ECLI:NL:RBDHA:2013:12887

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2013
Publicatiedatum
1 oktober 2013
Zaaknummer
09/648081-11
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderpornografisch materiaal door verdachte in Alphen aan den Rijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 1965, werd beschuldigd van het in bezit hebben van 231 afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij kinderen in de leeftijd van 11 tot 14 jaar betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij niet ter terechtzitting verscheen, voldoende op de hoogte was van de aanklacht en de bewijsstukken. De tenlastelegging omvatte het bezit, verspreiden, vervaardigen, invoeren en uitvoeren van kinderpornografisch materiaal, maar de rechtbank heeft de dagvaarding voor een deel nietig verklaard omdat niet alle afbeeldingen voldoende waren omschreven.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen. De verdachte verklaarde dat de afbeeldingen bijvangst waren en dat hij deze direct in de prullenbak had geplaatst. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk kinderpornografisch materiaal in bezit had, omdat hij de afbeeldingen niet definitief had verwijderd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, en dat het bezit van dergelijke afbeeldingen bijdraagt aan de instandhouding van de kinderpornografiemarkt.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de overige onderdelen van de tenlastelegging, zoals het verspreiden en vervaardigen van kinderpornografisch materiaal, omdat hier onvoldoende bewijs voor was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de zaak en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/648081-11
Datum uitspraak: 25 februari 2013
Verstek
(Promis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1965 te [plaats],
adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 1 november 2012 en 11 februari 2013.
Verdachte is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.G. de Koning.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2011 te Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, (een) gegevensdrager(s), te weten (een) computer(s) en/of (een) harde schijf/schijven met daarop een groot aantal (in ieder geval 231 of daaromtrent) afbeelding(en) (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad, terwijl die gegevensdrager(s) en/of die afbeelding(en) één of meer afbeelding(en) van seksuele gedragingen bevatten, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
  • het poseren door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de borsten en vagina duidelijk zichtbaar zijn ([bestand 1].jpg) en/of
  • het door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) wijdbeens zitten op een glazen dildo, welke dildo een stukje in haar vagina zit ([bestand 2].jpg) en/of
  • het door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) vasthouden van een maiskolf, welke maiskolf gedeeltelijk in haar vagina zit ([bestand 3].jpg) en/of
  • het poseren door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de vagina zichtbaar is ([bestand 6].jpg) en/of
  • het poseren door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) die haar vagina met haar vinger(s) wijd open houdt ([bestand 7].jpg) en/of
  • het poseren door een meisje (leeftijd 11-13 jaar) waarvan de vagina en/of borsten zichtbaar zijn ([bestand 8].jpg) en/of
  • het poseren door een meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de vagina en/of borsten zichtbaar zijn ([bestand 9].jpg) en/of
  • een poseren door een meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de vagina en/of borsten zichtbaar zijn ([bestand 10].jpg) en/of
  • het poseren door een meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de vagina zichtbaar is. Het meisje spreidt met haar vingers haar vagina open en houdt voor haar vagina een vergrootglas [bestand 11].jpg).

3.Beoordeling van de geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank heeft zich ambtshalve beraden op de vraag of de dagvaarding voldoet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, gestelde eis van opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd.
Bij de beantwoording van die vraag in het kader van een tenlastelegging op basis van artikel 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, staat voorop dat aan de term ‘afbeelding van een seksuele gedraging’ op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eis van opgave van het feit (HR 20 december 2011, LJN BS1739, NJ 2012, 147).
Aan de verdachte is het bezit van 231 afbeeldingen ten laste gelegd, terwijl in de tenlastelegging slechts 9 afbeeldingen nader zijn omschreven. De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van de overige, niet nader omschreven afbeeldingen niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en zal daarom de dagvaarding voor die overige afbeeldingen partieel nietig verklaren.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De verdenking komt er, kort gezegd, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezitten, verspreiden, vervaardigen, invoeren en/of uitvoeren van kinderpornografisch materiaal.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte kinderpornografisch materiaal in bezit heeft gehad.
4.3
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de afbeeldingen bijvangst waren en dat hij de bestanden direct na het aantreffen in de prullenbak van de computer heeft gezet.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aanleiding
Op 19 januari 2011 is getuige [getuige 1] op het politiebureau verschenen. Hij heeft verklaard dat hij onderdak bood aan verdachte in zijn woning in Alphen aan den Rijn en dat verdachte gebruik maakte van zijn computer, waarbij verdachte een harde schijf gebruikte die hij wel eens aansloot op deze computer. [2] Getuige heeft onderzoek uitgevoerd op de betreffende computer en heeft daarbij bestanden aangetroffen die vermoedelijk kinderpornografisch materiaal bevatten. Deze bestanden heeft getuige op een usb-stick gezet en overhandigd aan de politie.
