ECLI:NL:RBDHA:2013:11805

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
AWB 12/30375
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2013 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van eiseres, een Tibetaanse vrouw van Chinese nationaliteit. De aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen op basis van een taalanalyse die concludeerde dat eiseres niet te herleiden was tot de spraakgemeenschap binnen China. De rechtbank oordeelde dat de taalanalyse niet op de juiste wijze was geparafeerd, waardoor het voor zowel eiseres als de rechtbank niet te controleren was of het rapport zorgvuldig was opgesteld. De rechtbank stelde vast dat de taalanalist geen expertise had op het gebied van de dialecten die in het herkomstgebied van eiseres worden gesproken. Bovendien was de conclusie van de taalanalyse, die stelde dat eiseres geen actieve kennis van het Mandarijn had, niet onderbouwd, gezien het feit dat in het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken werd vermeld dat niet kon worden uitgesloten dat Tibetanen geen Mandarijn spreken. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte had aangenomen dat de taalanalyse inzichtelijk en concludent was, en vernietigde het bestreden besluit. Verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 954,--.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 12/30375
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen:

[eiseres] ,

geboren op [geboortedag] 1980, van Chinese nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: M.J. Baaij
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, rechtsopvolger van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel
verweerder,
gemachtigde: mr. P.P. Zweedijk, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2012 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 7 maart 2012 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Op 24 september 2012 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig [tolk] , tolk in de Tibetaanse taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Asielrelaas

Eiseres is opgegroeid in het dorpje [dorp] , district [district] , provincie [provincie] , China. Zij is van Tibetaanse afkomst. De vader van eiseres is vanwege zijn activiteiten voor de Tibetaanse zaak rond 1990 opgepakt door de Chinese machthebbers. Hij is ongeveer anderhalf jaar lang gedetineerd geweest. Gedurende zijn detentie is hij gemarteld. Na zijn vrijlating was hij ernstig verzwakt en in de war. Ongeveer anderhalf jaar later stierf hij. In april 2008 is de echtgenoot van eiseres vanwege een conflict met de Chinese autoriteiten gearresteerd. Hij is vastgehouden tot september 2011. In detentie is hij gemarteld. Bij zijn vrijlating was hij als gevolg hiervan zeer verzwakt. Kort na zijn vrijlating is hij overleden. Op 9 november 2011 was er een rouwdienst bij eiseres thuis vanwege het overlijden van haar echtgenoot. Hierbij waren ook monniken aanwezig. Twee politie agenten hebben tijdens de rouwdienst een inval verricht. Hierbij ontdekte de politie foto’s van de Dalai Lama. Deze foto’s werden verscheurd. Hierop is een handgemeen ontstaan, waarbij onder andere door eiseres leuzen zijn geroepen voor een vrij Tibet. Ook heeft zij een van de politie agenten geslagen en verwond. Nadat de politie zich had teruggetrokken hebben de aanwezige monniken eiseres geadviseerd te vluchten. Hierop is eiseres China ontvlucht.

