kisten, dozen en geprepareerde tassen met hasj aangetroffen. In totaal trof men op de eerste verdieping 5.964,11 kilo hasj aan.
Aldus trof men in de loods in totaal 9.550,67 kilo hasj aan. [8]
Uit onderzoek bleek dat de loods eigendom was van [betrokkene] (hierna: [betrokkene]). [betrokkene] werd op 7 februari 2013 als getuige gehoord en verklaarde dat de loods vanaf december 2011 voor een prijs van € 500,- per maand werd verhuurd aan[medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]). [9]
Start onderzoek “Kameeltje”
In overleg met de zaaksofficier van justitie van het onderzoek “162 Latijn” werd het onderzoek op vrijdag 8 februari 2013, voortgezet onder de naam “Kameeltje 15BRR13130”.
Medeverdachte [medeverdachte 2]
Ten tijde van het binnentreden in de loods waren in de loods twee personen aanwezig, waaronder voormelde [medeverdachte 2]. [10]
[medeverdachte 2] verklaarde op 7 februari 2013 om 19.55 uur (enkele uren na het binnentreden door de politie) samen met zijn vrouw het transportbedrijf [medeverdachte 2], gevestigd aan de [adres 2] te runnen en de loods te hebben gehuurd van [betrokkene] voor € 1.600,- per maand.
Voorts verklaarde hij de loods onder te verhuren aan [verdachte] (hierna: verdachte).
Volgens [medeverdachte 2] waren de pallets met de goederen die in de loods stonden opgeslagen van verdachte. Hij dacht dat daar fietsen in zaten. Hij kende verdachte ongeveer twee jaar en verklaarde dat verdachte een bedrijf genaamd “[bedrijf 1]”, gevestigd aan de [adres 3] had en dat hij sinds 25 juli 2012 de loods aan hem verhuurde voor een prijs van € 500,- per maand.
Facturen
Naar aanleiding van de verklaring van [medeverdachte 2] werd de desktop pc van [medeverdachte 2] onderzocht op de aanwezigheid van facturen.
Deze facturen bleken daarop niet aanwezig te zijn. Wel bleek na een uitgebreid onderzoek dat de navolgende datagegevens behorende bij het debiteurnummer van [bedrijf 1] op de pc van [medeverdachte 2] aanwezig waren:
Factuurnummer 3082, factuurdatum 25-02-12 ad 800 euro
Factuurnummer 3088, factuurdatum 06-03-12 ad 450 euro
Factuurnummer 3094, factuurdatum 03-04-12 ad 400 euro
Factuurnummer 3115, factuurdatum 11-05-12 ad 400 euro
Factuurnummer 3136, factuurdatum 01-06-12 ad 750 euro
Factuurnummer 3144, factuurdatum 28-06-12 ad 750 euro
Factuurnummer 3162, factuurdatum 25-07-12 ad 700 euro
Factuurnummer 3176, factuurdatum 25-08-12 ad 700 euro
Factuurnummer 3193, factuurdatum 26-09-12 ad 660 euro
Factuurnummer 3211, factuurdatum 05-11-12 ad 660 euro
Factuurnummer 3230, factuurdatum 09-12-12 ad 660 euro
Factuurnummer 3241, factuurdatum 13-01-13 ad 500 euro
Het bleek voor de politie niet mogelijk om vast te stellen of een factuur ook daadwerkelijk was aangemaakt op de bijbehorende factuurdatum. Wel was te zien dat de diverse op de pc van [medeverdachte 2] aanwezige factuurnummers (aan [bedrijf 1] en aan derden), elkaar in nummering opvolgden. [11]
Door [medeverdachte 2] werd kennelijk op enig moment aan de politie een aantal – volgens hem originele facturen – overhandigd. [12]
Medeverdachte [medeverdachte 4]
Uit onderzoek bleek verder dat op 7 februari 2013 om 13.30 uur in de loods aanwezig was geweest Marcel [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]).
