Op 12 september 2013 heeft de Rechtbank Den Haag een 13-jarige jongen veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur voor opzettelijke brandstichting bij een autosloperij. De brand, die op 1 april 2013 ontstond, resulteerde in de verbranding van bijna alle auto’s op het terrein, die eigendom waren van het autobedrijf of klanten. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn gebrek aan strafblad en het feit dat het om een uit de hand gelopen kwajongensstreek ging. De verdachte betuigde oprechte spijt en had de gevolgen van zijn daad niet kunnen overzien.
Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte samen met vier andere jongens naar het terrein van de autosloperij was gegaan. Hij stak met een aansteker brand in een auto, waarna hij en zijn vrienden wegrenden toen het vuur niet meer te blussen was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijke brandstichting, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De verdediging voerde aan dat de verdachte, gezien zijn IQ van 80, niet toerekeningsvatbaar was, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank vond dat de verdachte strafbaar was, maar hield rekening met zijn omstandigheden bij de strafoplegging.
De officier van justitie had een werkstraf van 80 uur geëist, maar de rechtbank legde een werkstraf van 40 uur op, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie. De benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter moest indienen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken.