ECLI:NL:RBDHA:2013:13230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
C-09-448410 - JE RK 13-2034
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische behandeling van minderjarigen met sociaal-emotionele problemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 september 2013 uitspraak gedaan over de verzoeken van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden om vervangende toestemming te verlenen voor medische behandelingen van twee minderjarigen, die kampen met ernstige sociaal-emotionele problemen. De verzoeken zijn ingediend op basis van artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de ouders van de minderjarigen niet instemden met de voorgestelde behandelingen. De minderjarigen, die bij hun moeder verblijven, vertonen gedragsproblemen die verband houden met huiselijk geweld en hebben dringend behoefte aan onderzoek en behandeling.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen, sub 1 en sub 2, respectievelijk 13 en 11 jaar oud, niet in staat zijn om zelfstandig een weloverwogen beslissing te nemen over hun behandeling, mede door de druk die hun vader op hen uitoefent. De kinderrechter heeft eerder al toestemming verleend voor de behandeling van een derde minderjarige, en in deze beschikking is de noodzaak van de medische behandeling voor de andere twee minderjarigen benadrukt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet instemmen met de behandeling, maar dat deze noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarigen te voorkomen.

De kinderrechter heeft in haar overwegingen ook de lacune in de wetgeving besproken, waarbij minderjarigen tussen de 12 en 16 jaar niet altijd in staat zijn om hun belangen te waarderen, en heeft aangegeven dat zij zal anticiperen op een aanstaande wetswijziging die deze situatie zou kunnen verhelpen. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling van beide minderjarigen, gezien de dringende noodzaak en de omstandigheden waarin zij zich bevinden. De beschikking is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, L.A. Neuman-Steenaart, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Kinderrechter
Rekestnummer: JE RK 13-2034
Zaaknummer: C/09/448410
Datum beschikking: 23 september 2013

Vervangende toestemming medische behandeling

Beschikking op de op 5 augustus 2013 ingekomen verzoekschriften van:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Zoetermeer (verder: Bureau Jeugdzorg),
met betrekking tot de minderjarigen:
1.
[minderjarige 1],geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
2.
[minderjarige 2],geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats],
3.
[minderjarige 3],geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats],
kinderen uit het huwelijk van:
[A],
de vader,
wonende te [woonplaats],
en
[B],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
De minderjarigen verblijven bij de moeder.

Procedure

Bij beschikking d.d. 26 augustus 2013 van de kinderrechter in deze rechtbank is vervangende toestemming verleend tot het verrichten van een medische behandeling van de minderjarige sub 3 – te weten onderzoek en behandeling bij de Jutters – en is de behandeling van het verzoek ten aanzien van de minderjarigen sub 1 en 2 aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook de brief d.d. 20 september 2013 van de zijde van Bureau Jeugdzorg.

Feiten

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 29 januari 2013 de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd van 1 februari 2013 tot 18 januari 2014.

Verzoek

De verzoeken strekken thans tot het verlenen van vervangende toestemming voor een medische behandeling van de minderjarigen sub 1 en sub 2 op grond van artikel 1:264 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De grond voor de verzoeken van Bureau Jeugdzorg is, blijkens de overgelegde stukken, gelegen in de omstandigheid dat bij de minderjarigen sprake is van zodanige sociaal-emotionele problemen dat er spoedig ingegrepen moet worden teneinde ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarigen te voorkomen.
Bij de minderjarige sub 1 is onder meer sprake van aanpassingsproblematiek met angstige en depressieve kenmerken. De minderjarige sub 2 kampt eveneens met flinke aanpassingsproblemen, gepaard gaand met angst. Beide minderjarigen dienen nader te worden onderzocht en behandeld. Er dient zicht te komen op de gevolgen van het huiselijk geweld waaraan zij zijn blootgesteld en hun eventuele ontwikkelingsproblematiek. De minderjarigen en de moeder hebben bij Bureau Jeugdzorg verklaard te willen meewerken aan een onderzoek en de daaruit voortvloeiende behandeling, maar zijn niet consistent in deze wens omdat door de vader druk op hen wordt uitgeoefend, aldus Bureau Jeugdzorg.