[medeverdachte 4] verklaarde dat hij een deel van de loods huurde en dat hij samen met [medeverdachte 2] het timmermansbedrijf genaamd [medeverdachte 2] [bedrijf 2] runde. Volgens [medeverdachte 4] verhuurde [medeverdachte 2] de loods slechts aan één klant onder, maar de naam van deze huurder wist hij niet. [13]
Ten aanzien van de pallets die in de loods werden aangetroffen verklaarde [medeverdachte 4] dat deze er al voor de kerst van 2012 stonden. Hij had begrepen dat de huurder gebruik kon maken van de eerste verdieping, te weten het deel boven zijn werkplaats, maar had de huurder nooit gezien. [14]
Tap
Op 8 februari 2013 werd door de rechter-commissaris aan de officier van justitie een machtiging verleend voor een bevel tot het opnemen van telecommunicatie van het telefoonnummer van verdachte, te weten [telefoonnummer 1]. [15]
Vervolgens werd op 10 februari 2013 een telefoongesprek van verdachte afgeluisterd, waarin verdachte uitbelt naar nummer [telefoonnummer 2] en aan een op dat moment voor de politie onbekende man vertelt dat hij is uitgenodigd te verschijnen aan het politiebureau in Den Haag en dat de onbekende man zou weten wat hij moest doen. De onbekende man begreep dit kennelijk en deelde verdachte mee dit gelijk te gaan doen. [16]
Uit onderzoek naar voormeld telefoonnummer bleek dat dit nummer op naam stond van [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]). [17]
Aanhouding verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3]
Op maandag 11 februari 2013 te 12.05 uur werd verdachte samen met [medeverdachte 3] in verband met overtreding van de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, in [bedrijf 1] van verdachte, gelegen aan de [adres 3], aangehouden.
Aantreffen amfetamine
[bedrijf 1] van verdachte werd die dag doorzocht. Bij de doorzoeking werden geprepareerde accubakken en een vacumeermachine aangetroffen met daarop sporen van hasj. [18] Diverse goederen werden in beslag genomen, waaronder twee sealzakken. [19]
In de sealzakjes bleek na onderzoek 30 gram en 32,6 gram (totaal 62,6 gram) van een chemisch ruikende substantie te zitten. [20] Uit het rapport van het NFI bleek dat het om amfetamine ging. [21]
Aantreffen hasj en hennep
Op 11 februari 2013 werd tevens de woning van [medeverdachte 3] aan [adres 4] doorzocht. Bij deze doorzoeking werd onder meer aangetroffen en in beslag genomen:
- een doorzichtige plastic gripzak met daarin een vijftal plakken hasjiesj in folie met een totaal gewicht van 551,5 gram. Een verbalisant heeft beschreven dat zij zag dat de hasjiesj bestond uit het gebruikelijke vaste mengsel van de afgescheiden hars verkregen van de planten van het geslacht Cannabis (hennep), met plantaardige elementen van deze planten. Tevens rook zij de karakteristieke geur van hasjiesj.
- een grijze vuilniszak met daarin een opengesneden zwarte vacuümzak met daarin een drietal gripzakken gevuld met vrouwelijke henneptoppen met respectievelijk het netto gewicht van 450, 500 en 500 gram. Totaal netto gewicht aan vrouwelijke henneptoppen betreft 1450 gram. Een verbalisant heeft beschreven dat zij tevens de karakteristieke geur van hennep rook.
- een bigshopper met daarin 18 pakketten hasjiesj in plastic zakken bestaande uit 2 plakken hasjiesj in doorzichtig folie en rood folie. Deze hasjiesj had een totaal netto gewicht van 17.735 gram.
In totaal ging het om 18.286,5 gram hasj en 1450 gram hennep. [22]
Medeverdachte [medeverdachte 3]
Over de aangetroffen goederen heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij werkzaam was bij verdachte in de rijwielhandel, dat hij verdachte vorig jaar in de zomer
€ 11.000,- euro had geleend en dat hij verdachte in december 2012 zeker 4 keer had gevraagd naar het door hem geleende geld. Verdachte zei toen tegen hem dat hij het niet had, maar dat hij bezig was met hasj en als dat goed ging dat hij hem zou terugbetalen. Verdachte had toen ook tegen hem gezegd dat als er iets met hem zou gebeuren hij op de zaak zou moeten kijken en alles moest meenemen. Verdachte bedoelde daar de drugs mee.
