In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2013 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoek is ingediend door de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, die zich zorgen maakt over de emotionele en gedragsproblemen van de minderjarige. De minderjarige, geboren in 1997, heeft moeite met het uiten van emoties en vertoont problemen met agressieregulatie. Hulpverlening in het vrijwillige kader heeft niet het gewenste effect gehad, en de vader van de minderjarige staat niet open voor hulpverlening. De kinderrechter heeft vastgesteld dat verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.
Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord en zijn de belangen van de moeder en de stiefmoeder besproken. De moeder verblijft op een onbekend adres in het buitenland en er is weinig contact tussen haar en de minderjarige. De kinderrechter heeft besloten de moeder niet langer als belanghebbende aan te merken. De stiefmoeder, met wie de minderjarige een goede band heeft, is ook niet langer als belanghebbende aangemerkt, gezien de huidige situatie.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De minderjarige zal binnenkort worden teruggeplaatst bij de vader, maar een machtiging tot uithuisplaatsing blijft noodzakelijk om in te kunnen grijpen als de thuissituatie problematisch wordt. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 26 september 2014 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 26 maart 2014, met behoud van de betrokkenheid van Bureau Jeugdzorg. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.