Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 september 2013
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
In aanvulling op het vorenstaande heeft verzoeker zich in de beroepsgronden op het standpunt gesteld dat verweerder zich er ten onrechte niet van heeft vergewist dat de asielprocedure in Malta voldoende waarborgen biedt ter voorkóming van schending van artikel 3 van het EVRM bij uitzetting naar Libië. Volgens hem blijkt uit de overgelegde informatie en zijn relaas dat Malta hem in strijd met artikel 3 van het EVRM zal uitzetten naar Libië.
Vo 343/2003 overgedragen vreemdelingen bij aankomst in Malta standaard worden gedetineerd. Het door verzoeker overgelegde rapport van Pro Asyl van 11 mei 2012 vermeldt dat een Dublinclaimant wel het risico loopt om te worden gedetineerd indien hij eerder in Malta uit een detentiecentrum is ontsnapt of omdat hij met valse papieren Malta is uitgereisd dan wel in Nederland onder een andere naam is geregistreerd dan in Malta. Nu uit de gedingstukken blijkt dat verzoekers paspoort – dat is voorzien van een door de Maltese ambassade in Tripoli afgegeven visum – op naam staat van [naam 1], geboren op [geboortedatum 2] en van Libische nationaliteit, terwijl verzoeker in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend onder de naam [naam 2], geboren op [geboortedatum 1] en van Libische nationaliteit, heeft verweerder in het onderhavige geval dan ook niet kunnen volstaan met de enkele overweging dat asielzoekers bij overdracht aan Malta niet standaard in vreemdelingenbewaring worden geplaatst en dat reeds daarom de detentieomstandigheden niet aan overdracht in de weg staan. Ter zitting heeft verweerder in dit verband nog betoogd dat genoemd rapport van Pro Asyl de situatie in Malta in september 2011 beschrijft, terwijl uit de brief van de Maltese minister van Binnenlandse Zaken van 23 maart 2012 – die betrekking heeft op een latere periode – blijkt dat vreemdelingendetentie alleen wordt toegepast in geval van toegangsweigering dan wel in geval tegen een persoon een ‘removal order’ wordt uitgevaardigd. Hiervan is in casu echter geen sprake, zodat het niet aannemelijk is dat verzoeker bij zijn overdracht naar Malta gedetineerd wordt, aldus verweerder ter zitting. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat de door verweerder ter zitting genoemde brief van de Maltese minister van Binnenlandse Zaken van 23 maart 2012 niet aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, geen onderdeel uitmaakt van het dossier en ook niet ter zitting is overgelegd door de gemachtigde van verweerder. Derhalve zal de voorzieningenrechter de (gestelde) inhoud van deze brief niet bij haar beoordeling betrekken.
Beslissing
uitspraak is overwogen;
€ 944,00.