Volgens [medeverdachte 3] zijn de bij hem aangetroffen hennep en hasj niet van hem, maar van verdachte. Over de vraag hoe deze hennep en hasj bij hem thuis terecht was gekomen, verklaarde hij dat hij op zondag 10 februari 2013 door verdachte werd gebeld en toen op verzoek van verdachte op de [adres 3] een gele boodschappentas en een vuilniszak met daarin onder andere drugs had opgehaald. [23]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ontkend dat hij de loods van [medeverdachte 2] huurde. Daarbij heeft hij verklaard dat hij zelf genoeg opslagruimte had zodat het niet logisch zou zijn dat hij bij [medeverdachte 2] opslagruimte zou huren. Volgens verdachte kende hij [medeverdachte 2] wel, omdat [medeverdachte 2] in december 2012 bij hem in [bedrijf 1] was geweest om vuurwerk te kopen. [24] Ter terechtzitting heeft verdachte over de op 11 februari 2013 aangetroffen amfetamine verklaard dat hij dat een keer van iemand had gekregen en dat hij wist dat het amfetamine was.
Ten aanzien van de aangetroffen hennep en hasj bij [medeverdachte 3] heeft verdachte verklaard dat deze spullen enige tijd in zijn winkel lagen en niet van hem, maar van [medeverdachte 3] waren. [25]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld, nu wettig en overtuigend bewezen is dat hij deze feiten heeft begaan.
Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat verdachte zich ten aanzien van feit 1 schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen afleveren en verstrekken, althans het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden hasj in de periode van 1 november 2012 tot en met 6 februari 2013. Van de overige ten laste gelegde handelingen onder feit 1 heeft zij vrijspraak gevorderd. Voorts heeft zij gevorderd dat verdachte van het onder feit 5 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, nu dit feit onvoldoende specifiek ten laste is gelegd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ter zake van feit 1, 2 en 5, nu er volgens hem ten aanzien van die feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een veroordeling te kunnen komen. Voor wat betreft feit 3 en 4 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden verklaard.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden op grond waarvan wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich in de periode van 1 februari 2012 tot en met 1 februari 2013 al dan niet in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen/buiten het grondgebied van Nederland brengen, verkopen, afleveren en verstrekken van grote hoeveelheden hasj in Honselersdijk, althans Nederland. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van deze onder feit 1 ten laste gelegde handelingen vrijspreken.
4.4.2
Feit 1 - Medeplegen opzettelijk aanwezig hebben grote hoeveelheden hasj?
De vraag die voor ligt is of tussen verdachte en anderen een zodanig bewuste en nauwe samenwerking bestond die was gericht op het bezit van grote hoeveelheden hasj, en voorts of bij verdachte sprake was van opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) op het bezit van grote hoeveelheden hasj. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.4.3
Aanwezigheid pallets met grote hoeveelheden hasj
Niet ter discussie staat dat in ieder geval in de periode van november 2012 tot en met 7 februari 2013 meerdere pallets aanwezig waren in de loods in Honselersdijk en dat die loods op dat moment in gebruik was bij medeverdachte [medeverdachte 2] als (hoofd)huurder van de loods (en medeverdachte [medeverdachte 4] als gebruiker van een deel van de loods).
Evenmin staat ter discussie dat daarop op 7 februari 2013 grote hoeveelheden hasj aanwezig waren. De rechtbank dient echter tevens vast te stellen of in de loods al eerder grote hoeveelheden hasj aanwezig waren en zo ja, sinds wanneer.
In dat kader overweegt de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte 1] in het onderzoek “162 Latijn” heeft verklaard dat in november 300 kilo hasj was vervoerd, dat die hasj “een zus” was van de 900 kilo hasj die men had gevonden in het Volkwagen Transporter busje en dat alle hasj van één organisatie was. Volgens [medeverdachte 1] bestond de organisatie uit Hollanders en Marokkaanse mannen. [26]
Ten aanzien van voormelde 300 kilo hasj geldt dat deze in een garage bij medeverdachte [medeverdachte 5] is aangetroffen [27] en dat deze hasj op dezelfde wijze was verpakt als de hasj die in de loods en in het Volkwagen Transporter busje is aangetroffen. [28]
Over de bestuurder die het Volkswagen busje op 7 februari 2013 de loods inreed heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij deze NN3 meerdere keren had gezien in de loods (waaronder in december 2012 en januari 2013) en dat diegene dan pallets kwam brengen of halen.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat de pallets er al sinds december 2012 stonden.
Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk geworden dat gedurende de periode van november 2012 tot en met 6 februari 2013 diverse pallets met grote hoeveelheden hasj in de loods stonden opgeslagen en dat die hasj toebehoorde aan een organisatie bestaande uit Hollanders en Marokkaanse mannen.
4.4.4
Onderverhuur loods
Aan de orde is vervolgens de vraag of de loods werd onderverhuurd aan verdachte. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Over de aangetroffen pallets heeft [medeverdachte 2] van meet af aan verklaard dat deze van verdachte waren en dat verdachte de opslagruimte vanaf 25 juli 2012 van hem huurde, dat de huurprijs € 500,- bedroeg en dat hij dit factureerde aan [bedrijf 1] en dat verdachte deze facturen altijd contant kwam betalen.
Ten aanzien van de facturen geldt dat door [medeverdachte 2] diverse – volgens hem originele – facturen aan de politie zijn overhandigd (waarvan 1 reeds op 7 februari 2013, de dag van de inval in de loods).
Van de door [medeverdachte 2] overhandigde facturen geldt voorts dat deze niet op de onder hem in beslag genomen computers zijn aangetroffen. Wel bleek op de computer van [medeverdachte 2] een overzicht aanwezig met factuurnummers op naam van [bedrijf 1] met diverse factuurdata en wisselende bedragen (tussen de € 400,- en
€ 800,-) gelegen in de periode van 25 februari 2012 tot en met 31 januari 2013.
Net als [medeverdachte 2] heeft ook medeverdachte [medeverdachte 4] verklaard dat de loods aan één ander iemand werd verhuurd. Wie deze huurder was wist [medeverdachte 4] niet.
Hoewel de gang van zaken rondom de verhuur van de loods aan verdachte voor de rechtbank niet geheel inzichtelijk is (er was geen schriftelijke huurovereenkomst, er werd contant betaald, [medeverdachte 2] verklaarde wisselend over de hoogte van de facturen en de facturen waren niet meer aanwezig op de facturen pc), acht de rechtbank – ondanks de ontkenning van verdachte dat hij de loods van [medeverdachte 2] huurde – op grond van hetgeen hiervoor is vermeld voldoende aannemelijk geworden dat [medeverdachte 2] de loods in ieder geval vanaf juli 2012 tot aan februari 2013 aan verdachte onderverhuurde.
4.4.5
Aantreffen hasj bij verdachte en verklaring [medeverdachte 3]
Nu verdachte − die volgens eigen zeggen zelf genoeg opslagruimte had − desondanks een deel van de loods van [medeverdachte 2] heeft gehuurd, bij verdachte in zijn rijwielwinkel in ieder geval op 10 februari 2013 hasj en hennep aanwezig was alsmede geprepareerde accubakken en een vacumeermachine met sporen van hasj en [medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte in december 2012 bezig was met de handel in hasj, gaat de rechtbank ervan uit gaat dat verdachte de (mede)bezitter/eigenaar was van de pallets met hasj die in de loods stonden.
Weliswaar is zulks door verdachte stellig ontkend en is door hem verklaard dat
de bij hem in [bedrijf 1] aangetroffen hasj van [medeverdachte 3] is, doch de rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig.
Daartoe acht de rechtbank van belang dat verdachte eerst ter terechtzitting met deze laatste verklaring is gekomen na zich eerder op alle vragen over het hoe en waarom van zijn telefoongesprek met [medeverdachte 3] op zijn zwijgrecht te hebben beroepen en dat het verdachte zelf was die op 10 februari 2013 met [medeverdachte 3] belde, om [medeverdachte 3] – naar achteraf is gebleken – opdracht te geven om spullen uit zijn rijwielwinkel weg te halen.
Indien en voor zover verdachte – zo hij heeft verklaard – niets te maken zou hebben met de handel in hasj, bestond er voor hem immers geen aanleiding om te vermoeden dat de politie zijn zaak zou doorzoeken en was het voor hem niet nodig om dat telefoontje te plegen. De vraag rijst waarom verdachte zich dan toch genoodzaakt voelde om, na een uitnodiging te hebben ontvangen op het politiebureau te komen, het telefoontje met [medeverdachte 3] te plegen. Het is voor de rechtbank dan ook niet anders te verklaren dan dat verdachte [medeverdachte 3] op 10 februari 2013 opbelde omdat “hij zijn eigen straatje schoon wilde vegen” en de hennep en hasj zo snel mogelijk uit zijn winkel weggehaald moesten worden.
