ECLI:NL:RBDHA:2013:12132
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot onmiddellijke terugkeer van een minderjarige in het kader van internationale kinderontvoering
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 september 2013 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder tot onmiddellijke terugkeer van haar kind naar Litouwen. De vader was niet verschenen op de regiezitting en had zich onttrokken als advocaat. Ten tijde van het verzoek verbleef de vader met het kind in Nederland, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht had. De vader en het kind waren inmiddels onvindbaar, mogelijk al uit Nederland vertrokken. De rechtbank gelastte de onmiddellijke terugkeer van het kind naar Litouwen, met machtiging aan de moeder om deze beschikking ten uitvoer te leggen met behulp van de sterke arm.
De moeder had verzocht om de terugkeer van de minderjarige, die geboren was uit een affectieve relatie met de vader. De vader had de minderjarige in het kader van een omgangsregeling meegenomen en niet teruggebracht. De moeder had zich tot de Litouwse Centrale Autoriteit gewend, waarna de zaak bij de Nederlandse Centrale Autoriteit was geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat de overbrenging van de minderjarige naar Nederland ongeoorloofd was, aangezien de moeder geen toestemming had gegeven voor de overbrenging.
De rechtbank oordeelde dat de vader zich ten tijde van het verzoek met de minderjarige in Nederland bevond en dat de Nederlandse rechter bevoegd was om het verzoek te behandelen. De rechtbank verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, gezien de onvindbaarheid van de vader en het belang van de minderjarige. Tevens werd de vader veroordeeld tot betaling van de kosten die de moeder had gemaakt in verband met de ontvoering en teruggeleiding van de minderjarige.