ECLI:NL:RBDHA:2013:12785
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wijziging geslachtsnaam van minderjarige na naamskeuze
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2013 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een man en een vrouw, die als verzoekers optraden, met betrekking tot de geslachtsnaam van hun minderjarige kind. De verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.B. Streefkerk, vroegen de rechtbank om de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zoetermeer te gelasten om de geslachtsnaam van hun kind te wijzigen van de naam van de vrouw naar de naam van de man. Dit verzoek volgde op een eerdere akte van naamskeuze, waarbij de geslachtsnaam van de vrouw was gekozen. De ambtenaar had geweigerd om de naam van de minderjarige te wijzigen, met het argument dat de eenmaal gemaakte keuze in de akte van naamskeuze niet kon worden teruggedraaid.
De rechtbank heeft de feiten en de procedure in deze zaak zorgvuldig overwogen. De verzoekers stelden dat zij in de veronderstelling verkeerden dat de naamskeuze kon worden gewijzigd ten tijde van de geboorteaangifte. De rechtbank oordeelde dat de wet geen mogelijkheid biedt om terug te komen op een eenmaal gedane geslachtsnaamkeuze. De rechtbank verwees naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 1:5 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat de wetgever de bedoeling had om een eenmalige naamskeuze te waarborgen, om zo consistentie en betrouwbaarheid in de registers van de burgerlijke stand te waarborgen.
De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de ouders om de geslachtsnaam van hun kind te wijzigen in strijd was met de wet. De rechtbank wees het verzoek af, waarbij zij benadrukte dat de belangen van de minderjarige niet geschaad zouden worden door de afwijzing van het verzoek. De rechtbank stelde dat de wetgever ouders de mogelijkheid heeft gegeven om een geslachtsnaam te kiezen, maar dat deze keuze eenmaal gemaakt niet kan worden herzien. De beslissing werd genomen door mr. S.M. Westerhuis-Evers, bijgestaan door griffier mr. K.M. Heins, en werd openbaar uitgesproken op 23 september 2013.