Overwegingen

Feiten
1.
Op 10 mei 2012 is in opdracht van verweerder door Bureau Land en Taal een rapport van een taalanalyse uitgebracht. De conclusie van dat rapport is dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen China, maar eenduidig te herleiden is tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal. Deze conclusie is gebaseerd op de uitspraak, woordkeuze en grammatica van het door eiseres gesproken Tibetaans en de afwezigheid van enige actieve kennis van het Mandarijn.
Regelgevend kader
2.1
Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan, voor zover hier van belang, een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die vluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan:
1°. doodstraf of executie;
2°. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3°. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
2.2
Artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 wordt afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Op grond van het tweede lid, aanhef en onder f, van genoemd artikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
2.3
Volgens het beleid van verweerder moet, indien zich een van de gevallen als bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Vw 2000 voordoet, van het asielrelaas een positieve overtuigingskracht uitgaan. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mogen in het relaas dan geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen.
Oordeel van de rechtbank
3.
In geding is of verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden heef afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid in samenhang met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f van de Vw 2000.
4.1
Verweerder stelt zich allereerst op het standpunt dat eiseres toerekenbaar geen dan wel onvoldoende documenten heeft overgelegd om haar nationaliteit, identiteit, reisroute en asielrelaas te staven. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat zij, gegeven de macht die de reisagent over haar had, gedwongen was haar reisdocumenten aan hem af te geven. Verweerder heeft aangegeven zich te verzetten tegen het eerst ter zitting indienen van deze beroepsgrond.
4.2
De rechtbank stelt vast dat eiseres weliswaar in de zienswijze argumenten heeft ingebracht betreffende het niet toerekenbaar ontbreken van identiteits- en reisdocumenten, maar dit niet heeft herhaald of ingelast in de gronden van het beroep. De vraag of hetgeen hieromtrent ter zitting naar voren is gebracht in beroep kan worden betrokken, kan in het midden blijven, gelet op het volgende. Door eiseres zijn geen gronden ingebracht tegen het toerekenbaar niet overleggen van documenten ter staving van het asielrelaas. Nu het voor het tegenwerpen van het ontbreken van documenten al voldoende is als ten aanzien van één van de elementen identiteit, nationaliteit, reisroute of asielrelaas toerekenbaar documenten ontbreken, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank reeds om deze reden in redelijkheid het ontbreken van documenten aan eiseres kunnen tegenwerpen.
5.1
De rechtbank zal vervolgens ingaan op de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas van eiseres positieve overtuigingskracht ontbeert.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat gerede twijfel is ontstaan aan de identiteit en nationaliteit van eiseres, nu zij deze op geen enkele wijze heeft onderbouwd en gezien haar herkomst en levensloop van haar verwacht mag worden dat zij een zekere actieve kennis van het Mandarijn heeft terwijl ze die niet bezit. Gezien die twijfel heeft verweerder een taalkundig onderzoek laten uitvoeren. Nu uit de taalanalyse is gebleken dat eiseres eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen China, maar eenduidig herleidbaar is tot een Tibetaanse migrantengemeenschap in India of Nepal, is niet geloofwaardig dat eiseres de door haar gestelde identiteit en nationaliteit heeft. Reeds om deze reden wordt geen geloof gehecht aan de door eiseres afgelegde verklaringen omtrent de problemen die zij stelt te hebben ondervonden in China.
5.3
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen geloof hecht aan haar gestelde identiteit en nationaliteit. Het rapport van de taalanalyse is niet zorgvuldig tot stand gekomen, is naar inhoud niet inzichtelijk en concludent en kan daarom niet aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Eiseres brengt daartoe het volgende naar voren. Het rapport is ten onrechte niet ondertekend en geparafeerd door de taalanalist en de linguist. De taalanalist is niet afkomstig uit Tibet en het is onduidelijk op basis waarvan hij deskundig is ten aanzien van de dialecten gesproken in het herkomstgebied van eiseres. Tot slot heeft de taalanalist in de taalanalyse ten onrechte opgenomen dat van eiseres verwacht mag worden dat zij enige actieve kennis heeft van het Mandarijn, de nationale taal van China.
5.4
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 december 2009, LJN: BK8644) volgt dat er in beginsel vanuit mag worden gegaan dat een vanwege verweerder door het BLT verrichte taalanalyse tot stand is gekomen onder verantwoordelijkheid van een ter zake deskundige linguïst waarvan de kwaliteit voldoende is gewaarborgd en dat de ingeschakelde taalanalist op zorgvuldige wijze is geselecteerd en onder voortdurende kwaliteitscontrole staat. Niettemin dient verweerder, indien en voor zover hij tot het laten verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van te vergewissen dat de taalanalyse naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
Indien de taalanalyse naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is, kan de vreemdeling, gegeven de ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 op hem rustende last, de bij verweerder gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel slechts door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen.
5.5
Gelet op deze jurisprudentie moet in het onderhavige geval door de rechtbank worden beoordeeld of de taalanalyse van 10 mei 2012 naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
5.6
De rechtbank stelt vast dat in de Vakbijlage Taalanalyse van Bureau Land en Taal, september 2007, staat vermeld dat het rapport taalanalyse wordt geparafeerd door de taalanalist (laatste pagina) en de linguïst (elke pagina). Tussen partijen is niet in geschil dat het onderhavige rapport taalanalyse door de taalanalist noch door de linguïst op de in vakbijlage voorgeschreven wijze is geparafeerd. Verweerder heeft in dit kader aangevoerd dat nu sinds enige tijd gebruik wordt gemaakt van het digitale systeem Indigo, de rapporten niet meer op de in de vakbijlage genoemde wijze worden geparafeerd. De vakbijlage is op dit onderdeel verouderd. Verweerder kan uit de systemen echter aflezen dat het rapport afkomstig is van Bureau Land en Taal en van welke taalanalist en linguïst. Verweerder acht dat afdoende. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Deze wijziging van werkwijze heeft immers tot gevolg dat het op deze wijze voor eiseres noch voor de rechtbank te controleren is of het rapport is opgesteld door de betreffende taalanalist en is gecontroleerd door de via de betreffende linguïst.
5.7
De rechtbank stelt verder vast dat in het rapport taalanalyse is opgenomen dat de taalanalist is geboren in een Tibetaanse migrantengemeenschap in India, moedertaalspreker is van het (Standaard) Tibetaans en daarnaast uit eigen waarnemingen een uitgebreide kennis heeft van verschillende Tibetaanse dialecten die gangbaar zijn in China. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat uit deze gegevens niet duidelijk wordt of de taalanalist expertise heeft op het gebied van de dialecten die worden gesproken in het gestelde herkomstgebied van eiseres. Hij is immers zelf niet afkomstig uit die gebieden en evenmin is duidelijk hoe hij kennis over deze dialecten heeft verkregen. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat de zinsnede “uit eigen waarnemingen” in zijn algemeenheid betekent dat de taalanalist daaromtrent een studie heeft gevolgd of onderzoek heeft verricht. De rechtbank acht deze ter zitting opgeworpen verklaring onvoldoende.
5.8
Tot slot stelt de rechtbank vast dat de conclusie in de taalanalyse dat eiseres eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen China, maar eenduidig te herleiden is tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal, mede is gebaseerd op afwezigheid van enige actieve kennis bij eiseres van het Mandarijn, de nationale taal van China. De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt.
In het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van juni 2010 is het volgende opgenomen;
“ Het Mandarijn/Putonghua en het Tibetaans (Lhasa standaard Tibetaan) zijn de officiële talen van de Tibetan Autonomous Region. Het Mandarijn/ Putonghua wordt vanaf de lagere school aan de kinderen onderwezen en wordt door het overheidspersoneel gesproken. Door de media wordt zowel het Tibetaans als het Mandarijn/Putonghua gebruikt. In de vroegere provincie Tibet spreekt men het zogenaamd Lhasa dialect van het Tibetaans. Daarnaast spreken de meeste Tibetanen die uit de stad komen en onderwijs hebben genoten, ook redelijk Mandarijn/Putonghua. Toch kan niet worden uitgesloten dat er Tibetanen zijn die helemaal geen Chinees spreken, bijvoorbeeld omdat zij nauwelijks tot geen onderwijs hebben genoten.”
Niet is in geschil dat eiseres geen schoolopleiding heeft genoten. Nu in het ambtsbericht is opgenomen dat niet kan worden uitgesloten dat er Tibetanen zijn die helemaal geen Chinees spreken bijvoorbeeld omdat zij nauwelijks tot geen onderwijs hebben genoten, is de rechtbank van oordeel dat de conclusie in de taalanalyse dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen China, maar eenduidig te herleiden is tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal taalanalyse mede omdat zij geen actieve kennis heeft van het Mandarijn, op dit punt feitelijke grondslag mist.
5.9
Gelet op hetgeen vermeld onder de punten 5.6 tot en met 5.8 is de rechtbank van oordeel dat verweerder er ten onrechte van uit is gegaan dat de taalanalyse naar inhoud inzichtelijke en concludent en naar wijze van totstandkoming zorgvuldig is. De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2012, 201104806/1/v4 ( te vinden op www.raadvanstate.nl).
5.1
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, zodat sprake is van strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 954,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,-- en een wegingsfactor 1).
7.
Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten betalen aan de griffier.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak; en
-veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 954
--(zegge: negenhonderdvierenvijftig euro), te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: AvT
Coll.: AM
D: C
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.