ECLI:NL:RBDHA:2013:12132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 september 2013
Publicatiedatum
20 september 2013
Zaaknummer
C/09/449170 FA RK 13-6486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onmiddellijke terugkeer van een minderjarige in het kader van internationale kinderontvoering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 september 2013 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder tot onmiddellijke terugkeer van haar kind naar Litouwen. De vader was niet verschenen op de regiezitting en had zich onttrokken als advocaat. Ten tijde van het verzoek verbleef de vader met het kind in Nederland, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht had. De vader en het kind waren inmiddels onvindbaar, mogelijk al uit Nederland vertrokken. De rechtbank gelastte de onmiddellijke terugkeer van het kind naar Litouwen, met machtiging aan de moeder om deze beschikking ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm.

De moeder had verzocht om de terugkeer van de minderjarige, die geboren was uit een affectieve relatie met de vader. De vader had de minderjarige in het kader van een omgangsregeling meegenomen en niet teruggebracht. De moeder had zich tot de Litouwse Centrale Autoriteit gewend, waarna de zaak bij de Nederlandse Centrale Autoriteit was geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat de overbrenging van de minderjarige naar Nederland ongeoorloofd was, aangezien de moeder geen toestemming had gegeven voor de overbrenging.

De rechtbank oordeelde dat de vader zich ten tijde van het verzoek met de minderjarige in Nederland bevond en dat de Nederlandse rechter bevoegd was om het verzoek te behandelen. De rechtbank verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, gezien de onvindbaarheid van de vader en het belang van de minderjarige. Tevens werd de vader veroordeeld tot betaling van de kosten die de moeder had gemaakt in verband met de ontvoering en teruggeleiding van de minderjarige.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG

Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 13-6486
Zaaknummer: C/09/449170
Datum beschikking: 19 september 2013

Internationale kinderontvoering

Beschikking op het op 19 augustus 2013 ingekomen verzoek van:

[de moeder],

de moeder,
wonende te Litouwen,
advocaat: mr. H.P. Scheer te Utrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader],

de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
briefadres: [briefadres],
advocaat: mr. --.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 6 september 2013 van mr. M.A. Knobben, advocaat te Deventer;
- de brief d.d. 12 september 2013, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 5 september 2013 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de advocaat van de vader, mr. M.A. Knobben voormeld, alsmede de moeder, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van een tolk in de Litouwse taal. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het betrof hier een regiezitting in het kader van crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. A.M. Brakel.
Nu de vader niet ter terechtzitting is verschenen en hij op generlei andere wijze van zich heeft laten horen is er geen mediationtraject in gang gezet.
Mr. M.A. Knobben voormeld heeft zich op 16 september 2013 als advocaat van de vader onttrokken.
Op 17 september 2013 is de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer voortgezet. Hierbij is verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van een tolk in de Litouwse taal. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De moeder heeft ter terechtzitting van 17 september 2013 een stuk ter zake van de door haar gemaakte kosten in deze procedure overgelegd.