Uit nader onderzoek aan de betreffende usb-stick is gebleken dat het twijfelachtig materiaal was in die zin dat onduidelijk was of de meisjes die op de afbeeldingen stonden al dan niet de leeftijd van 18 jaren hadden bereikt. Op 31 januari 2011 is de politie, na een nieuwe melding van de getuige [getuige 1], naar diens woning gegaan en trof verdachte daar achter de computer aan. De verbalisanten hebben de computer en de harde schijven in beslaggenomen alsmede de data op de inbeslaggenomen harde schijven veiliggesteld. [3]
Afbeeldingen
De van de betreffende harde schijven afkomstige afbeeldingen en videofragmenten zijn vervolgens door de afdeling digitale expertise van de recherche onderzocht. De multimediabestanden zijn door een zedenrechercheur bekeken, waarbij 231 kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen, één afkomstig van gegevensdrager [gegevensdrager 1] en een aantal van 230 van gegevensdrager [gegevensdrager 2]. In het proces-verbaal zijn negen afbeeldingen omschreven die afkomstig zijn van de gegevensdrager voorzien van nummer [gegevensdrager 2] en die een representatieve selectie vormen van het aangetroffen kinderpornografische materiaal. [4] De rechtbank stelt vast dat de omschrijvingen van deze negen afbeeldingen overeenkomen met de in de tenlastelegging opgenomen omschrijvingen.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in november 2010 naar [getuige 1] is gegaan en dat de inbeslaggenomen harde schijven van hem zijn. [5] Voorts heeft verdachte verklaard dat hij kinderpornografisch materiaal in de prullenbak van de computer heeft geplaatst. [6] Hij heeft zich bezig gehouden met het downloaden van soft erotische galeries en als bijvangst kreeg hij ook wel kinderpornografische afbeeldingen binnen. Een aantal afbeeldingen heeft hij in één keer verwijderd, omdat getuige [getuige 1] daar een probleem mee zou hebben. Geconfronteerd met de bevinding dat op 22 januari 2012 een grote hoeveelheid kinderporno naar de prullenbak is geplaatst, heeft verdachte verklaard dat hij dat wel gedaan zal hebben. [7] Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een fout heeft gemaakt door de afbeeldingen niet definitief weg te gooien. Verdachte wist dat hij de afbeeldingen terug kon halen vanuit de prullenbak van de computer. [8]
Bezit van kinderpornografisch materiaal
De hiervoor beschreven kinderpornografische afbeeldingen zijn afkomstig van de harde schijf voorzien van nummer [gegevensdrager 2] (p.75-79) en bevonden zich in de map ‘deleted’ (p.72). Bestanden in deze map zijn niet te benaderen door de gebruiker van die computer. Dergelijke bestanden kunnen slechts worden achterhaald en zichtbaar gemaakt, met speciale software. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte over dergelijke software heeft beschikt. In de jurisprudentie is uitgemaakt dat met betrekking tot bestanden met kinderporno, aangetroffen in een map die alleen toegankelijk is met behulp van specifieke software, bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht niet kan worden aangenomen, tenzij sprake is van bijkomende omstandigheden waaruit bijvoorbeeld blijkt dat de bestanden beschikbaar voor opening zijn geweest gedurende een zekere vast te stellen periode. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan sprake geweest. Verdachte heeft immers verklaard dat hij kinderporno heeft gedownload en de bestanden naar de prullenbak van de computer heeft verplaatst op het moment dat getuige [getuige 1] te kennen gaf er een probleem mee te hebben. In ieder geval op 22 januari 2012 heeft verdachte een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal naar de prullenbak van de computer verplaatst. De afbeeldingen in de prullenbak zijn op eenvoudige wijze toegankelijk gebleven. Door de bestanden niet definitief te verwijderen, heeft verdachte enige tijd beschikkingsmacht gehad over de betreffende afbeeldingen. De rechtbank acht dan ook het opzettelijk bezitten in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot hiervoor omschreven kinderpornografische bestanden bewezen.
