ECLI:NL:RBDHA:2013:12994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
3 oktober 2013
Zaaknummer
C-09-445605 FA RK 13-4841
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en teruggeleidingsprocedure naar Colombia

In deze zaak verzoekt de moeder om de teruggeleiding van haar kinderen naar Colombia, na een ongeoorloofde overbrenging door de vader naar Nederland. De vader heeft de kinderen meegenomen naar Nederland en is daarna naar Italië gereisd, waar hij zich zegt te hebben gevestigd. De rechtbank heeft de behandeling van de teruggeleidingsprocedure aangehouden op verzoek van de moeder, zodat zij een procedure in Italië kan starten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader verweer voert tegen de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, stellende dat de Italiaanse autoriteiten bevoegd zijn, aangezien de kinderen zich daar zouden bevinden. De rechtbank heeft besloten om de procedure voor vier maanden aan te houden, in afwachting van de uitkomst van de Italiaanse procedure. Tijdens de zitting is afgesproken dat de kinderen contact zullen hebben met de moeder via Skype of telefonisch, zonder aanwezigheid van de vader. De rechtbank heeft de afspraken tussen partijen vastgelegd, met inachtneming van de belangen van de minderjarigen. De beslissing is gegeven door mr. J. Brandt, kinderrechter, en is uitgesproken op 18 juli 2013.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG

Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 13-4841
Zaaknummer: 445605
Datum beschikking: 18 juli 2013

Internationale kinderontvoering

Beschikking op het op 26 juni 2013 ingekomen verzoek van:

[de moeder],

de moeder,
wonende te [woonplaats], Colombia,
advocaat: mr. H.A. Schipper te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader],

de vader,
ten tijde van indiening van het verzoekschrift wonende op een voor de moeder onbekend adres,
advocaat: mr. F. van Rooy te ‘s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • door de moeder op 1 juli 2013 overgelegde stukken.
Op 4 juli 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten. Het betrof hier een regiezitting in het kader van crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. J. Brandt.
Na de behandeling ter terechtzitting zijn de volgende stukken ingekomen:
- een brief d.d. 8 juli 2013 van de zijde van de moeder;
- een brief d.d. 10 juli 2013 van de zijde van de vader.
Verzoek en verweer
De moeder heeft verzocht, met toepassing van artikel 13 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering, de onmiddellijke afgifte, dan wel de afgifte uiterlijk op de laatste dag van de beroepstermijn die voor een uitspraak van de rechtbank zal gelden, van na te melden minderjarigen aan de moeder te gelasten, opdat zij de minderjarigen over de Nederlandse grens zal terugbrengen, met veroordeling van de vader in de kosten van het geding en de reiskosten in verband met de teruggeleiding.
De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder, welk verweer hierna
- voor zover nodig - zal worden besproken. De vader heeft voorts zelfstandig verzocht de moeder te veroordelen in de proceskosten, alsmede in de kosten die de man heeft moeten maken om af te reizen naar Nederland vanuit Italië.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk]tot [datum echtscheiding].
- Uit dit huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
-[de minderjarige 1], op [geboortedatum] te [geboorteplaats], en
- [de minderjarige 2], op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
- Op 18 december 2012 heeft de vader de minderjarigen met zich meegenomen naar Nederland, en is vervolgens niet naar Colombia teruggekeerd.
- De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder heeft de Colombiaanse nationaliteit en de minderjarigen hebben de Nederlandse en de Colombiaanse nationaliteit.

Beoordeling

Het verzoek van de moeder is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Colombia zijn partij bij het Verdrag.
Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
De vader voert verweer. De rechtbank begrijpt dat de vader primair stelt dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, aangezien hij samen met de minderjarigen in Italië woonachtig is en dat hij subsidiair stelt dat het verzoek van de moeder – voor zover de Nederlandse rechter meent wel bevoegd te zijn om op het verzoek te beslissen – dient te worden afgewezen.
Rechtsmacht
De vader heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om op het verzoek van de moeder tot teruggeleiding te beslissen. Volgens de vader is de rechtbank in Italië bevoegd, nu de minderjarigen inmiddels in Italië verblijven.
Ingevolge het Verdrag dient de rechter van de staat waarnaar het kind ontvoerd is dan wel alwaar het kind wordt achtergehouden te beslissen op een verzoek tot teruggeleiding.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 december 2011 geoordeeld dat een op het Verdrag gebaseerd verzoek tot teruggeleiding van een kind dat beweerdelijk ongeoorloofd is overgebracht vanuit de verdragsluitende staat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft naar een andere verdragsluitende staat, of in een andere verdragsstaat wordt vastgehouden, slechts kan worden ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt (LJN BU2834). Dit betekent dat – als komt vast te staan dat de minderjarigen thans in Italië verblijven – de Italiaanse autoriteiten bevoegd zijn te oordelen over het verzoek van de moeder tot teruggeleiding van de minderjarigen naar Colombia. .
De moeder heeft, nu eerst bij de regiezitting door de vader naar voren is gebracht dat de minderjarigen zich niet in Nederland maar in Italië bevinden, verzocht de onderhavige teruggeleidingsprocedure ex artikel 12 lid 3 van het Verdrag te schorsen en aan te houden voor de termijn van een jaar, in afwachting van de uitkomst van een door haar te starten teruggeleidingsprocedure in Italië.
De vader verzoekt afwijzing van het schorsings- en aanhoudingsverzoek van de moeder.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter regiezitting is het de rechtbank onduidelijk waar de verblijfplaats van de minderjarigen op dit moment is: in Nederland of in Italië. Uit geen van de door partijen in het geding gebrachte stukken blijkt onomstotelijk dat de minderjarigen ofwel in Nederland ofwel in Italië verblijven. Gelet op deze onduidelijkheid is de rechtbank van oordeel dat een beslissing van de Italiaanse rechter op het door de moeder in Italië in te dienen teruggeleidingsverzoek dient te worden afgewacht. De rechtbank zal het verzoek tot aanhouding daarom honoreren, zij het – anders dan door de moeder verzocht – voor een termijn van vier maanden. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de moeder spoedig een teruggeleidingsverzoek indient bij de Italiaanse autoriteiten, en dat deze daarop met de benodigde voortvarendheid zullen beslissen.
De contactregeling
Ter terechtzitting heeft de vader, op verzoek van de moeder, toegezegd dat hij niet zonder toestemming van de moeder met de minderjarigen Italië zal verlaten. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de minderjarigen minstens twee keer per week via Skype of telefonisch contact zullen hebben met de moeder, zulks buiten aanwezigheid van de vader. Zowel de vader als de moeder verzoekt vastlegging van deze toezegging en afspraak in deze beschikking.
Indien de minderjarigen ten tijde van het aanhangig maken van het verzoek hun gewone verblijfplaats hadden in Nederland, is de Nederlandse rechter bevoegd de afspraken van partijen ten aanzien van de minderjarigen in een beschikking op te nemen. Nu beide ouders ter terechtzitting de bevoegdheid van deze rechtbank hebben aanvaard, acht de rechtbank zich in dat geval bevoegd om daarover naar Nederlands recht te beslissen.
Indien de minderjarigen ten tijde van indiening van het verzoekschrift hun gewone verblijfplaats hadden in Colombia of Italië, is ingevolge artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II bis), in beginsel de rechter aldaar bevoegd te beslissen over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en overige gezagsgeschillen. Op grond van artikel 12 lid 3, aanhef en onder b, van de Verordening kan evenwel rechtsmacht worden aangenomen als de bevoegdheid van de rechtbank door beide partijen ondubbelzinnig is aanvaard bij de aanvang van de procedure en als de bevoegdheid door het belang van de minderjarigen wordt gerechtvaardigd. Partijen hebben deze rechtbank eensluidend verzocht te beslissen over hun gezamenlijk verzoek tot opname van hun afspraken. Nu de minderjarigen mede de Nederlandse nationaliteit bezitten en de rechtbank een beslissing in hun belang acht, zal de rechtbank de afspraak tussen partijen vastleggen, met dien verstande dat de toezegging van de vader niet met de minderjarigen uit Italië te verhuizen zich niet leent voor opname in het dictum. De rechtbank gaat er vanuit dat de vader deze toezegging gestand zal doen.

Beslissing

De rechtbank:
houdt een beslissing in de teruggeleidingsprocedure
pro forma aan tot 1 december 2013, en gelast de moeder om uiterlijk twee weken voor genoemde proformadatum de rechtbank, met afschrift daarvan aan de vader, schriftelijk in kennis te stellen van de voortgang van de teruggeleidingsprocedure in Italië;
bepaalt dat de vader de gelegenheid heeft om uiterlijk op 1 december 2013 te reageren op de schriftelijke mededeling van de moeder;
bepaalt dat de minderjarigen:
-[de minderjarige 1], op [geboortedatum] te [geboorteplaats], en
- [de minderjarige 2], op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
minstens twee keer per week via Skype of telefonisch contact zullen hebben met de moeder (waarbij de vader niet aanwezig zal zijn), en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, tevens kinderrechter, bijgestaan door
V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 juli 2013.