Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het op 7 juni 2013 (per fax) ingekomen verzoekschrift,
- de brieven van mr. Knottenbelt van 12 en 27 juni 2013 en van 12 augustus 2013,
- het op 28 augustus 2013 ingekomen verweerschrift.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2013 uitspraak gedaan in een verzet tegen het exequatur van een Frans vonnis. De verzoekster, [A] TRANSPORT HILLEGOM B.V., had verzet aangetekend tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis van het Tribunal de Commerce te Pontoise, Frankrijk, dat haar en Dragon Air hoofdelijk had veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan IFB INTERNATIONAL FREIGHTBRIDGE FRANCE. De rechtbank oordeelde dat de tenuitvoerleggingsregeling van artikel 31 lid 4 van het CMR niet van toepassing was, omdat deze niet mag worden toegepast ten nadele van de doelstellingen van het Unierecht, zoals neergelegd in de EEX-Verordening. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van vereenzelviging van partijen en dat het Franse vonnis niet onverenigbaar was met een eerder vonnis van de rechtbank Haarlem. Het verzet van [A] werd ongegrond verklaard, en zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure.