ECLI:NL:RBDHA:2013:12995

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
3 oktober 2013
Zaaknummer
13/15498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging terugkeerbesluit en inreisverbod voor Russische vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 september 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan eiseres, een Russische vreemdeling. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat haar een terugkeerbesluit had opgelegd op 11 juni 2013, alsook een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Tijdens de zitting op 19 september 2013 was eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres inmiddels was teruggekeerd naar haar land van herkomst, waardoor de werking van het terugkeerbesluit was beëindigd. De rechtbank overwoog dat, indien in de toekomst opnieuw een terugkeerprocedure tegen eiseres zou worden gestart, er opnieuw een terugkeerbesluit zou moeten worden genomen.

De rechtbank heeft verder opgemerkt dat de staatssecretaris had toegezegd dat artikel 6.5a, vierde lid, onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet zou worden tegengeworpen in deze situatie, omdat eiseres had voldaan aan het opgelegde terugkeerbesluit. Aangezien eiseres geen schade had betoogd als gevolg van het terugkeerbesluit, had zij geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen dit besluit. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het inreisverbod ongegrond, omdat er geen specifieke gronden waren aangevoerd tegen het inreisverbod. De rechtbank besloot geen proceskostenveroordeling op te leggen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/15498

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],
geboren op [geboortedatum],
van Russische nationaliteit,
V-nummer [nummer], eiseres,
(gemachtigde: mr. J.W. de Haan),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. Tevens heeft verweerder een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaren.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 september 2013. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1   Ten aanzien van het terugkeerbesluit overweegt de rechtbank als volgt.
1.2 Uit de brief van de gemachtigde van 6 september 2013 blijkt dat eiseres in het land van herkomst verblijft.
1.3.1 Op grond van artikel 3, derde lid, van Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (hierna: Terugkeerrichtlijn), voor zover van belang, wordt onder terugkeer verstaan het proces waarbij een onderdaan van een derde land, vrijwillig gevolg geeft aan een terugkeerverplichting of gedwongen terugkeert naar zijn land van herkomst.
1.3.2 Op grond van het tweede lid van dat artikel wordt onder terugkeerbesluit verstaan de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of dit illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld. Op grond van het derde lid van dat artikel wordt onder verwijdering verstaan de tenuitvoerlegging van de terugkeerverplichting, dat wil zeggen de fysieke verwijdering uit de lidstaat.
2.1 Eiseres is teruggekeerd naar haar land van herkomst. Daarmee is de werking van het tegen eiseres uitgevaardigde terugkeerbesluit beëindigd. Indien in de toekomst wederom een terugkeerprocedure tegen eiseres zal worden gestart, zal daaraan opnieuw een terugkeerbesluit vooraf moeten gaan. Ter zitting heeft verweerder toegezegd dat in dit geval artikel 6.5a, vierde lid, onder c, van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet zal worden tegengeworpen, aangezien die bepaling volgens verweerder niet van toepassing is in een situatie als de onderhavige waarin door een vreemdeling uitvoering is gegeven aan een opgelegd terugkeerbesluit.
2.2 Eiseres heeft daarom en aangezien zij niet heeft betoogd schade te hebben geleden door de oplegging van het terugkeerbesluit, geen belang bij een inhoudelijk beoordeling van het beroep, voor zover gericht tegen dit terugkeerbesluit. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
3
De rechtbank overweegt voorts dat tegen het inreisverbod geen specifieke gronden zijn aangevoerd, zodat het beroep hiertegen reeds daarom ongegrond is.
4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Tobé, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Korporaal-Wisman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.