In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 juni 2013 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Guinese vreemdelinge. De vreemdelinge had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die eerder was afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Ter onderbouwing van haar aanvraag overhandigde zij een rapport van de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International, waarin werd geconcludeerd dat de littekens op haar lichaam consistent waren met haar verklaringen over mishandelingen en verkrachtingen in haar land van herkomst. De rechtbank oordeelde dat de vreemdelinge voldoende bewijs had geleverd dat haar littekens en psychische klachten het gevolg waren van de gestelde mishandelingen.
De rechtbank stelde vast dat de reactie van de verweerder, die stelde dat de littekens ook andere oorzaken konden hebben, niet volstond. De rechtbank vond dat de verweerder onvoldoende had onderbouwd waarom het asielrelaas van de vreemdelinge ongeloofwaardig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De rechtbank droeg de verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de door de vreemdelinge ingebrachte stukken opnieuw beoordeeld moesten worden. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vreemdelinge.
Deze uitspraak benadrukt het belang van medische rapportages in asielprocedures en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de geloofwaardigheid van asielverhalen, vooral wanneer deze ondersteund worden door deskundige rapporten.