Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/920302-10
Datum uitspraak: 24 september 2013
De rechtbank Den Haag, meervoudige kamer jeugdstrafzaken, heeft de volgende beslissing gegeven op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van
23 juli 2013, ingekomen ter griffie op 26 juli 2013.
De vordering.
De vordering strekt tot verlenging met zes maanden van de termijn van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd aan:
[veroordeelde],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
thans verblijvende in de J.J.I. [X],
bij arrest van het Hof Den Haag van 15 augustus 2011, onherroepelijk geworden op
30 augustus 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier waartoe voormeld arrest behoort alsmede van na te melden advies.
Het advies.
Het op grond van artikel 77t van het Wetboek van Strafrecht uitgebrachte advies
d.d. 29 juli 2013 waarbij de in dat artikel bedoelde aantekeningen zijn overgelegd, strekt tot verlenging van de termijn van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van zes maanden.
Het advies is ondertekend door dr. [A], algemeen directeur van J.J.I. [X] en mw [B] gedragswetenschapper, aldaar.
De behandeling in raadkamer.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. Y. Quint, is op 24 september 2013 in raadkamer gehoord, nadat de veroordeelde op 29 augustus 2013 niet was verschenen.
De vader van de veroordeelde is gehoord.
Mevrouw [B], als gedragswetenschapper verbonden aan J.J.I. [X], is op
24 september 2013 als deskundige gehoord.
De officier van justitie mr. C.M. Offers heeft op 24 september 2013 in raadkamer gepersisteerd bij de vordering.
De veroordeelde heeft zich in raadkamer niet verzet tegen de gevorderde verlenging van de maatregel.
De raadsman van de veroordeelde heeft zich in raadkamer eveneens niet verzet tegen verlenging van de maatregel voor de duur van zes maanden.
De raadsman heeft daartoe betoogd dat de verslaving aan de verdere behandeling en het verloftraject van de veroordeelde in de weg staat en dat het derhalve in het belang van de veroordeelde is dat hij kan afkicken en vervolgens aan zijn toekomst kan gaan werken.
Beoordeling van de vordering.
De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd terzake van
poging tot zware mishandeling, met voorbedachte raad gepleegd, mishandeling en verkrachting, beiden meermalen gepleegd, derhalve misdrijven, die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Eerder genoemd advies van de J.J.I. [X] stelt - kort samengevat - onder meer het volgende.
Het lukt veroordeelde niet aan zijn verslaving (softdrugs) het hoofd te bieden. De frustraties en spanningen in combinatie met beperkte copingvaardigheden en het negatieve zelfbeeld houden de verslaving in stand. Binnen de huidige setting worden er geen mogelijkheden gezien voor verdere behandeling met betrekking tot de verslavingsproblematiek van de veroordeelde. Het algemene recidiverisico -wat matig is- wordt hoger bij gebruik van middelen. Daarom wordt verdere behandeling gericht op verslavingsproblematiek noodzakelijk geacht. Gelet op het hoge recidiverisico met betrekking tot de nog te behandelen behandelonderdelen ter beheersing van bestaande risicofactoren is het noodzakelijk dat - in het belang van een zo gunstig mogelijk ontwikkeling - de veroordeelde wordt opgenomen in een afkickkliniek en van daaruit de komende tijd gaat werken aan de genoemde behandeldoelen. Om deze doelen te behalen wordt geadviseerd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen vanaf het moment van de zitting in augustus 2013 te verlengen
voor de duur van 6 maanden. Het resocialisatietraject dient ambulant vorm te worden gegeven.
voor de duur van 6 maanden. Het resocialisatietraject dient ambulant vorm te worden gegeven.
Tijdens de behandeling in raadkamer heeft mevrouw[B], als gedragswetenschapper en behandelcoördinator verbonden aan J.J.I. [X], gehoord als deskundige, in aanvulling op het advies, meegedeeld dat het de bedoeling is om gedurende de komende zes maanden de plaatsing van de veroordeelde in een afkickkliniek, te weten Tripple X of een andere kliniek, te realiseren en na verloop van tijd te bezien of verdere resocialisatie via een scholings- en trainingsproject nog noodzakelijk is. Mocht dit het geval zijn, dan zal er te zijner tijd opnieuw een advies tot verlenging van de maatregel worden gegeven.
Benadrukt is nogmaals dat er door de verslaving sprake is van een verhoogd recidiverisico en dat de behandeling van de verslaving dit risico zal verminderen.
De rechtbank acht zich voldoende ingelicht door het advies, de daarbij overgelegde aantekeningen en het verhandelde in raadkamer.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en verlenging in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met zes maanden dient te worden verlengd.
Toepasselijke wetsartikelen.
Artikel 77s, 77t, 77u van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank verlengt de termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, zoals hierboven omschreven,
met zes maanden.
met zes maanden.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. P. de Haan, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.G.J. Brink, kinderrechter,
en mr. M. Dam, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2013.