Voor zover verdachte heeft verklaard dat het kinderpornografisch materiaal slechts bijvangst betrof en hij dus niet expliciet op zoek is geweest naar dergelijk materiaal, maakt dat het bovenstaande niet anders. Door de bestanden na ontdekking daarvan niet direct ontoegankelijk te maken, heeft verdachte zich immers schuldig gemaakt aan het bezit van deze bestanden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2011 kinderporno in bezit heeft gehad. Het dossier biedt geen aanwijzingen dat verdachte ook kinderporno heeft verspreid, vervaardigd, ingevoerd of uitgevoerd, zodat hij van die onderdelen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2011 te Alphen aan den Rijn gegevensdragers, te weten harde schijven met daarop een aantal afbeeldingen in bezit heeft gehad, terwijl die gegevensdragers één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen bevatten, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
  • het poseren door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de borsten en vagina duidelijk zichtbaar zijn ([bestand 1].jpg) en
  • het door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) wijdbeens zitten op een glazen dildo, welke dildo een stukje in haar vagina zit ([bestand 2].jpg) en
  • het door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) vasthouden van een maïskolf, welke maïskolf gedeeltelijk in haar vagina zit ([bestand 3].jpg) en
  • het poseren door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de vagina zichtbaar is ([bestand 6].jpg) en
  • het poseren door een naakt meisje (leeftijd 11-14 jaar) die haar vagina met haar vinger(s) wijd open houdt ([bestand 7].jpg) en
  • het poseren door een meisje (leeftijd 11-13 jaar) waarvan de vagina en/of borsten zichtbaar zijn ($R0BW1OS.jpg) en
  • het poseren door een meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de vagina en/of borsten zichtbaar zijn ([bestand 9].jpg) en
  • een poseren door een meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de vagina en/of borsten zichtbaar zijn ([bestand 10].jpg) en
  • het poseren door een meisje (leeftijd 11-14 jaar) waarvan de vagina zichtbaar is. Het meisje spreidt met haar vingers haar vagina open en houdt voor haar vagina een vergrootglas ([bestand 11].jpg).

5.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie acht een taakstraf niet haalbaar, nu verdachte reeds geruime tijd onvindbaar is.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van meerdere kinderpornografische afbeeldingen. Op die afbeeldingen stonden kinderen in de leeftijd van 11 tot 14 jaar, die naakt poseerden en in sommige gevallen seksuele handelingen verrichtten. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij door het downloaden van deze afbeeldingen heeft bijgedragen aan de instandhouding en de bevordering van de markt van kinderpornografie. Ter vervaardiging van kinderpornografisch materiaal worden kinderen seksueel misbruikt. Vaak worden zij gedwongen seksuele handelingen te verrichten waar zij zowel fysiek als geestelijk nog niet aan toe zijn. Het is bekend dat dit bij deze kinderen diepe sporen nalaat en tot grote psychische problemen leidt. Voorts blijven de afbeeldingen van de kinderen, door het beschikbaar stellen via internet en het downloaden ervan, circuleren en is definitieve verwijdering nagenoeg onmogelijk. Dat verdachte hieraan heeft bijgedragen, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 18 januari 2013 waaruit blijkt dat verdachte eerder in aanraking is geweest met politie en justitie. Dit betreft echter geen soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank zal afwijken van de landelijke oriëntatiepunten voor strafvordering, in die zin dat zij verdachte geen taakstraf zal opleggen. Aangezien verdachte reeds geruime tijd onvindbaar is, acht de rechtbank, met de officier van justitie, deze strafmodaliteit niet goed uitvoerbaar. De rechtbank zal om die reden de officier van justitie volgen in haar eis en verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van hierna te noemen duur.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel:
- 14a, 14b, 14c, en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank,
verklaart de dagvaarding partieel nietig voor zover het betreft het in de tenlastelegging opgenomen aantal: “231”;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
gegevensdrager bevattende een of meer afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur
van 8 (ACHT) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
4 (VIER) MAANDEN,niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mrs C. Fetter en T.L. Fernig-Rocour, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Roosma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2013.
Mr. C. Fetter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1609 2011010092, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 80).
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2011, p. 39.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44, proces-verbaal veiligstellen data, p. 46.
4.Proces-verbaal, d.d. 2 november 2011, p. 71, 75-79.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 31 oktober 2011, p. 26 en 27.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 1 november 2011, p. 31 en p. 36.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 1 november 2011, p. 36 in combinatie met proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 februari 2012, genummerd PL1609 2011010092-15, losbladig aan het dossier toegevoegd.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 1 november 2011, p. 36.