ECLI:NL:RBDHA:2013:12208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
24 september 2013
Zaaknummer
AWB 13-22819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening asielaanvraag van Egyptische christen in verband met noodtoestand in Egypte

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 september 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Egyptische christen die asiel heeft aangevraagd. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. K. Logtenberg, heeft tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie beroep ingesteld, waarbij zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was afgewezen en hem een inreisverbod van twee jaar was opgelegd. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet kan worden uitgezet totdat de rechtbank op zijn beroep heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er op 14 augustus 2013 een noodtoestand is afgekondigd in Egypte vanwege ernstige ongeregeldheden en geweldsincidenten. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in een reactie op kamervragen aangegeven dat de spanningen tussen moslims en christenen zijn toegenomen en dat er geen betrouwbare informatie beschikbaar is over slachtoffers en vernielingen van kerken. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de onduidelijkheid over de veiligheidssituatie in Egypte en de risico's voor de verzoeker bij terugkeer, maken dat het niet mogelijk is om de hoofdzaak onmiddellijk te behandelen.

De voorzieningenrechter heeft het belang van de verzoeker om niet te worden uitgezet tijdens de behandeling van zijn beroep zwaarder laten wegen dan het belang van de staatssecretaris om de verzoeker uit te zetten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en de staatssecretaris verboden de verzoeker uit te zetten totdat er een uitspraak is gedaan op het beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 944,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 13/22819 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 september 2013 in de zaak tussen

[verzoekers],

geboren op [geboortedatum], van Egyptische nationaliteit,
verzoeker,
(gemachtigde: mr. K. Logtenberg, advocaat te Rotterdam),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. J.W. Kreumer, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Verweerder heeft daarbij aan verzoeker een inreisverbod opgelegd van twee jaar.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.
Verzoeker heeft - kort samengevat - aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat hij vanaf zijn middelbare schoolperiode meerdere aanvaringen heeft gehad met moslims in Egypte omdat hij Evangelisch protestants christen is, een afsplitsing van de Koptisch orthodoxe kerk. Verzoeker bezoekt op maandag de Koptische kerk voor een vergadering en zij bezoeken over en weer elkaars kerken. Verzoeker stelt zich onder meer, onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht van 20 augustus 2013 (AWB 13/18994 en AWB 13/18996), op het standpunt dat de algehele situatie sinds de staatsgreep in juli 2013 ernstig is verslechterd, met name voor christenen. Verzoeker heeft daarbij onder meer gewezen op bijlagen bij de brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 22 juli 2013, waaronder het bericht van Amnesty International van 23 juli 2013 en een artikel in Trouw van 8 juli 2013. Het thematisch ambtsbericht ‘Christenen in Egypte’ van het ministerie van Buitenlandse zaken van juni 2012, waarnaar verweerder verwijst, is van eerdere datum dan de uitgeroepen noodtoestand. Christenen worden ook thans ten onrechte niet aangemerkt als risicogroep; niet voor niets zijn hierover kamervragen gesteld.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker met deze stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een situatie is als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (Definitierichtlijn) of dat er een risico bestaat in de zin van artikel 3 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) voor christenen in Egypte.
3.
Zoals ook is overwogen in voornoemde uitspraak van 20 augustus 2013 blijkt uit verschillende media en bronnen dat er op 14 augustus 2013 voor heel Egypte een noodtoestand is afgekondigd voor de duur van een maand vanwege ernstige ongeregeldheden en geweldsincidenten. In de reactie van de minister van Buitenlandse Zaken van 21 augustus 2013 op de kamervragen inzake Egypte is onder vraag 15 vermeld dat de in de afgelopen jaren bestaande spanning tussen moslims en christenen sinds de machtswisseling verder is toegenomen, dat individuele Egyptenaren deze onrust hebben aangegrepen om geweld te plegen tegen christenen en dat er op dit moment geen eenduidige en betrouwbare informatie beschikbaar is over aantallen slachtoffers en over aantallen kerken die vernield zijn. Niet gebleken is dat dit niet ook geldt voor de stroming van het christelijke geloof waartoe verzoeker behoort. De voorzieningenrechter is van oordeel dat behandeling van dit geschil zich, gelet op de onduidelijkheid met betrekking tot de veiligheidssituatie in Egypte op dit moment en de eventuele risico’s die verzoeker bij terugkeer loopt, niet leent voor beantwoording door de voorzieningenrechter. Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:86 van de Awb en onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
4.
Bij afweging van alle betrokken belangen dient bij deze stand van zaken het belang van verzoeker om tijdens de behandeling van het beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag niet te worden uitgezet, zwaarder te wegen dan het belang van verweerder om verzoeker te kunnen uitzetten.
5.
De voorzieningenrechter zal een voorlopige voorziening treffen in die zin dat verweerder wordt verboden verzoeker uit te zetten totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
6.
De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 944,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoeker uit te zetten totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 944,- te betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.M.A. Bataille, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2013.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.