Verzoek en verweer

De moeder heeft verzocht, met toepassing van artikel 13 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering, de onmiddellijke terugkeer van na te melden minderjarige te bevelen, althans de terugkeer van de minderjarige vóór een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum te bevelen, waarbij de vader de minderjarige met de benodigde geldige reisdocumenten aan de moeder zal afgeven, zodat zij de minderjarige zelf mee terug kan nemen naar Litouwen, dan wel te bepalen dat de vader de minderjarige dient terug te brengen naar Litouwen, met veroordeling van de vader in de kosten die de moeder heeft moeten maken in verband met de ontvoering en teruggeleiding, en de moeder te machtigen, althans haar toestemming te verlenen, om de beschikking zo nodig ten uitvoer te (laten) leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
De vader heeft geen verweer gevoerd.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Uit de moeder is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [de minderjarige], op [geboortedatum] te [geboorteplaats], die door de vader is
erkend.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
- Op 2 april 2013 heeft de vader de minderjarige in het kader van de tussen partijen overeengekomen omgangsregeling met zich meegenomen en niet op het afgesproken moment teruggebracht. Twee weken daarna vernam de moeder van de vader dat hij met de minderjarige in Nederland verbleef.
- De moeder heeft zich op 15 april 2013 gewend tot de Litouwse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is bij de Nederlandse CA geregistreerd onder [nummer].
- De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder heeft de Litouwse nationaliteit en de minderjarige heeft de Nederlandse en de Litouwse nationaliteit.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Het verzoek van de moeder is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale kinderontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Litouwen zijn partij bij het Verdrag.
Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
Bevoegdheid
Op grond van artikel 12 lid 1 van het Verdrag is de rechterlijke autoriteit van de Verdragsluitende Staat waar het kind zich bevindt bevoegd de onmiddellijke terugkeer van het kind te gelasten. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd tot kennisneming van het onderhavige verzoek indien de vader zich met de minderjarige op het moment van indiening van het verzoekschrift in Nederland bevond.
In dit kader acht de rechtbank het navolgende van belang:
- De Nederlandse Centrale Autoriteit heeft de Litouwse Centrale Autoriteit op 26 juni 2013 bevestigd dat de vader in Nederland gelokaliseerd was.
- Op 23 juli 2013 is door de Raad voor Rechtsbijstand aan de vader een toevoeging van een
advocaat verleend. Deze advocaat, mr. M.A. Knobben, heeft op 5 september 2013 tijdens de regiezitting verklaard dat de vader in Nederland verbleef, dat de vader de oproep via zijn briefadres had ontvangen, en dat de vader ter terechtzitting zou verschijnen.
- Uit contact van de moeder met de vader op of omstreeks 24 augustus 2013 is de moeder gebleken dat de vader in Nederland was.
- De moeder heeft op 31 augustus 2013 via skype contact gehad met de vader. Via een computerprogramma hebben de moeder en haar partner aan de hand van dit contact geconstateerd dat de man in Nederland verbleef.
De rechtbank stelt op grond voornoemde feiten en omstandigheden vast dat de vader zich ten tijde van de indiening van het verzoek – 19 augustus 2013 – met de minderjarige in Nederland bevond.
Op grond van artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet is de rechtbank Den Haag bevoegd kennis te nemen van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag daarover toekomt en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens.
Ongeoorloofde overbrenging of vasthouding in de zin van artikel 3 van het Verdrag
Er is sprake van ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding in de zin van het Verdrag wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren geschiedt in strijd met een gezagsrecht ingevolge het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht alleen of
gezamenlijk werd uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden (artikel 3 van het Verdrag).
Niet in geschil is dat de minderjarige onmiddellijk voor haar overbrenging naar Nederland haar gewone verblijfplaats in Litouwen had. Evenmin in geschil is dat het gezagsrecht door de ouders gezamenlijk daadwerkelijk werd uitgeoefend op het tijdstip van de overbrenging, dan wel zou zijn uitgeoefend, indien de overbrenging niet had plaatsgevonden. Nu voorts niet in geschil is dat de moeder geen toestemming heeft gegeven voor de overbrenging naar Nederland en dat de overbrenging van de minderjarige naar Nederland is geschied in strijd met het gezagsrecht van de moeder naar Litouws recht, komt de rechtbank tot het oordeel dat de overbrenging van de minderjarige naar Nederland aangemerkt dient te worden als ongeoorloofd als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag.
Onmiddellijke terugkeer in de zin van artikel 12 van het Verdrag
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van het Verdrag wordt de onmiddellijke terugkeer van een kind gelast wanneer er minder dan één jaar is verstreken tussen de overbrenging of het niet doen terugkeren van een kind en het tijdstip van indiening van het verzoek bij de rechtbank.
Op grond van het tweede lid van artikel 12 van het Verdrag wordt de terugkeer van een kind gelast, zelfs als de termijn van één jaar is verstreken, tenzij wordt aangetoond dat het kind inmiddels is geworteld in zijn nieuwe omgeving.
Nu er minder dan één jaar is verstreken tussen de overbrenging van de minderjarige naar Nederland en het tijdstip van indiening van het verzoek, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de minderjarige in Nederland is geworteld en dient in beginsel de onmiddellijke terugkeer van de minderjarige te volgen, tenzij er sprake is van één of meer weigeringsgronden als bedoeld in artikel 13 van het Verdrag.
De vader heeft geen beroep op enige weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 van het Verdrag gedaan.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de onmiddellijke terugkeer van de minderjarige naar Litouwen gelasten. Nu de vader zich met de minderjarige onvindbaar houdt acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat een eventueel hoger beroep de tenuitvoerlegging van deze beschikking niet schorst. Zij zal daarom op grond van het bepaalde in artikel 13 lid 5, laatste zin, van de Uitvoeringswet deze beschikking in zoverre ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Het verzoek van de moeder haar te machtigen om deze beschikking ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm is gebaseerd op artikel 13 lid 6 van de Uitvoeringswet,
jo. artikel 813 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), en zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
De moeder heeft de door haar gemaakte kosten als bedoeld in artikel 13 lid 5 van de Uitvoeringswet, ter terechtzitting van 17 september 2013 gespecificeerd als volgt: € 77,00 eigen bijdrage advocaat, € 274,00 griffierecht, en € 1.515,39 zijnde kosten voor vertalingen, reiskosten en gemiste inkomsten, en deze kosten waar nodig nader onderbouwd. De rechtbank beschouwt de door de moeder becijferde – en door de vader niet betwiste - onkosten als niet onredelijk en zal vader veroordelen tot vergoeding van die kosten.

Beslissing

De rechtbank:
gelast de onmiddellijke terugkeer van de minderjarige:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
naar Litouwen, waarbij de vader de minderjarige met de benodigde geldige reisdocumenten aan de moeder zal afgeven, zodat zij de minderjarige zelf mee terug kan nemen naar Litouwen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
machtigt de moeder om deze beschikking zo nodig ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
veroordeelt de vader tot betaling van een bedrag van € 1.866,39 aan de moeder ter zake van de kosten die de vader in verband met de ontvoering en teruggeleiding heeft gemaakt
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, J.M.C. Louwinger-Rijk en
H.M. Boone, tevens kinderrechters, bijgestaan door V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2013.
Van deze beschikking kan -voor zover er definitief is beslist- hoger beroep worden ingesteld binnen twee weken (artikel 13 lid 7 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering) na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Den Haag. In geval van hoger beroep zal de terechtzitting bij het hof - in beginsel - plaatsvinden in de derde of vierde week na deze beslissing.