4.4.6
Feit 1 - Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte in de periode van 1 november 2012 tot en met 6 februari 2013 opzettelijk in vereniging grote hoeveelheden hasj aanwezig heeft gehad in de loods in Honselersdijk. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4.7
Feit 2 - Medeplegen opzettelijk aanwezig hebben 10.400 kilo hasj?
Uit het dossier blijkt dat op 7 februari 20139.550,67 kilo hasj in de loods en 900 kilo in het Volkswagen Transporter busje is aangetroffen, welke laatste hasj blijkens de observatie op 7 februari 2013 uit de loods was gehaald. Dit betekent dat op 7 februari 2013 op enig moment 10.400 kilo hasj in de loods in Honselersdijk aanwezig was.
Gelet daarop en gelet op de omstandigheden die de rechtbank hiervoor ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk in vereniging op 7 februari 201310.400 kilo hasj in de loods had opgeslagen.
Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.4.8
Feit 3 - Amfetamine
Nu op 11 februari 201363 gram amfetamine in de winkel van verdachte is aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er amfetamine lag, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 11 februari 2013 opzettelijk 63 gram amfetamine aanwezig had. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4.9
Feit 4 - Hennep en hasj
Ten aanzien van de aangetroffen hennep en hasj bij [medeverdachte 3] is komen vast te staan dat deze op 10 februari 2013 in de winkel van verdachte lag en dat verdachte die dag had gevraagd aan [medeverdachte 3] om die spullen weg te halen, waarna de hennep en hasj zich op 11 februari 2013 in de woning [medeverdachte 3] bevonden. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 3] dat deze hennep en hasj van verdachte is en nu door narcotica experts in dienst van de politie is vastgesteld dat het ook daadwerkelijk ging om hennep en hasj, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 11 februari 2013 opzettelijk en in vereniging ruim 18 kilo hasj (derhalve meer dan 30 gram) en 1450 gram hennep aanwezig heeft gehad.
Dat deze hennep en hasj volgens verdachte eigenlijk van [medeverdachte 3] is acht de rechtbank – zoals reeds hiervoor overwogen – niet geloofwaardig, doch is voor de bewezenverklaring van dit feit niet zozeer van belang.
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen − zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type - en taalfouten, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad − de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2012 tot en met 6 februari 2013 te Honselersdijk, gemeente Westland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 7 februari 2013 te Honselersdijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10.400 kilo (te weten 9500 kilo in loods en/of 900 kilo in VW transporter) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 11 februari 2013 te IJsselstein opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 63 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 11 februari 2013 te IJsselstein tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en ongeveer 1450 gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.

5.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens heeft zij gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1, 2 en 5 en heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ter zake van feit 3 en 4 reeds een gevangenisstraf van 182 dagen heeft uitgezeten, zodat aan hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer dient te worden opgelegd. Gelet hierop heeft hij de rechtbank verzocht het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in acht genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het met anderen voorhanden hebben van hasj en hennep. Daarnaast heeft hij ook amfetamine voorhanden gehad. Met betrekking tot de hasj die verdachte met anderen in de loods voorhanden heeft gehad overweegt de rechtbank dat het om een partij van duizenden kilo’s gaat. Gelet op de opgeslagen hoeveelheid is deze hasj onmiskenbaar bestemd geweest voor verdere verspreiding en handel. Datzelfde heeft te gelden voor de hasj en hennep die hij in zijn winkel bewaarde. Door zijn handelen heeft verdachte de verdere distributie en handel gefaciliteerd.
Naast de mogelijke schade voor de gezondheid bij gebruikers van hasj geldt dat de handel van hasj is omgeven met (gewelds- en vermogens) criminaliteit. Liquidaties, afpersing en vuurwapenbezit komen in de wereld van de verdovende middelen veelvuldig voor.
Verdachte heeft kennelijk alleen aan zijn persoonlijk financieel gewin gedacht.
