Uitspraak
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V.,gevestigd te Amsterdam,
[gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
Procedure
- de dagvaarding van 14 maart 2012;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie;
- de bij pleidooi ter zitting op 13 maart 2013 overgelegde pleitnota’s.
- de door partijen in het geding gebrachte producties.
Feiten
Vordering en verweer in conventie
- een bedrag ad € 6.140,90 terzake contractnummer 25100139, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 april 2006;
- een bedrag ad € 833,-- terzake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
- de proceskosten.
De overeenkomst is tot stand gekomen door bemiddeling van Spaar Select B.V. als tussenpersoon. Gebleken is dat de tussenpersoon als zogenaamde cliëntenremisier niet bevoegd was om zelfstandig een dergelijk advies te verstrekken. Op grond van artikel 6:76 BW is Dexia aansprakelijk voor het handelen en nalaten van de tussenpersoon.
Bij het aangaan van de overeenkomst is hij noch door de tussenpersoon, noch door Dexia gewezen op de specifieke risico’s van effectenleaseproducten. Daarnaast kennen effectenleaseproducten gebreken die niet gelden voor gewoon beleggen. Deze specifieke risico’s en gebreken kunnen niet worden beschouwd als feiten van algemene bekendheid en als leek op beleggingsgebied beschikte hij ook niet over de bekwaamheid om deze te onderkennen. Dexia heeft haar dubbele zorgplicht jegens hem geschonden en is aansprakelijk voor de schade die hij daardoor heeft geleden. Van eigen schuld aan zijn kant is geen sprake. De betreffende jurisprudentie van de HR is in zijn geval niet van toepassing, althans laat ruimte voor een afwijkende beoordeling, omdat de Hoge Raad daarin uitgegaan is van onjuiste uitgangspunten. Niet alleen dient de restschuld voor rekening van Dexia te komen, maar ook (een groot deel van) de door hem betaalde inleg.
Subsidiair voert [gedaagde] aan dat Dexia hem het aangaan van de overeenkomst had moeten ontraden omdat deze voor hem het risico van een onaanvaardbaar zware last inhield. De in de jurisprudentie ontwikkelde regel, dat in dat geval tweederde deel van de betaalde inleg en de restschuld voor rekening van Dexia komt en éénderde deel voor rekening van de belegger, doet geen recht aan de aan de mate waarin elk van partijen een verwijt treft van het ontstaan van de schade. Daarom dient de gehele schade, betaalde inleg en restschuld, voor rekening van Dexia te komen.
Bij conclusie van dupliek heeft hij zich voorts nog op het standpunt dat het niet redelijk is om het uit de voorafgaande overeenkomst behaalde voordeel te verrekenen met zijn schade uit de onderhavige overeenkomst.
Tenslotte bestrijdt [gedaagde] de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
Vordering en verweer in reconventie
Beoordeling in conventie en in reconventie
€ 5.823,01 aan [gedaagde] terug dient te betalen. De juistheid van de daaraan door Dexia ten grondslag gelegde berekening is door [gedaagde] niet weersproken, zodat daarvan kan worden uitgegaan.
Ten tijde van het aangaan van de overeenkomst was hij 35 jaar oud. Hij had een MBO-opleiding en was werkzaam als werkleider. Zijn echtgenote was 33 jaar oud en werkzaam als huisvrouw. Zij leed aan de ziekte van Crohn. Zij hadden twee minderjarig thuiswonende kinderen. Het netto gezinsinkomen bedroeg € 1.884,66 per maand. Hij had weinig vermogen en wilde de opbrengst van de overeenkomst gebruiken om te zijner tijd vervroegd met pensioen te kunnen gaan. Verder heeft hij verwezen naar de door hem als producties 2 tot en met 4 bij zijn conclusie van antwoord overgelegde stukken, waaronder biljetten van een proces 1998 van de belastingdienst. Als Dexia voldaan had aan haar onderzoeksplicht dan zou gebleken zijn dat hij naar redelijke verwachting niet in staat was om de mogelijke maximale restschuld uit de overeenkomst te dragen. Op grond hiervan – zo stelt [gedaagde] – moet in zijn geval gelden dat de gehele schade, bestaande uit de restschuld én de door hem betaalde inleg, voor rekening van Dexia komt.
€ 250,--).
Toewijsbaar is een bedrag ad € 833,-- overeenkomstig het gebruikelijke tarief volgens de zogenaamde kantonrechtersstaffel als vermeld in het rapport Voor-Werk II van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (het gaat immers om een vordering die vóór 1 juli 2012 is ontstaan) en is afhankelijk van de uiteindelijke hoogte van de vordering, zodat dit derhalve thans nog niet vastgesteld worden.
(3 punten à € 250,-- x 0,5).