Beoordeling

De minderjarige sub 1 is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, doch heeft daarvan geen gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft ter terechtzitting de mogelijkheid aan de ouders voorgelegd om de minderjarige alsnog op een later tijdstip te horen. De ouders hebben hier niet mee ingestemd, zodat de kinderrechter geen aanleiding ziet in het opnieuw in de gelegenheid stellen van de minderjarige sub 1 om te worden gehoord.
Van de zijde van Bureau Jeugdzorg is ter terechtzitting naar voren gebracht dat de gezinsvoogd heeft gesproken met de minderjarige sub 1 in het bijzijn van de moeder. De minderjarige sub 1 heeft ingestemd met het onderzoek en de behandeling bij de Jutters. Zij heeft er echter moeite met het maken van een keuze, omdat de vader niet achter de behandeling staat en de minderjarige loyaal is naar de vader toe. Getwijfeld wordt of de minderjarige de behandeling kan volhouden en of zij in staat is om de gevolgen van haar eventuele beslissing om de behandeling te stoppen, te overzien. Bureau Jeugdzorg benadrukt andermaal de grote zorgen die er zijn omtrent de minderjarigen en acht het van belang zo spoedig mogelijk in te grijpen teneinde hun bedreigde ontwikkeling een halt toe te roepen.
De moeder heeft ter terechtzitting verklaard dat de minderjarige sub 1 tegen haar zin in toestemming heeft gegeven voor onderzoek en behandeling bij de Jutters. De moeder vindt dat zij loyaal moet zijn naar de vader, zodat de moeder, evenals de minderjarige sub 1, niet instemt met onderzoek en behandeling van de minderjarigen bij de Jutters.
De vader heeft ter terechtzitting zijn ongenoegen geuit over Bureau Jeugdzorg. Hij stemt niet in met onderzoek en behandeling van de minderjarigen bij de Jutters.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Ingevolge art. 1:264 BW kan de kinderrechter op verzoek van Bureau Jeugdzorg vervangende toestemming verlenen voor een medische behandeling van de minderjarige als de ouders niet instemmen met die behandeling, mits de medische behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid te voorkomen. Art. 1:264 BW beperkt zich tot minderjarigen jonger dan 12 jaar.
Op grond van de informatie, zoals gebleken uit de verzoekschriften en de daarbij gevoegde bijlagen en het verhandelde ter terechtzitting, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend noodzakelijk is dat de minderjarigen – die kampen met een ernstig bedreigde sociaal-emotionele ontwikkeling – de medische behandeling, in de vorm van onderzoek en behandeling bij de Jutters, ondergaan. Nu de ouders niet instemmen met die medische behandeling, acht de kinderrechter het ten aanzien van de minderjarige sub 2, die thans 11 jaar oud is, noodzakelijk dat vervangende toestemming wordt verleend.
Ten aanzien van de minderjarige sub 1, die thans 13 jaar oud is, overweegt de kinderrechter als volgt.
Op grond van het bepaalde in art. 7:450 lid 2 BW kan bij een minderjarige die ouder is dan 12 jaar, maar de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt, een medische behandeling zonder toestemming van de met het gezag belaste ouders worden verricht, indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen, alsmede indien de minderjarige ook na de weigering door de ouders, de behandeling weloverwogen blijft wensen. Vervangende toestemming van de kinderrechter is dan niet noodzakelijk.
De kinderrechter stelt vast dat er een lacune in de wetgeving bestaat wat betreft de situatie waarin de met het gezag belaste ouders toestemming voor de medische behandeling weigeren en de minderjarige, die ouder is dan 12 jaar, maar de leeftijd van 16 jaren nog niet heeft bereikt, niet in staat is tot een weloverwogen waardering van haar belangen nu noch in het Burgerlijk Wetboek, noch in de Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst een bepaling is opgenomen op grond waarvan de kinderrechter in een dergelijk geval vervangende toestemming voor de medische behandeling kan verlenen .
Gebleken is dat de wetgever deze leemte heeft onderkend en voornemens is de wetgeving op dit punt te herzien. Blijkens het op 18 juli 2009 bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel tot herziening van kinderbeschermingsmaatregelen (Kamerstukken II 2008/09, 32015), teneinde bepaalde essentiële belemmeringen voor de ontwikkeling van minderjarigen weg te nemen, wordt in artikel 1:265h lid 2 BW, het eerste lid van genoemd artikel van overeenkomstige toepassing verklaard ten aanzien van een medische behandeling van een minderjarige van 12 jaar of ouder die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
De kinderrechter zal bij haar beslissing anticiperen op voornoemde, aanhangige wetswijziging.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de minderjarige sub 1 zeer loyaal is naar de vader, die niet instemt met de medische behandeling. Hoewel de minderjarige bij de gezinsvoogd heeft aangegeven dat zij instemt met onderzoek en behandeling bij de Jutters, is onduidelijk of de minderjarige deze toestemming nog steeds geeft dan wel of deze tijdens de medische behandeling – die de kinderrechter in haar belang acht – bestendig zal zijn, gelet op de verklaring van de moeder dat hun oudste dochter na het gesprek met de gezinsvoogd op haar toestemming is teruggekomen en de druk die de vader op de minderjarige uitoefent. De kinderrechter stelt vast dat de minderjarige, die in een zeer lastige positie is gebracht niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen zodat de kinderrechter ook voor de minderjarige sub 1 vervangende toestemming zal verlenen voor haar medische behandeling.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent vervangende toestemming tot het verrichten van een medische behandeling – zoals omschreven in het lichaam van deze beschikking – van voormelde minderjarigen sub 1 en sub 2.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2013, in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart als griffier.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen
drie maandenna de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift bij de griffie van het Gerechtshof te
Den Haag.