Uit een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 februari 2013 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke delicten. Ter zitting heeft verdachte nog aangegeven dat hij zijn bedrijf heeft moeten beëindigen en dat er nog een restschuld is van circa € 18.000,-. Hij heeft verklaard als vrachtwagenchauffeur te willen gaan werken. Daarvoor heeft hij inmiddels – zij het nog niet alle – certificaten behaald.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend, waarbij de LOVS-oriëntatiepunten voor dergelijke feiten en voormelde persoonlijke omstandigheden van verdachte in ogenschouw zijn genomen. Het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dient als stok achter de deur, teneinde er voor te zorgen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten.

8.De voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst voor bepaalde tijd, te weten tot aan de datum van de uitspraak. Opheffing van de schorsing zoals door de officier van justitie is gevorderd is derhalve niet aan de orde.
Gelet op het bepaalde in artikel 72, lid 3 Wetboek van Strafvordering wijst de rechtbank het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis af.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank,
verklaart de dagvaarding nietig ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 maanden;
wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis van de verdachte;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Renckens, voorzitter,
mrs. M. Kramer en W.N.L. Donker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.K. Paap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2013.
Mr. Donker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van het onderzoek 15BRR13130 “Kameeltje”, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.
2.Onderzoek “162 Latijn”, proces-verbaal Politie Zuid-Holland, d.d. 16 december 2012, blz. 8.
3.Onderzoek “162 Latijn”, proces-verbaal van observeren, d.d. 8 februari 2013, blz. 528-534.
4.Onderzoek “162 Latijn”, proces-verbaal van bevindingen, d.d. 13 februari 2013, blz. 317-319 en rapport NFI, d.d. 1 maart 2013, blz. 356-357.
5.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 februari 2013, AH / 001/ 001.
6.Proces-verbaal van bevindingen, AH / 002 / 001 en proces-verbaal met PV nummer PL1563 2013027847 – N5, (6) OPV, AH / 059 / 003.
7.Proces-verbaal met PV nummer PL 1563 2013027847-N, d.d. 12 februari 2013, (1) OPV, AH / 010 / 001.
8.Proces-verbaal met PV nummer PL 1563 2013027847- N2, d.d. 27 februari 2013, (2) OPV, AH / 021 / 010.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene], d.d. 8 februari 2013, (0) OPV, GD / 001 /001.
10.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 februari 2013, AH / 001/ 001.
11.(4) OPV, d.d. 31 juli 2013 en proces-verbaal van onderzoek datagegevens, d.d. 29 juli 2013, (4) OPV, AH / 054 / 002 en overzicht facturen, AH/ 054 / 138 / 139 / 140 / 143 / 144 / 147 / 148.
12.(0) OPV, facturen achter verklaring medeverdachte [verdachte] d.d. 10 februari 2013.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4], d.d. 12 februari 2013, (2e verhoor op 12 februari 2013) (0) OPV, ongenummerd.
14.Proces-verbaal verdachte [medeverdachte 4], d.d. 13 februari 2013, (1) OPV, VD / 003 / 003.
15.Machtiging bevel opnemen telecommunicatie, MD/007/004.
16.Geschrift, telefoongesprek T/02, opgenomen in Algemeen Dossier 1/OPV Raadkamer.
17.Proces-verbaal van relaas, Algemeen Dossier (1/OPV) Raadkamer, onder kopje “telefoongesprekken”.
18.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 12 februari 2013, (1) OPV, AH / 012 / 001 en proces-verbaal van bevindingen, d.d. 14 februari 2013, (1) OPV, AH/ 013 / 001.
19.Idem, AH/11/001 e.v.
20.Beslagoverzicht. Zie ook Rapport NFI AH/022/009.
21.Rapport NFI, d.d. 1 maart 2013, Forensisch dossier, AH / 022 / 009.
22.Proces-verbaal narcotica-expert, AH 009/001.
23.Proces-verbaal verhoor van verdachte [medeverdachte 3], VD 005/005.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte[verdachte], d.d. 10 februari 2013, (2) OPV, VD / 004 / 001.
25.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
26.Onderzoek “162 Latijn”, proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], d.d. 19 februari 2013, blz. 416-421.
27.Onderzoek “162 Latijn”, proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 februari 2013, blz. 227-231.
28.Onderzoek “162 Latijn”, proces-verbaal vergelijking verpakking drugs, blz. 358-360.