ECLI:NL:RBDHA:2013:12127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2013
Publicatiedatum
20 september 2013
Zaaknummer
AWB-13_440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht gegeven informatiebeschikking door de Belastingdienst inzake buitenlandse bankrekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de Belastingdienst is afgegeven op 1 november 2012 met betrekking tot het jaar 2009. De informatiebeschikking was gebaseerd op gegevens die door Belgische autoriteiten waren verstrekt over een vermeende rekening van de echtgenoot van eiseres bij de Kredietbank Luxembourg (KB Lux). Eiseres heeft betwist dat zij of haar echtgenoot een rekening bij deze bank heeft gehad en heeft informatie verstrekt aan de Belastingdienst ter ondersteuning van haar standpunt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat erflater een rekening bij de KB Lux heeft gehad. Eiseres heeft op 14 mei 2012 ontkend dat er een buitenlandse bankrekening was en heeft eerder correspondentie hierover gevoerd. De rechtbank oordeelde dat de informatiebeschikking ten onrechte was gegeven, omdat eiseres aan haar informatieverplichting had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking, en droeg de Belastingdienst op het griffierecht aan eiseres te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de verplichting van de inspecteur om aannemelijk te maken dat een belastingplichtige niet aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. De rechtbank concludeerde dat de informatiebeschikking niet rechtmatig was en dat eiseres geen onjuiste of onvolledige informatie had verstrekt. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 13/440
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 september 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

13/440

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 1 november 2012 ten aanzien van eiseres met betrekking tot het jaar 2009 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) gegeven.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 december 2012 de informatiebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2013. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar dochter [A] (de dochter). Namens verweerder zijn verschenen [B], [C], [D] en [E]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van eiseres inzake de aan haar opgelegde (navorderings-)aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 2003 tot en met 2006, zaaknummers SGR 13/1366 en SGR 13/1368 t/m SGR 13/1370, alsmede de beroepen van de erven van [Y, de echtgenoot van X] (de echtgenoot) inzake de aan hem opgelegde (navorderings-)aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1992, 1995 tot en met 2006 en de navorderingsaanslagen vermogensbelasting 1993, 1996 tot en met 2000, zaaknummers SGR 13/1376 t/m SGR 13/1388, SGR 13/1390 t/m 13/1393 en SGR 13/1395 en SGR 13/1396.

Overwegingen

Feiten
1.
In 1994 hebben (ex-)medewerkers van de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (KB Lux) documenten en microfiches van de KB Lux ontvreemd. Op 27 oktober 2000 zijn deze gegevens door de Belgische autoriteiten in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen verstrekt aan het ministerie van Financiën te Den Haag. De Belastingdienst/FIOD heeft naar aanleiding van deze gegevens onderzoek gedaan, later bekend geworden als het Rekeningenproject. Het onderzoek richtte zich op het vaststellen van de identiteit van Nederlandse rekeninghouders waarvan de gegevens waren vermeld op de verkregen afdrukken van de microfiches (de renseignementen).
2.
De renseignementen vermelden onder meer een rekening met nummer [rekeningnummer] ten name van “[voornaam Y] [achternaam Y]”, met een saldo op 31 januari 1994 van (in totaal) ƒ 475.216,75. Verweerder heeft de echtgenoot van eiseres als houder van die rekening geïdentificeerd en hem hierover voor het eerst in 2004 aangeschreven.
3.
De echtgenoot van eiseres, geboren op [datum] 1953, is op [datum] 2007 overleden. Zijn voornamen zijn [voornaam Y] [tweede naam Y]. Hij en eiseres zijn van [datum] 1972 tot [datum] 1975, van [datum] 1977 tot [datum] 1989 en van [datum] 1997 tot zijn overlijden gehuwd geweest.
4.
Bij brief van 20 april 2012 heeft verweerder eiseres als houder van voormelde rekening om nadere informatie verzocht, waaronder de saldigegevens op 1 januari 2009 en 31 december 2009 dan wel de gegevens waar het eerder op de KB Lux gestalde vermogen in 2009 wordt aangehouden. Bij brief van 14 mei 2012 heeft eiseres ontkend dat zij of erflater een buitenlandse bankrekening heeft of heeft gehad en verwijst zij naar eerder gevoerde correspondentie hierover. Bij brief van 25 juni 2012 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen om van de aangifte van eiseres voor het jaar 2009 af te wijken. Vervolgens heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikking gegeven, waarin verweerder eiseres heeft verzocht om als rekeninghouder van voormelde rekening nadere gegevens en inlichtingen over die rekening te verstrekken.
Geschil5. In geschil is of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft gegeven.
6.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de informatiebeschikking. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
7.
Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
8.
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Awr is een ieder verplicht desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verschaffen en bescheiden over te leggen die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen. Indien met betrekking tot een – voor zover hier van belang – op te leggen aanslag niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 47 van de Awr, kan de inspecteur dit op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Awr vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (de informatiebeschikking).
9.
De rechtbank stelt voorop dat in het onderhavige geval voor de beoordeling van de vraag of de gegeven informatiebeschikking rechtmatig is, van belang is of eiseres, met hetgeen zij aan informatie heeft verstrekt, heeft voldaan aan de op haar rustende informatieverplichting van, in dit geval, artikel 47 van de Awr. Verweerder neemt het standpunt in dat dit niet het geval is. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat op verweerder de last rust om dit aannemelijk te maken.
10.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiseres niet aan de op haar rustende informatieverplichting heeft voldaan. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat eiseres, zoals hiervoor onder 4. is overwogen, de vragenbrief van verweerder van 20 april 2012 heeft beantwoord en aldus informatie heeft verstrekt. Met betrekking tot de juistheid en volledigheid van de door eiseres verstrekte informatie, overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat erflater een rekening heeft (gehad) bij de KB Lux. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover in de uitspraak van heden betreffende de onder het procesverloop vermelde beroepen van eiseres, zaaknummers SGR 13/1368 t/m SGR 13/1370 , en de beroepen van de erven van de echtgenoot van eiseres, zaaknummers SGR 13/440, SGR 13/1384 t/m SGR 13/1388 en SGR 13/1390 (waarvan afschriften aan de onderhavige uitspraak zijn gehecht), heeft overwogen. Gelet op het vorenstaande kan niet worden geconcludeerd dat eiseres met haar brief van 14 mei 2012 onjuiste dan wel onvolledige informatie aan verweerder heeft verstrekt. Van schending van de informatieverplichting is dus geen sprake, zodat de informatiebeschikking ten onrechte ten aanzien van eiseres is gegeven.
11.
Het beroep is derhalve gegrond.
Proceskosten
12.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de informatiebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, voorzitter, en mr. K.M. Braun en
mr. I. Obbink-Reijngoud, leden, in aanwezigheid van mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 september 2013.
itter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep