3.In geding is of verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden heef afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid in samenhang met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f van de Vw 2000.
4.1Verweerder stelt zich allereerst op het standpunt dat eiseres toerekenbaar geen dan wel onvoldoende documenten heeft overgelegd om haar nationaliteit, identiteit, reisroute en asielrelaas te staven. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat zij, gegeven de macht die de reisagent over haar had, gedwongen was haar reisdocumenten aan hem af te geven. Verweerder heeft aangegeven zich te verzetten tegen het eerst ter zitting indienen van deze beroepsgrond.
4.2De rechtbank stelt vast dat eiseres weliswaar in de zienswijze argumenten heeft ingebracht betreffende het niet toerekenbaar ontbreken van identiteits- en reisdocumenten, maar dit niet heeft herhaald of ingelast in de gronden van het beroep. De vraag of hetgeen hieromtrent ter zitting naar voren is gebracht in beroep kan worden betrokken, kan in het midden blijven, gelet op het volgende. Door eiseres zijn geen gronden ingebracht tegen het toerekenbaar niet overleggen van documenten ter staving van het asielrelaas. Nu het voor het tegenwerpen van het ontbreken van documenten al voldoende is als ten aanzien van één van de elementen identiteit, nationaliteit, reisroute of asielrelaas toerekenbaar documenten ontbreken, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank reeds om deze reden in redelijkheid het ontbreken van documenten aan eiseres kunnen tegenwerpen.
5.1De rechtbank zal vervolgens ingaan op de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het asielrelaas van eiseres positieve overtuigingskracht ontbeert.
5.2Verweerder stelt zich op het standpunt dat gerede twijfel is ontstaan aan de identiteit en nationaliteit van eiseres, nu zij deze op geen enkele wijze heeft onderbouwd en gezien haar herkomst en levensloop van haar verwacht mag worden dat zij een zekere actieve kennis van het Mandarijn heeft terwijl ze die niet bezit. Gezien die twijfel heeft verweerder een taalkundig onderzoek laten uitvoeren. Nu uit de taalanalyse is gebleken dat eiseres eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen China, maar eenduidig herleidbaar is tot een Tibetaanse migrantengemeenschap in India of Nepal, is niet geloofwaardig dat eiseres de door haar gestelde identiteit en nationaliteit heeft. Reeds om deze reden wordt geen geloof gehecht aan de door eiseres afgelegde verklaringen omtrent de problemen die zij stelt te hebben ondervonden in China.
5.3Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen geloof hecht aan haar gestelde identiteit en nationaliteit. Het rapport van de taalanalyse is niet zorgvuldig tot stand gekomen, is naar inhoud niet inzichtelijk en concludent en kan daarom niet aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Eiseres brengt daartoe het volgende naar voren. Het rapport is ten onrechte niet ondertekend en geparafeerd door de taalanalist en de linguist. De taalanalist is niet afkomstig uit Tibet en het is onduidelijk op basis waarvan hij deskundig is ten aanzien van de dialecten gesproken in het herkomstgebied van eiseres. Tot slot heeft de taalanalist in de taalanalyse ten onrechte opgenomen dat van eiseres verwacht mag worden dat zij enige actieve kennis heeft van het Mandarijn, de nationale taal van China.
5.4Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 december 2009, LJN: BK8644) volgt dat er in beginsel vanuit mag worden gegaan dat een vanwege verweerder door het BLT verrichte taalanalyse tot stand is gekomen onder verantwoordelijkheid van een ter zake deskundige linguïst waarvan de kwaliteit voldoende is gewaarborgd en dat de ingeschakelde taalanalist op zorgvuldige wijze is geselecteerd en onder voortdurende kwaliteitscontrole staat. Niettemin dient verweerder, indien en voor zover hij tot het laten verrichten van een taalanalyse overgaat en deze aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van te vergewissen dat de taalanalyse naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
Indien de taalanalyse naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is, kan de vreemdeling, gegeven de ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 op hem rustende last, de bij verweerder gerezen en door de taalanalyse niet weggenomen twijfel slechts door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen.
5.5Gelet op deze jurisprudentie moet in het onderhavige geval door de rechtbank worden beoordeeld of de taalanalyse van 10 mei 2012 naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.
5.6De rechtbank stelt vast dat in de Vakbijlage Taalanalyse van Bureau Land en Taal, september 2007, staat vermeld dat het rapport taalanalyse wordt geparafeerd door de taalanalist (laatste pagina) en de linguïst (elke pagina). Tussen partijen is niet in geschil dat het onderhavige rapport taalanalyse door de taalanalist noch door de linguïst op de in vakbijlage voorgeschreven wijze is geparafeerd. Verweerder heeft in dit kader aangevoerd dat nu sinds enige tijd gebruik wordt gemaakt van het digitale systeem Indigo, de rapporten niet meer op de in de vakbijlage genoemde wijze worden geparafeerd. De vakbijlage is op dit onderdeel verouderd. Verweerder kan uit de systemen echter aflezen dat het rapport afkomstig is van Bureau Land en Taal en van welke taalanalist en linguïst. Verweerder acht dat afdoende. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Deze wijziging van werkwijze heeft immers tot gevolg dat het op deze wijze voor eiseres noch voor de rechtbank te controleren is of het rapport is opgesteld door de betreffende taalanalist en is gecontroleerd door de via de betreffende linguïst.
5.7De rechtbank stelt verder vast dat in het rapport taalanalyse is opgenomen dat de taalanalist is geboren in een Tibetaanse migrantengemeenschap in India, moedertaalspreker is van het (Standaard) Tibetaans en daarnaast uit eigen waarnemingen een uitgebreide kennis heeft van verschillende Tibetaanse dialecten die gangbaar zijn in China. Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat uit deze gegevens niet duidelijk wordt of de taalanalist expertise heeft op het gebied van de dialecten die worden gesproken in het gestelde herkomstgebied van eiseres. Hij is immers zelf niet afkomstig uit die gebieden en evenmin is duidelijk hoe hij kennis over deze dialecten heeft verkregen. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat de zinsnede “uit eigen waarnemingen” in zijn algemeenheid betekent dat de taalanalist daaromtrent een studie heeft gevolgd of onderzoek heeft verricht. De rechtbank acht deze ter zitting opgeworpen verklaring onvoldoende.
5.8Tot slot stelt de rechtbank vast dat de conclusie in de taalanalyse dat eiseres eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen China, maar eenduidig te herleiden is tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal, mede is gebaseerd op afwezigheid van enige actieve kennis bij eiseres van het Mandarijn, de nationale taal van China. De rechtbank overweegt te dien aanzien als volgt.
In het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van juni 2010 is het volgende opgenomen;
“ Het Mandarijn/Putonghua en het Tibetaans (Lhasa standaard Tibetaan) zijn de officiële talen van de Tibetan Autonomous Region. Het Mandarijn/ Putonghua wordt vanaf de lagere school aan de kinderen onderwezen en wordt door het overheidspersoneel gesproken. Door de media wordt zowel het Tibetaans als het Mandarijn/Putonghua gebruikt. In de vroegere provincie Tibet spreekt men het zogenaamd Lhasa dialect van het Tibetaans. Daarnaast spreken de meeste Tibetanen die uit de stad komen en onderwijs hebben genoten, ook redelijk Mandarijn/Putonghua. Toch kan niet worden uitgesloten dat er Tibetanen zijn die helemaal geen Chinees spreken, bijvoorbeeld omdat zij nauwelijks tot geen onderwijs hebben genoten.”
Niet is in geschil dat eiseres geen schoolopleiding heeft genoten. Nu in het ambtsbericht is opgenomen dat niet kan worden uitgesloten dat er Tibetanen zijn die helemaal geen Chinees spreken bijvoorbeeld omdat zij nauwelijks tot geen onderwijs hebben genoten, is de rechtbank van oordeel dat de conclusie in de taalanalyse dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen China, maar eenduidig te herleiden is tot een Tibetaanse spraakgemeenschap in India of Nepal taalanalyse mede omdat zij geen actieve kennis heeft van het Mandarijn, op dit punt feitelijke grondslag mist.
5.9Gelet op hetgeen vermeld onder de punten 5.6 tot en met 5.8 is de rechtbank van oordeel dat verweerder er ten onrechte van uit is gegaan dat de taalanalyse naar inhoud inzichtelijke en concludent en naar wijze van totstandkoming zorgvuldig is. De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2012, 201104806/1/v4 ( te vinden op www.raadvanstate.nl).
5.1Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd, zodat sprake is van strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.