ECLI:NL:RBDHA:2013:11782
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen in verband met medische redenen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Guinese vreemdeling, had een aanvraag ingediend om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij vreesde voor uitzetting in verband met zijn medische toestand. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) had zijn aanvraag afgewezen, waarna verzoeker bezwaar had gemaakt en beroep had ingesteld. Hij verzocht de voorzieningenrechter om uitzetting te voorkomen totdat er een beslissing op zijn beroep was genomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de IND zich had gebaseerd op adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA), waaruit bleek dat verzoeker in staat was om te reizen, mits er medische voorzieningen aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de IND aan zijn vergewisplicht had voldaan en dat de medische zorg in Guinee adequaat was geregeld. Verzoeker had aangevoerd dat de medische zorg in Guinee niet veilig was en dat er risico's waren voor zijn gezondheid, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de IND voldoende had aangetoond dat verzoeker de nodige zorg zou ontvangen na zijn uitzetting.
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening was dat de IND terecht had geoordeeld dat verzoeker kon worden uitgezet, mits aan de medische voorwaarden werd voldaan. De voorzieningenrechter benadrukte dat verzoeker niet zou worden uitgezet als niet aan alle reisvoorwaarden kon worden voldaan. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.