In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 september 2013 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, van Egyptische nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had deze aanvraag afgewezen op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij Cyprus als verantwoordelijk land werd aangewezen voor de behandeling van het asielverzoek. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij hij stelde dat Cyprus niet in staat is om hem de benodigde bescherming te bieden en dat de asielprocedure daar gebrekkig is. Hij heeft verschillende rapporten en documenten ingebracht ter onderbouwing van zijn standpunt, waaronder rapporten van KISA en internetberichten die de situatie van asielzoekers in Cyprus beschrijven.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij uitging van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Cyprus. De rechtbank heeft vastgesteld dat de KISA-rapporten relevant zijn voor de beoordeling van de situatie in Cyprus en dat verweerder niet adequaat heeft gereageerd op de tekortkomingen die in deze rapporten zijn gesignaleerd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar heeft de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, omdat verweerder de mogelijkheid heeft om het besluit alsnog deugdelijk te motiveren.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser toegewezen, vastgesteld op € 944,00, en heeft bepaald dat de staatssecretaris in deze kosten moet bijdragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de situatie van asielzoekers in landen waarnaar Nederland asielzoekers overdraagt, in het licht van de verplichtingen onder het EVRM.